MAANDAG 4 MAART 1929. 29 komen met een voorstel om de verordening te wijzigen. Dat kan alleen vandaag verhinderd worden en na dien tijd niet meer. Spreker vindt dat een verschrikkelijk formalisme. Het eenvoudigste zou zijn de zaak uit te stellen tot de volgende zitting, te meer waar er heelemaal geen haast bij is. De motie van den heer Vallentgoed, om de verdere behan deling van dit punt aan te houden, wordt verworpen met 15 tegen 11 stemmen. Tegen stemmen de heeren: Meijnen, Spendel, Heemskerk, Eikerbout, Sijtsma, Romijn, Huurman, Bergers, van Es, Wil brink, van Rosmalen, van der Reijden, Kuivenhoven, Parrnen- tier en Wilmer. Vóór stemmen: de heeren Vallentgoed, Verwey, Kooistra, van Stralen, Bosman, Koole, Baart, van Tol, Schüller, Groe- neveld en van Eek. (De Wethouders hadden gedurende deze stemming en de verdere behandeling van dit punt de vergadering verlaten, terwijl de heer de Reede tijdens deze stemming de vergadering tijdelijk had verlaten). Artikel 3 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Artikel 4 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel 5 (Zie Ing. St. No. 23, blz. 17). De heer Groeneveld vraagt, of in dit artikel niet moet worden opgenomen »per jaar", zoodat er staat: het pensioen bedraagt per jaar,In de geheele verordening staat nergens, over welken termijn een bepaald pensioen wordt genoten. Dat moet toch ergens staan. De Voorzitter zegt, dat dat van zelf spreekt; het heeft altijd zoo gestaan in de verordening en is ook altijd zoo uit gelegd. Trouwens, is het niet inhaerent aan het woord pensioen, dat dat altijd per jaar is? Spreker gelooft niet, dat het aan twijfel onderhevig is, of uit de woorden: »het pensioen bedraagt" volgt duidelijk, dat dit beteekent »het pensioen bedraagt per jaar". In artikel 7 van de bestaande verordening staat: »Het pensioen wordt voldaan in driemaandelijksche termijnen telk-ens na afloop van een kwartaal." In de nieuwe verordening staat: »Het jaarlijksch bedrag van het wachtgeld en het pensioen wordt in volle guldens bepaald De heer van Es wijst er op, dat dit artikel spreekt van 1/120 gedeelte van het vaste inkomen, hetwelk overeenkomstig art. 94 der Gemeentewet wordt genoten. De Gemeentewet spreekt van jaarwedde, zoodat spreker meent, dat dit op elkaar moet kloppen en het niet anders kan zijn dan 1/120 deel der jaarwedde. De Voorzittek deelt mede, dat is ingekomen een amende ment van den heer Groeneveld, luidende: „Ondergeteekende stelt voor het begin van art. 5 te lezen als volgt: Het pensioen bedraagt per jaar voor elke maand" enz. Den heer Huurman komt het nu nog veel onduidelijker voor. De Voorzitter is het hiermede eens. Deze uitdrukking is nooit in kwestie geweest. Het heeft nooit in de verordening gestaan en deze verordening is weer een copie van verorde ningen in andere gemeenten, waar nooit twijfel over haar juiste beteekenis heeft bestaan. Spreker acht het in het algemeen gevaarlijk om artikelen, die overdacht zijn, incidenteel en onvoorbereid te gaan wijzigen. Met de voorgestelde redactie is men volmaakt veilig. De heer Sijtsma zegt, dat de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen er nooit aan gedacht heeft, dat het zoo moest, maar spreker gelooft ook niet, dat het noodig is. Bovendien, het amendement van den heer Vallentgoed was straks on toelaatbaar, maar waarom is dit amendement nu wel toelaatbaar De heer Groeneveld begrijpt de bezwaren tegen zijn amende ment niet. Wanneer men een pensioen vaststelt, moet men toch ook een termijn vaststellen; er moet toch ergens in de verordening staan of men een bepaald pensioenbedrag per jaar of per maand of per dag krijgt. Er is wel bepaald hoe het pensioen berekend moet worden, maar nergens in de verordening staat over welken termijn dat bedrag verschuldigd zal zijn. De Voorzitter zegt, dat met de uitdrukking: het pensioen bedraagt zooveel, altijd het pensioen per jaar is bedoeld; niemand heeft daar ooit aan getwijfeld. Als men dat gaat aanvullen, zou men ook wel allerlei uitdrukkingen, die men dagelijks gebruikt, kunnen gaan aanvullen. Het brengen van veranderingen in artikelen, die altijd zoo geluid hebben, is zeer gevaarlijk. De heer Groeneveld zegt, dat dat geen argument is. Men weet niet op grond waarvan het altijd zoo geweest is. De heer Spendel verklaart zich tegen het amendement van den heer Groeneveld, omdat het toch logisch is, dat hier bedoeld wordt per jaar. Dat volgt evenzeer uit de volks spreekwijze als het feit dat spreker, wanneer hij aan een aardappelkoopman vraagt wat zijn aardappelen kosten, dat niet per schuit bedoelt en dat hij, wanneer hij naar den prijs van steenkolen vraagt, het per mud bedoelt. Het amendement van den heer Groeneveld wordt verworpen met 18 tegen 9 stemmen. Tegen stemmende heeren Meijnen, Spendel, Heemskerk, Eikerbout, Sijtsma, Bosman, Romijn, van Tol, de Reede, Huurman, Bergers, van Es, Wilbrink, van Rosmalen, van der Reyden, Kuivenhoven, Parmentier en Wilmer. Vóór stemmen: de heeren Vallentgoed, Verweij, Kooistra, van Stralen, Koole, Baart, Schüller, Groeneveld en van Eek. Art. 5 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aan genomen. De artikelen 6 tot en met 11 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijkestemmingaangenomen,waarnadege- heele verordening zonder hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. XII. Voorstel: a. tot vaststelling van de verordening, houdende wijziging van de verordening van 9 Mei 1921 (Gem.blad No. 20), op de heffing eerier plaatselijke belasting naar het in komen te Leiden b. tot vaststelling van de verordening, houdende wijziging van de verordening van 9 Mei 1921 (Gem.blad No. 20), op de invordering der plaatselijke belasting naar het inkomen, tevens praeadvies op het desbetreffende voorstel van de heeren Huurman, Wilmer en Wilbrink. (Zie Ing. St. No. 33). a. De algemeene beschouwingen worden geopend. De heer de Reede zegt, dat het bij de behandeling der begrooting ongewenscht werd geacht om op dergelijke voor stellen tot belastingverlaging in te gaan, niet omdat de tegen woordige belastingverordening als een ideale regeling werd beschouwd, maar in hoofdzaak omdat de gemeente het geld slecht kon missen. Omdat het voorstel van Minister de Geer betreffende de financiëele verhouding tusschen Rijk en ge meenten zeer ingrijpend was en voor de deur stond, meende men ook, dat wijziging van de gemeentelijke belastingver ordening niet meer op haar plaats was. Alleen ten opzichte van de slechtst gesitueerden werd er een voorstel gedaan, dat de sympathie kon vinden van den Raad en in handen van Burgemeester en Wethouders werd gesteld om praeadvies. Tegen het thans ingediende voorstel beeft spreker echter ernstige bezwaren, wanneer hij dit beziet uit belasting-technisch oogpunt. Z.i. wordt het beeld, dat de belastingverordening gaat geven, er door deze incidenteele wijziging niet beter op. Spreker acht het alleen aanvaardbaar, wanneer men denkt aan de goede bedoeling, die er aan ten grondslag ligt om menschen, die het zeer hard noodig hebben, eenigszins te helpen. Alleen uit deze overwegingen zal spreker het voorstel gaarne aanvaarden. Wanneer er geen stagnatie was gekomen in de werkzaamheden zou het voorstel al vroeger aan de orde zijn gekomen. Het blijkt duidelijk, dat men op het stadhuis goed kan opschieten, als het noodig is en men flink zaken wil doen. Spreker acht hier een woord van waardeering zeer op zijn plaats en hoopt, dat ook bij volgende voorstellen deze wijze van handelen zal worden gevolgd. De heer van Eck betoogt, dat de sociaal-democraten in den Raad steeds hebben aangedrongen op verbetering van het belastingstelsel. Ieder jaar is door hen een voorstel gedaan om de gemeentelijke inkomstenbelasting te herzien in dien geest, dat het minder draagkrachtige deel der bevolking minder zou moeten betalen. Steeds zijn die voorstellen verworpen en schier altijd stonden de sociaal-democraten alleen. Spreker herinnert er aan, hoe ook bij de jongste begrootingsbehandeling weer door de sociaal-democratische fractie een poging is gedaan om de belasting te wijzigen, waarvoor toen alleen steun werd gevonden bij den heer Sijtsma. Bij de begrooting was nu ook

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1929 | | pagina 11