20 MAANDAG 4 MAART 1929. gestelde rekening, dienst 1927, en van de goedgekeurde be grooting, dienst 1929, beide van den Districts-Keuringsdienst van Waren. 5*. Mededeeling van Mevrouw H. A. Koning—van Wermes- kerken, dat zij hare benoeming tot Regentes van het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis aanneemt. 6°. Dispositie van Gedep. Staten, ten geleide van het goed gekeurd raadsbesluit tot verhooging van eenige posten der begrooting, dienst 1928, waarvan de raming te laag is gebleken. Worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Verslag van de Commissie tot wering van Schoolverzuim omtrent hare werkzaamheden over 1928. Zal worden opgenomen in het Gemeenteverslag. 2°. Missive van de Maatschappij der Nederlandsche Letter kunde te Leiden, in zake den wederopbouw van het Raadhuis en den toren en de vernieuwing van het Carillon. Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. 3°. Adhaesiebetuigingen van de afdeeling Leiden van de Landelijke Federatie van Bouwvakarbeiders in Nederland en 5 anderen, aan het adres van de Landelijke Federatie van Bouwvakarbeiders in Nederland en van den NederlandsChen Federatieven Bond van Personeel in Openbaren Dienst, in zake de uitvoering van bouwwerken der gemeente in eigen beheer. Zullen worden behandeld tegelijk met het adres. 4°. Mededeeling van de afdeeling Leiden van den Bond van Hotel-, Café- en Restaurantpersoneel in Nederland, dat zij intrekt haar verzoek om maatregelen te treffen, welke leiden tot vervroegde sluiting van koffiehuizen, enz. op Oude jaarsavond. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten de mededeeling aan te nemen voor kennisgeving. De Voorzitter constateert, dat het adres hiermede is ver vallen. 5°. Verzoek van den heer van Es om aan Burgemeester en Wethouders eenige vragen te mogen stellen, omtrent het maken van propaganda tegen het bijzonder onderwijs in een Ouderavond van de Opleidingsschool voor U. L. O. aan den Maresingel B. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten het verzoek toe te staan en de interpellatie te doen houden na afloop van de gedrukte agenda. 6°. Amendement van den heer Vallentgoed op artikel 3 van de verordening, regelende het verleenen van wachtgeld en pensioen aan de Wethouders. De Voorzitter stelt voor dit amendement niet toelaatbaar te verklaren, daar door aanneming daarvan zou worden terug gekomen op een vroeger genomen besluit, zonder dat het, zooals het Reglement van Orde eischt, op den oproepingsbrief is vermeld. Spreker stelt echter voor de beslissing daaromtrent aan te houden, tot punt 11 der agenda aan de orde komt. Daartoe wordt besloten. 7°. Verzoek van den heer van Stralen om Burgemeester en Wethouders te mogen interpelleeren omtrent de door hen genomen maatregelen in verband met den langdurigen en strengen winter en de groote werkloosheid. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten de gevraagde toestemming te verleenen en de interpellatie te doen houden na afloop van de gedrukte agenda. 8°. Verzoek van W. Serné Sr. om belast te worden met den afvoer der afvalstoffen van de vuilverwijdering. Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. 9°. Verzoek van den heer Sijtsma om eenige vragen te mogen stellen met betrekking tot den brand van het Raadhuis. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten de gevraagde toestemming te verleenen en de interpellatie te doen houden na afloop van de gedrukte agenda. Aan de orde is alsnu: I. Voorstel: a. tot ontbinding van de huurovereenkomst met N. Smit, betreffende het perceel Lammermarkt 36; b. tot verhuring van het sub a genoemd perceel aan het Nederlandsche Leger des Heils. (Zie Ing. St. No. 26). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. II. Voorstel tot verhuring van het perceel Heerenstraat 48, aan P. J. den Ambtman Jr., zulks met intrekking van het Raadsbesluit van 22 November 1926. (Zie Ing. St. No. 27). De heer van Stralen vestigt er de aandacht op, dat blijkens de stukken Burgemeester en Wethouders en de Commissie van Fabricage een huur van 728.— voor dit perceel te hoog achten. Bij de behandeling op 22 November 1926 is door de groep, waartoe spreker behoort, te kennen gegeven, dat de voorgestelde huurprijs te hoog was, wat toen door Burgemeester en Wethouders werd ontkend. Een voorstel van sprekers zijde, om door een deskundige commissie den huurprijs te laten schatten, is toen verworpen. In tegenstelling met thans vonden de leden van de Commissie van Fabricage den prijs toen niet te hoog. De geoefende critiek was toen dus juist. Spreker acht thans geen motieven aanwezig om te zeggen, dat na dien tijd de huur verlaagd moest worden, daar de huurprijzen in die jaren eerder zijn gestegen. Deze wijze van verhuring van gemeente-eigendommen komt spreker niet aan lokkelijk voor. Het staat z.i. wel vast, dat er indertijd een te hooge huur is gevraagd. Nu komt het wel eens voor, dat iemand, die een bepaald perceel graag wil hebben, een hooger bod doet teneinde de voorkeur te krijgen om later te trachten den huurprijs te verlagen. Een dergelijk geval acht spreker hier mogelijk aanwezig. In ieder geval zou spreker gaarne vernemen, waarom er thans een huurprijsverlaging wordt voorgesteld. De heer Heemskerk kan zich zeer goed vereenigen met het voorstel om den huurprijs te verlagen. Spreker herinnert er aan, dat de gemeente indertijd die hooge huur niet heeft gevraagd, maar dat er onder de aanbiedingen één bod was voor dien hoogen prijs. Uit dat oogpunt heeft spreker toen ook het voorstel van Burgemeester en Wethouders verdedigd. Z.i. moet men nu niet achteraf de schuld op de gemeente laden, maar eerder op den persoon zelf, die toen wat uit den band is gesprongen en die later tot de overtuiging is gekomen, dat een dergelijke huur voor hem niet was op te brengen. In ieder geval moet aan dit voorstel niet de gedachte worden verbonden, dat de gemeente indertijd een te hoogen prijs heeft gevraagd. De heer Splinter gelooft, dat de heer van Stralen eigenlijk al door den heer Heemskerk is beantwoord. De heer den Ambtman heeft in 1926 niet alleen dien prijs geboden, maar er waren er zelfs een of twee, die er nog bovenuit gingen. Er is toen uitsluitend gelet op een goeden huurder en men heeft niet dengene genomen, die den hoogsten huurprijs bood. Waar nu gebleken is, dat die huurprijs voor dezen tijd te hoog is, meent spreker, dat deze verlaagd moet worden tot een meer normaal bedrag, in dit geval 625. WaDneer de heer van Stralen zegt, dat tegenwoordig juist de huren weer verhoogd worden, wil spreker er toch diens aandacht op vestigen, dat de huizen, die vroeger vielen onder de werking van de Huurcommissie, thans voor een billijke huurprijsverhooging in aanmerking zijn gekomen. De gemeente zal overgaan tot een algeheele herziening der huren en de werkelijke huurwaarde door een onpartijdigen deskundige doen vaststellen; mocht verhooging of verlaging van den huurprijs van perceelen noodig blijken, dan zullen Burgemeester en Wethouders niet aarzelen die ook voor te stellen. De heer van Stralen heeft er geen bezwaren tegen, dat de huurprijzen van de gemeente-eigendommen door een des kundige zullen worden vastgesteldalleen vindt hij het jammer, dat dit bij deze perceelen ook niet is geschied. De heer Witmans heeft destijds gezegd, dat volgens de Huurcommissie dit per ceel 525.kon doen; desondanks heeft de Raad den huur prijs beduidend hooger gesteld. Al werd dit veroorzaakt, doordat er verschillende aanbiedingen waren, dan vindt spreker dat nog niet juist; het is verkeerd om zooveel meer voor een perceel te vragen dan de werkelijke huurwaarde. De heer Heemskerk beroept zich ook op die aanbiedingen, maar spreker heeft in de stukken gevonden, dat de heer Heemskerk die huur ook niet te boog vond. Ook de Commissie van Fabricage

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1929 | | pagina 2