MAANDAG 4 MAART 1929. 33 opgewekt tot een propaganda voor het openbaar onderwijs, ik herinner me zeer goed gezegd te hebben, dat het ieders recht is, dat onderwijs te kiezen voor zijn kinderen, dat met zijn eigen beginselen overeenkomt en dat het niet aangaat, iemand daarover hard te vallen. Maar ik heb er ook op ge wezen, dat er nog heel veel kinderen op scholen gaan, welker beginselen niet door de ouders gedeeld worden, hetgeen door de besturen dier scholen zelf erkend wordt. Er zijn vaak tal van redenen, waarom men een school voor zijn kinderen kiest, die met beginselen niets te maken hebben. Hier ligt dus een propaganda-terrein. Ook heb ik met aanhalingen uit schrijvers de O.S. verdedigd tegen het verwijt, dat ze »godsdienstloos" zou zijn. Ik meen hiermede aan Uw verzoek voldaan te hebben." Daar Burgemeester en Wethouders geen redenen hebben om de juistheid der verklaringen van de heeren van der Laan en van Siooten in twijfel te trekken, achten zij geen termen aanwezig om maatregelen, als in vraag 3 bedoeld, thans in overweging te nemen. De heer van Es zegt Burgemeester en Wethouders dank voor de verstrekte inlichtingen. Hij heeft ook niet de minste reden om eenigen twijfel te koesteren aan de juistheid van hetgeen de heeren van Siooten en van der Laan hebben medegedeeld. Het verslag in het Leidsch Ouderblad is dus onjuist geweest en daarbij zal hij zich moeten neerleggen. Hij blijft van meening, dat het onderwerp, door den heer van Siooten behandeld al heeft deze gelukkig in geheel anderen zin gesproken dan men uit het verslag zou opmaken in verband met het doel der Oudercommissies voor een ouder avond minder geschikt is, maar daaromtrent kan men van meening verschillen. Met het Leidsch Ouderblad zal spreker voortaan voorzichtig moeten zijn. Dat er een verslag in staat, waarop men niet aan kan, valt hem van de redactie bitter tegen. De Voorzitter verklaart de interpellatie voor gesloten. Spreker geeft thans het woord aan den heer van Stralen tot het houden van zijn interpellatie betreffende de door Burgemeester en Wethouders genomen maatregelen in ver band met den langdurigen en strengen winter en de daardoor ontstane groote werkloosheid. De heer van Stralen heeft deze interpellatie aangevraagd, omdat zijn fractie het nuttig en noodig achtte, dat de nood, die tengevolge van de weersomstandigheden de laatste maand ook in Leiden tal van ingezetenen heeft getroffen, ook in den Raad weerklank vond. Spreker betuigt zijn erkentelijkheid aan Burgemeester en Wethouders voor de door hen in de afgeloopen weken ge nomen maatregelen om tegemoet te komen aan de nooden, ontstaan in vele gezinnen door den strengen winter en door de werkloosheid. Uit het antwoord op de door spreker in de vorige Raadszitting gestelde vraag bleek, dat Burgemeester en Wethouders reeds daarvóór besloten hadden over te gaan tot een extra-voorziening van cokesbons. Spreker dankt dus het College voor die maatregelen, die het deels op eigen initiatief, deels op verzoek van sprekers Raadsfractie en van den Bestuurdersbond genomen heeft en die de vergelijking met wat in dit opzicht in andere plaatsen is gedaan glansrijk konden doorstaan. In sommige gemeenten werden de werk- loozen, die bij den burgemeester om steun kwamen, door dezen naar de gegoede ingezetenen verwezen, dus uit bedelen gestuurd, terwijl in andere plaatsen de werkloozen om het hardst schaatsen moesten rijden om een paar pond spek of vet. Daarvan is hier geen sprake geweest; hier is gedaan voor de werkloozen wat in de gegeven omstandigheden te doen viel. Spreker wijst op de extra-uitkeering van 2.50 a 3.per week, op de gratis verstrekking van warm voedsel, eerst alleen aan enkele instellingen, later, op verzoek van de sociaal-democraten, op grooter schaal, voor leden van de diverse organisaties, aan diverse gebouwen, op de verstrekking van de extra-cokesbons. In dat opzicht heeft het gemeente bestuur vrijwel het mogelijke gedaan. Wat echter de verstrekking van dekens betreft aan hen, die dat noodig hadden, spreker heeft die in zijn eerste onderhoud met den Wethouder gevraagd en daaraan is ook in zeker opzicht uitvoering gegeven, maar niet zooals spreker had ver wacht. De Wethouder was het met spreker eens, dat ook in die richting maatregelen getroffen moesten worden, maar hij meende, dat dat moest uitgaan van particuliere en kerkelijke instellingen van weldadigheid; later is gebleken, dat voor rekening van de gemeente aan die instellingen dekens zijn verstrekt om ze uit te deelen. Daardoor is echter sprekers richting gepasseerd, want het is van de leden van die organi saties niet te verwachten en ook niet te verlangen, dat zij zich tot particulieren of diaconieën van een of andere gods dienstige richting zullen wenden om een deken te bekomen. Wanneer het verzoek, om bij het Burgerlijk Armbestuur dekens beschikbaar te stellen, was ingewilligd, zouden de modern georganiseerden ondanks hun principiëele bezwaren zich gewend hebben tot de burgerlijke armenzorg. Men kon echter niet verwachten, dat zij zich zouden wenden tot par ticuliere of kerkelijke instellingen van weldadigheid, waarmede zij nooit contact hebben gehad. Het gevolg is dan ook geweest, dat personen van deze richting, die aan het verstrekken van dekens behoefte hadden, van dezen maatregel uitgesloten bleven. Behoudens deze aanmerking, hebben de gemeentelijke maat regelen een gunstigen indruk gewekt en zijn zij ook door de direct betrokkenen zeer op prijs gesteld. Helaas is die gunstige indruk voor een deel weggenomen, toen verleden week Vrijdag bleek, dat, tegen de algemeene verwachting in, het College besloten had den toeslag op uit- keeringen en ondersteuningen, die de vorige week voor het eerst was toegepast, op Zaterdag 2 Maart niet meer te geven. Dat was een tegenvaller, zoowel voor degenen, die er op ge rekend hadden, als voor spreker en zijn vrienden. Zij hebben onmiddellijk een onderhoud aangevraagd met den Wethouder van Financiën en zij hebben hem dringend verzocht, op 2 Maart dien maatregel nog niet in te trekken. Het gelukte niet, den Wethouder van de noodzakelijkheid hiervan te over tuigen. Wel is het resultaat bereikt, dat Burgemeester en Wethouders besloten, op 2 Maart de helft van den toeslag, dus 0.75 per gezin en 0.25 per kind, uit te keeren. Men heeft den indruk alsof de Wethouder niet zeer door drongen was van de noodzakelijkheid van voortzetting van dezen maatregel. Nadat de gemeente één week /2.50of/3. per gezin meer uitbetaald had, achtte hij den maatregel verder overbodig. Daarvoor hadden echter de omstandigheden sterk veranderd moeten zijn, maar dit was geenszins het geval. Niet alleen kwam de vorst na een korte onderbreking met dezelfde kracht terug, maar ook was de werkloosheid, ontstaan tengevolge van de vorst, niet afgenomen, doch eer zelfs toege nomen. Daarom viel het intrekken van dezen maatregel, die voor de buitengewone omstandigheden was bedoeld, spreker koud op het dak. Vandaar dat hij thans een poging wil doen om alsnog die uitkeering te handhaven. Het is mogelijk, dat de vorst thans voorbij is, al weet men niet, welke plotse linge wijziging van de weersgesteldheid nog kan intreden. Maar, de ellende in tal van gezinnen duurt nog voort, want de werkloosheid tengevolge van de vorst zal ongetwijfeld nog enkele weken voortduren; er is geen sprake van, dat zij de eerste weken beduidend zal afnemen. Voorziening van ge meentewege in het door den buitengewoon zwaren winter in vele gezinnen ontstane gebrek is absoluut noodzakelijk. Spreker hoopt dus, dat het College de toezegging zal doen, dat deze extra-uitkeering voorloopig nog 2 weken zal voort duren; dan kan men afwachten hoe de toestand zich indien tusschentijd ontwikkelen zal. Dat het College van goeden wil is geweest om te doen wat noodig was, ontheft spreker niet van den plicht om te wijzen op de toestanden, die er zijn en die spreker en de zijnen natuurlijk beter kennen dan Burgemeester en Wethouders, omdat zij meer in de nabijheid daarvan verkeeren dan het College, en om op het nemen en voortduren van maatregelen aan te dringen. Daarbij heeft bij spreker absoluut geen propaganda voor gezeten, maar als vertegenwoordigers van de arbeidersklasse is het in tijden als deze, waarin de nood rondwaart en zijn slachtoffers zoekt, de taak van hem en anderen, om voor die gezinnen op te komen en aan te dringen op het nemen van maatregelen, üp dit punt zijn in de rechtsche pers den laatsten tijd nogal verwijten gedaan. In het Leidsch Dagblad stond slechts een klein berichtje over de door den Bestuur dersbond en sociaal-democratische raadsfractie aangevraagde conferentie; twee dagen later stonden in de rechtsche pers verschillende artikelen met klinkende hoofden, zooalsS. D. A. P.-reclame, waarin den sociaal-democraten allerlei beschul digingen werden toegeslingerd, als was het hun niet te doen om werkelijk te helpen, maar alleen om er munt en propa ganda uit te slaan. Dat heeft spreker zeer gegriefd; dat is ons trouwens altijd verweten bij alles wat wij voorstelden of verzochten. De sociaal-democraten gaan echter deze insi nuaties met minachting voorbij en zullen overal waar dat noodig is voor de belangen van de arbeidersklasse en in het bijzonder van hen, die buiten eigen schuld in de ellende zijn gekomen, opkomen. Spreker eindigt met het College te verzoeken toe te zeggen, dat de genomen maatregelen zullen voortduren gedurende nog 2 weken. De heer Goslinga zal allereerst aan den Raad geven een overzicht van de door Burgemeester en Wethouders in ver band met de weersomstandigheden genomen maatregelen. De gemeentelijke Dienst voor Sociale Zaken heeft op 13 Februari, j. 1. een extra-cokesbon gegeven, zoowel voor steun- als kastrekkers; op 16 Februari een extra-cokesbon voor kas- trekkers. (De steuntrekkers ontvangen eiken Zaterdag gedu-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1929 | | pagina 15