DINSDAG 12 FEBRUARI 1929. 17 voor rekening van de gemeente komen en in hoeverre de ge bouwen verzekerd zijn. De Voorzitter zegt, dat het gebouwencomplex, behalve meubilair enz., van het Stadhuis voor 1.000.000. verzekerd was. De heer van Stralen vestigt de aandacht van het College op een tweede ramp, n.l. den strengen en kouden winter, die voor een deel der ingezetenen ontzaggelijke moeilijk heden meebrengt. De heer van Eek en spreker waren voor nemens hedenmorgen den Voorzitter in een onderhoud te verzoeken in overleg met de Wethouders eenige maatregelen te nemen tegen de strenge koude voor de werklooze arbeiders. Dat onderhoud kan natuurlijk niet doorgaan, maar nu de Raad toch vergadert, vraagt spreker den Voorzitter met de Wet houders te overleggen om voor de eerste dagen in den grooten nood, die is ontstaan, te voorzien door verstrekking van brand stoffen en om, wanneer de koude aanhoudt, in de grooter geworden ellende te voorzien door andere maatregelen. Spreker vraagt dit, waar binnenkort toch geen Raads vergadering zal plaats hebben. De Voorzitter zegt, dat in de vergadering van Burge meester en Wethouders op voorstel van den Wethouder van Financiën besloten is om aan de werkloozen, die van hunne kassen of den steun trekken, een extra-hoeveelheid brand stoffen te verstrekken. Voorzoover in verband met de strenge koude verdere maatregelen noodig mochten zijn, zullen die zoo mogelijk genomen worden. De heer Goslinga zegt, dat dit besluit betrekking heeft op allen, die trekken van den steun en van de kassen; heden avond zal spreker voorstellen het ook te doen gelden voor de door het Burgerlijk Armbestuur ondersteunden. De heer van Stralen vraagt, of die maatregel ook niet kan worden uitgestrekt over degenen, die van de werkloozenkassen zijn uitgetrokken. Er zijn menschen, die uit hun kas uitge trokken zijn en doordat er eenige gezinsinkomsten zijn niet voor steun in aanmerking komen, hoewel in die gezinnen toch het inkomen van het hoofd van het gezin gemist wordt. Die leven precies op de grens; spreker geeft den Wethouder in overweging, om ook voor die gezinnen iets te doen. De heer Goslinga zal dit overwegen. Het zal evenwel niet zoo gemakkelijk zijn om een grens te trekken. Wanneer men niet alleen degenen, die van den steun trekken, maar ook hen, die van de kassen trekken, helpt, dan vallen daaronder vrij wel alle werkloozen. Indien evenwel op de eene of andere wijze een behoorlijke grens kan worden getrokken, zal het College ongetwijfeld gaarne bereid zijn dit te overwegen. Indien de heer van Stralen een aanwijzing kan geven, hoe men die grens kan trekken, dan zal spreker die gaarne na deze vergadering in ontvangst nemen. Nu zegt de heer van Stralen: het is toch mogelijk, dat er menschen uitgetrokken zijn, maar dan gaan zij naar den steun. De heer Baart gelooft, dat de heer van Stralen zich niet duidelijk uitgedrukt heeft, zooals uit het antwoord van den Wethouder blijkt. Op het oogenblik trekken sommigen van de kassen en krijgen ook een brandstoffenbon. Nu kan het zijn, dat iemand Zaterdag is uitgetrokken, geen uitkeering en ook geen brandstoffenbon meer krijgt. Is het nu niet mogelijk, dat de menschen, die niet meer van de kassen trekken en te veel inkomsten hebben om voor steun in aanmerking te komen, toch in aanmerking komen voor een brandstoffen bon? Dan heeft men toch een grens! Het betreft menschen, die weliswaar geen uitkeering krijgen, hoewel zij werkloos zijn, maar die toch zeer zeker op de grens levenEr is wel een weg te vinden om daaraan tegemoet te komen en spreker zou in overweging willen geven om die menschen in het bezit te stellen van een brandstoffenbon. Het is spreker bekend, dat er heel wat menschen zijn, die, omdat zij een paar gulden te veel inkomen hebben, niet voor steun in aanmerking komen en dus ook geen brandstoffenbon krijgen. De heer Goslinga gelooft niet, dat het verstandig is dit debat hier voort te zetten. Het College is zoozeer overtuigd van den nood, dat het eigener beweging, zonder Raadsbesluit, deze maatregelen getroffen heeft. Indien eenige uitbreiding mogelijk is, zal die in ernstige en gunstige overweging genomen worden, maar het College kan nu niet precies formuleeren hoever dat kan gaan. Op voorstel van den Voorzitter wordt ten slotte zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming besloten aan den Senaat der Rijksuniversiteit te Leiden den dank van den Raad te betuigen voor de beschikbaarstelling van de Senaats kamer. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1929 | | pagina 3