30
MAANDAG 4
MAART 1929.
ingekomen een voorstel van 3 leden der rechterzijde tot her
ziening van de gemeentebelastingen, zoodat de druk op de
minst draagkrachtigen verlicht zou worden. Als gevolg daar
van heeft het College dit voorstel ingediend, waardoor inderdaad
enkelen met zeer geringe draagkracht worden vrijgesteld van
belasting in het algemeen. Het bedrag, waarbij men belasting
moet gaan betalen, is van ƒ800.op ƒ900.gebracht. Uit
de ter inzage gelegde cijfers blijkt, dat inderdaad een belang
rijk bedrag aan gezinnen met lage inkomens ten goede zal
komen. Een bezwaar van de verhooging van den kinderaftrek
is, dat ook gezinnen met grootere inkomens daarvan profiteeren,
zelfs tot een inkomen van ƒ10.000.— spreker zou er integen
deel geen bezwaar tegen hebben, indien iemand met zulk een
inkomen nog wat meer moest betalen. Alles bij elkaar genomen
is het voorstel echter een verbetering te achten en spreker
is dus geneigd om vóór te stemmen.
Spreker heeft echter het groote bezwaar, dat, indien dit
voorstel wordt aangenomen, een ingrijpende verbetering den
eersten tijd van de baan is, daar men, wanneer spreker die
voorstelt, natuurlijk zal zeggen: wij hebben pas een offer
gebracht van 33 000.— voor de minst draagkrachtige gezinnen
en kunnen geen verdere stappen doen. De voordeelen over
treffen echter de nadeelen en spreker zal dus vóór stemmen,
hoewel de toestand toch nog onbevredigend blijft; er blijven
nog zeer ernstige misstanden bestaan. Een gezin met 1100.
inkomen en 2 kinderen betaalt, ook na aanneming van dit
voorstel, reeds ƒ8.79; met meer kinderen wordt het minder,
maar daar worden deze menschen niet mee geholpen. Er komt
dus een belangrijke verbetering, maar spreker is nog niet
bevredigd en voldaan, want er zijn nog misstanden. Men moet
niet vergeten, dat de menschen met die inkomens tevoren
dikwijls langen tijd met werkloosheid hebben te worstelen
gehad. Die zijn voor een groot gedeelte uitgekleed. Er is
een langdurige periode van werkloosheid aan voorafgegaan.
Al is spreker voorstander van deze wijziging, hij is er niet
door bevredigd. Zij, die optreden namens de gemeenschap,
moeten beginnen met de mede-ingezetenen rechtvaardig te
behandelen en er moet geen geld voor de gemeenschap
gehaald worden daar, waar men te kort komt. Spreker acht
dit zedelijk ongeoorloofd.
Spreker hoort den heer Spendel vragen, of hij die gezinnen
dan wil bedeelen, maar van bedeeling is hier geen sprake.
Aan die gezinnen moet recht worden gedaan. In de indirecte
belastingen betalen die menschen dikwijls zeer groote bedragen.
Al aanvaardt spreker dus deze verbetering, hij wil toch ook
in het oog houden die gezinnen, die niet gezegend zijn met
een groot kindertal. In de gegeven omstandigheden echter acht
hij het onmogelijk het voorstel te amendeeren in die richting.
Intusschen zou spreker één verbetering gaarne zien aange
bracht n.l. door het bedrag van ƒ900.—in artikel 1 genoemd,
te brengen op ƒ1000.
Volgens het laatste lid van artikel 243 der Gemeentewet
kan het bedrag, dat wordt vrijgesteld van belasting, slechts
weinig gaan boven het bedrag, dat wordt afgetrokken voor
noodzakelijk levensonderhoud. Voor ongehuwden bedraagt dit
laatste/7Ö0.—terwijl het bedrag, dat vrijgesteld wordt, ƒ900.—
bedraagt. Wanneer spreker die grens op 1000.—zou kunnen
brengen, meent hij te hebben bereikt, wat er in de gegeven
omstandigheden te bereiken was.
De heer Huurman vraagt, of de heer van Eek dan voldaan
is. Spreker meent, dat deze het niet zoo moet laten voorkomen,
want de minst bedeelden hebben er dan nog weinig aan.
De heer van Eck vindt deze woorden ongepast. De heer
Huurman zou gelijk hebben, als spreker het voorstel had
afgebroken, maar hij wil het aanvaarden en tracht het nog
te verbeteren. Spreker probeert van dit voorstel te maken
wat er van te maken is. Nu is er een Minister van Binnen-
landsche Zaken, die zegt: dat bedrag mag niet meer zijn m.i.
dan 200.— 700.— plus 200.— is 900.—, maar een
Minister van Binnenlandsche Zaken heeft niet te bepalen wat
de wet gebiedt; hij kan vervangen worden door een ander,
die er anders over denkt. Het bedrag, waarmede de vrijgestelde
som den aftrek voor noodzakelijk levensonderhoud overschrijdt,
kan 200.zijn, maar kan ook 300.zijn. Dat zal door
argumenten moeten worden gesteund; men zal moeten be
wijzen, dat de bepalingen van de Ueidsche verordening in de
practijk de uitwerking hebben, dat ook de menschen, die niet
in staat zijn in hun noodzakelijk levensonderhoud te voorzien,
onder de belasting vallen. Spreker zegt dit niet om het voorstel
af te breken, maar om het te verbeteren, opdat het beter
aan zijn bedoelingen zal beantwoorden. Daarom stelt spreker
voor om in artikel 1 in plaats van ƒ900.ƒ1000.te lezen.
Indien het College voorstelt om dit nu uit de algemeene
reserve te nemen en later te zien hoe men het geld kan
vinden, wanneer de financiëele verhouding tusschen Rijk en
gemeente is gewijzigd, dan kan aanneming van dit voorstel
geen bezwaar ontmoeten.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een amende
ment van den heer van Eck, luidende:
„Ondergeteekende stelt voor om in artikel I van de ver
ordening, houdende wijziging van de verordening van 9 Mei
1921 (Gem.blad No. 20) op de heffing eener plaatselijke be
lasting naar het inkomen te Leiden, gewijzigd bij verordening
van 22 Januari 1923 (Gem.blad No. 2) 900.—te veranderen
in 1000.—"."
De heer Spendel spreekt er zijn spijt over uit, dat men
aan de overzijde nu geen genoegen neemt met hetgeen nu
wordt voorgesteld; dat maakt op spreker den indruk alsof,
zooals trouwens altijd, weer iets wordt afgedongen op hetgeen
geboden wordt. Spreker kan echter verklaren, dat men in
breede kringen tevreden is en met belangstelling de beslissing
van den Raad tegemoet ziet; in breede kringen, al worden
zij smaller, hoopt men, dat dit voorstel de eerste stap is om
de groote gezinnen te helpen en namens die allen wil spreker
een woord van dank brengen aan de initiatiefnemers, die dit
voorstel hebben gedaan, maar tevens aan het College, dat op
verbazend snelle wijze deze verordening aan den Raad heeft
aangeboden en verklaren, dat men met dit voorstel accoord
gaat. Spreker hoopt, dat de Raad dit onderschrijft en niet zal
ingaan op het voorstel, dat is ingediend. Laat men voorloopig
tevreden zijn met dezen stap. De groote gezinnen verheugen
zich vooral dezen middag in de belangstelling van de overheid
en dat stemt spreker tot dankbaarheid.
De heer Romijn zal zich gaarne vereenigen met het voorstel
van Burgemeester en Wethouders. De wijze, waarop het ter
wereld is gekomen, acht spreker echter onbevredigend. Het
betreft een ingrijpende financiëele beslissing voor de gemeente,
terwijl het ook op belasting-technisch gebied in verband met
de hangende wijziging in de financiëele verhouding van zeer
groot belang is en spreker zou het den aangewezen weg hebben
gevonden, wanneer dit voorstel van het College zelf was uit
gegaan. Er is gewacht tot drie Raadsleden een voorstel indienden,
terwijl Burgemeester en Wethouders toch wisten, dat de geheele
Raad een goed hart toedraagt aan de minst draagkrachtigen.
Als de Raad zich telkens moet afvragen: is het niet noodig
het College wat op gang te helpen door hier- of daarover een
voorstel in te dienen en spreker meent, dat vele leden
dan daartoe zullen komen bereikt men, dat het College
overladen wordt met voorstellen, waaromtrent het praeadvies
moet uitbrengen. Waar spreker het met den heer de Reede
eons is, dat men te doen heeft met een energiek en actief
Wethouder, die verbeteringen, welke hij noodig oordeelt, met
spoed aanbrengt, had spreker ook verwacht, dat het initiatief
tot dit voorstel van het College zou zijn uitgegaan.
De heer Heemskerk zegt, dat ieder zal toegeven, wanneer
de heer van Eck van oordeel is, dat van inkomens van 1100.
eigenlijk geen belasting moest worden geheven, dat alleen de
uiterste noodzaak meebrengt, dat van dergelijke lage inkomens
belasting geheven wordt. Men is echter bezig te trachten ver
betering te brengen in het geheele belastingstelsel. Waar het
hier om het systeem gaat, zou spreker er intusschen ernstig
voor willen waarschuwen den aftrek nogmaals met 100.
te gaan verhoogen. Er is een voorgeschiedenis.
Spreker herinnert er aan hoe bij de begrooting is gezegd,
dat er niet meer zulke groote bezwaren werden aangevoerd
en dat de Minister had toegegeven, dat óf een grooter bedrag
kon worden afgetrokken óf de kinderaftrek kon worden ver
hoogd. Er is dus te kiezen tusschen twee systemen. Het door
Burgemeester en Wethouders ingediende voorstel zal zeker
door de Kroon worden goedgekeurdeen veertiental gemeenten,
die een vrijwel gelijke regeling hebben ontworpen, hebben
ook goedkeuring daarop gekregen, maar spreker gelooft, dat
men zich op glad ijs zou begeven, wanneer men nu ook het
voorstel van den heer van Eck aannam. In ieder belasting
stelsel zullen wel onbillijkheden blijven, maar met het voorstel
van Burgemeester en Wethouders wordt weer een stap gedaan
in de goede richting.
De heer Goslinga zegt, dat dit voorstel niet ernstig is aan
gevallen spreker heeft zelfs van verschillende kanten woorden
van waardeering gehoord, waarvoor spreker dankbaar is.
De heer van Eck zal vóór stemmen, maar heeft de beteekenis
van dit voorstel zooveel mogelijk naar beneden gehaald en
gezegd, dat slechts enkele personen van geringe draagkracht
door dit voorstel vrijgesteld werden. Het is maar wat men
onder het woord „enkele" verstaat, want uit de ter inzage
gelegde stukken blijkt, dat 713 aangeslagenen geen belasting
meer behoeven te betalen; dat is toch vrij ruim en niet
„enkelen". Het komt er niet op aan, hoeveel zij betalen, want
elke cent is te veel. Maar als men daar al te veel beteekenis
aan zou hechten, zou dat te mooi zijn voor het College en
voor de rechterzijde. Volgens den heer van Eck was dit
voorstel niet volkomen bevredigend, maar bij de behandeling