Aug. L. Reimeringer,
32
schaffing van een onthardingsinstallatie van het waschwater
voor de som van ƒ8.000.te betalen uit de middelen van
het afschrijvings- en vernieuwingsfonds dier inrichtingen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 11 Maart 1929.
Zooals Uw College bekend is, geschiedt het wasschen van
het waschgoed onzer inrichtingen, alsmede van het lijf- en
linnengoed van de patiënten en het inwonend personeel in
het zich op het terrein van „Endegeest" bevindende wasch-
huis, dat eerst onlangs is uitgebreid en van nieuwe machines
voorzien. Voor het wasschen wordt zuinigheidshalve niet
van duinwater, doch van slootwater gebruik gemaakt, dat
evenwel wegens zijn samenstelling voor dit doel minder ge
schikt is. Dit water toch is in hooge mate kalkhoudend,
z.g. hard, zoodat voor een behoorlijke reiniging een over
vloedig gebruik van zeep, soda en brandstoffen noodig is,
terwijl het waschgoed zelf daardoor aan groote slijtage wordt
blootgesteld. Op voorstel van den Geneesheer-Directeur heef t
onze Commissie daarom overwogen zoo mogelijk aan deze
oneconomische wijze van wasschen een einde te maken.
Allereerst hebben wij daartoe boringen doen verrichten in
de hoop, dat het van groote diepte opgepompte grondwater
voor het beoogde doel van deugdelijker samenstelling zou
zijn. Toen wij echter in die verwachting werden bedrogen
en wij voorts tot de overtuiging waren gekomen, dat het
gebruik van duinwater veel te duur zou zijn dit water
is bovendien zonder meer evenmin als waschwater geschikt
bleef er niet veel anders over dan de aanschaffing van een
zgn. onthardingsinstallatie te overwegen. Voorgelicht door
een deskundige, Ir. C. de Waard te 's Gravenhage, is daartoe
ondershands aan verschillende firma's, welke zich op dit gebied
hebben gespecialiseerd, offerte gevraagd en aan de hand van
de daarop ingekomen aanbiedingen geeft onze adviseur op
grond van technische en financiëele overwegingen de voor
keur aan het Tymoor-apparaat, aangeboden door de N.V.
Machinefabriek Reineveld te Delft.
De kosten van het apparaat zelf bedragen 6100.waarbij
dan nog komen de kosten van vervoer en montage, die op
1900.worden begroot. Hoewel dus met de aanschaffing
van dit apparaat de niet onaanzienlijke uitgave in eens van
8000.is gemoeid, meenen wij toch, dat het aanbeveling
verdient daartoe over te gaan, omdat op den duur daar
tegenover compensatie zal worden gevonden in een zuiniger
gebruik van zeep, soda en brandstoffen, alsmede in een
langeren levensduur van het waschgoed.
Op grond van het bovenstaande en onder verwijzing voor
zooveel noodig naar het hiernevensgaand advies van Ir. de
Waard geven wij alsnu Uw College in overweging den Raad
voor te stellen, onze Commissie te machtigen over te gaan
tot de aanschaffing van een onthardingsinstallatie van het
waschwater als boven omschreven voor de som van 8000.
te betalen uit de middelen van het Afschrijvings- en Ver
nieuwingsfonds der inrichtingen.
De Commissie van Beheer over de Gestichten
„Endegeest", „Voorgeest" en „Rhijngeest",
Aug. L. Reimeringer, Voorzitter.
J. A. v. d. Stok, Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.
N°. 47. Leiden, 18 Maart 1929.
Onder verwijzing naar het hierachter afgedrukt rapport
van de Commissie van Beheer over de gestichten „Ende
geest", „Voorgeest" en „Rhijngeest", geven wij Uwe Verga
dering in overweging Dr. H. W. Borgerhoff Mulder, 2e ge
neesheer bij die gestichten, te bevorderen tot den rang van
lsten geneesheer, gerekend te zijn ingegaan 1 Januari 1929.
In verband met de ter zake geldende usance kunnen wij
echter geen vrijheid vinden U tevens voor te stellen aan deze
bevordering een periodieke verhooging van wedde bij ver
vroeging te verbinden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 14 Maart 1929.
Bij Raadsbesluit van 18 April 1907 (Ing. St. No. 84) werd
de heer Dr. H. W. Borgerhoff Mulder benoemd tot assistent-
geneesheer aan het sanatorium „Rhijngeest". Hoewel de titel
van assistent-geneesheer bij verordening van 30 Juni 1910
(Gemeenteblad No. 11), regelende de bezoldiging van de aan
het Krankzinnigengesticht „Endegeest", de afdeeling voor
jeugdige idioten en het sanatorium voor zenuwlijders „Rhijn
geest" verbonden geneesheeren, werd gewijzigd in dien van
„tweede geneesheer", bleef de functie zelve vrijwel ongewijzigd.
Aangezien Dr. Borgerhoff Mulder ook thans nog als zoodanig
werkzaam is, kan hij weldra geacht worden dezelfde be
trekking gedurende 22 jaren te hebben bekleed. Met het oog
nu op de wijze, waarop de heer Borgerhoff Mulder gedurende
dien tijd steeds zijn functie heeft vervuld en mede in verband
met de salarieering van de gestichtsgeneesheeren elders,
heeft de Geneesheer-Directeur ons verzocht zijn positie te
willen doen verbeteren, hetgeen dan zou kunnen geschieden
door bevordering tot den rang van eersten geneesheer, waar
door zijn salaris na verloop van 4 jaren in totaal met 500.
zou worden verhoogd. Met dit voorstel heeft onze Commissie
zich kunnen vereenigen. Aangezien de heer Borgerhoff Mulder
de maximum-wedde aan den rang van 2en geneesheer ver
bonden geniet, dit maximum hooger is dan de minimum-wedde
van den rang van len geneesheer en zijn wedde dus bij even-
tueele bevordering op grond van het bepaalde in het tweede
lid van art. 7 der algemeene salarisverordening de eerste twee
jaren geen verhooging zou ondergaan, geven wij tevens in
overweging den heer Borgerhoff Mulder één periodieke ver
hooging van wedde bij vervroeging toe te kennen, waardoor
hij dadelijk eenig geldelijk voordeel van zijn bevordering
geniet.
Op grond van het bovenstaande geven wij alsnu Uw College
in overweging den Raad voor te stellen, den heer Dr. H. W.
Borgerhoff Mulder, gerekend te zijn ingegaan 1 Januari 1929,
te bevorderen tot len geneesheer onder gelijktijdige toekenning
van één periodieke verhooging van wedde bij vervroeging.
De Commissie van Beheer voornoemd,
Voorzitter.
J. A. v. n. Stok,
Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders
van Leiden,
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.