8 MAANDAG 21 JANUARI 1929. mag men van deze zijde een dergelijke handelwijze niet in de hand werken. Daarom is spreker er sterk voor om het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te nemen. De heer Wilbrink stelt dan voor, om dit voorstel aan te houden en betere voorwaarden te bedingen. De heer Parmentier vraagt wat er dan gebeurt. De Voorzitter zegt, dat er dan niets gebeurt. De zaak is uit en ter na bekeken. Er moet een beslissing genomen worden op het verzoek. Het «Compromis" van 1894 schrijft voor, dat er op elke aanvraag binnen twee maanden een beslis sing genomen moet worden; heeft de Gemeenteraad binnen dien termijn geen beslissing genomen, dan wordt de aan vraag als goedgekeurd beschouwd. De heer van Eck begrijpt niet waarom de Voorzitter zulke bezwaren daartegen maakt. Verschillende Raadsleden hebben opgemerkt, dat zij het werk te duur vinden. Wanneer de Raad daarom de zaak aanhoudt, is dat een aandrang tot de Duinwater-Maatschappij om te probeeren het werk goed- kooper gedaan te krijgen. Mislukt die poging, dan zal de Raad zich daarbij neerleggen, maar op het oogenblik bestaat er eer. zekere ongerustheid, dat de winst van de Amster- damsche Ballast-Maatschappij te hoog is, en dat het goed- kooper kon. Het is toch volkomen te billijken, dat de Raad de beslissing onder die omstandigheden wenscht uit te stellen en eerst als de Duinwater-Maatschappij aantoont, dat het werk niet goedkooper kan, zal de Raad zich daarbij neer leggen. Wanneer deze zaak op korten termijn behandeld wordt, kan de schade voor de gemeente toch niet buiten gewoon groot zijn. De Voorzitter zegt, dat op instigatie van de Duinwater- Maatschappij en van den Commissaris der gemeente daarbij en op dringend verzoek van het College reeds pogingen bij de Ballast-Maatschappij zijn aangewend om het zoo goedkoop mogelijk te doen. Nu kan de Raad zich ook daarachter stellen, maar in dit opzicht zal toch verder niets zijn te be reiken. Het College en de Duinwater-Maatschappij hadden het liever ook goedkooper gehad. De heer van Eck zegt: nu komt zeer sterke aandrang uit den Raad, maar de Duin water-Maatschappij zal het geld toch ook niet weggooien en van te voren wel degelijk onderhandeld hebben, ook met andere firma's, vóórdat zij met de Ballast-Maatschappij begon. Het College heeft niet voldoenden grond om te zeggenhet werk is te duur. De Leidsche Duinwater- Maatschappij, een particuliere maatschappij, heeft er toch zelf ook belang bij om den voordeeligsten weg te zoeken. Spreker gevoelt er niet veel voor om dit voorstel zonder verdere motiveering aan te houden. De heer Wilbrink zegt, dat het volgens den heer Huurman niet aangaat, dat de Duinwater-Maatschappij ook wel met andere aannemers onderhandeld zou hebben! Deze zaak loopt van 1927 af; toen is het oorspronkelijke werk aanbesteed; toen is op de aanwijzing gezegd aan den vertegenwoordiger der Ballast-Maatschappij, dat het zand naar believen van den aannemer kon worden weggevoerd of opgeslagen. Toen was de Amsterdamsche Ballast-Maatschappij lang niet de laagste, maar na de inschrijving heeft zij aangeboden het werk voor 7000.— minder te doen, indien zij het zand mocht wegvoeren, waardoor zij den laagsten inschrijver meer nabij kwam. Het werk is toen aan haar opgedragen daar door was het niet meer mogelijk een anderen aannemer er in te halen en men is met haar blijven onderhandelen. Nu is er gezegd, dat de Ballast-Maatschappij zand noodig heeft en daarom zooveel geld wil geven. Maar de heer Huur man weet wel, dat die Maatschappij thans iederen dag zand verkoopt, afkomstig van het terrein, dat zij moet gaan exploi- teeren. Het gaat dus niet aan te zeggen, dat de Ballast-Maat schappij bij verwerping van dit voorstel zou worden gedu peerd, omdat zij op dit contract heeft gerekend en naar aanleiding daarvan verplichtingen op zich heeft genomen. Er zijn hier geen buitengewone werken in de omgeving en zij voert van het terrein te IJmuiden te Amsterdam zand aan. Waar de Amsterdamsche Ballast-Maatschappij alleen voor die 80.000 M8. zand zoo groote kosten heeft kunnen maken, ligt het voor de hand, dat voor haar dat zand van groote waarde is, en lijkt het spreker, waar zij in plaats van 80.000 M3. niet minder dan 830.000 M®. zand krijgt overal elders moet zij het zand betalen dat het gratis krijgen van het zand voor haar een zeer voldoende compensatie is tegenover het maken van een behoorlijk talud in het kanaal. Als het contract op die voorwaarde werd gesloten, zonder meer, dan reeds zou de Ballast-Maatschappij zeer goede zakendoen en om die reden heeft spreker zijn voorstel gedaan, De Voorzitter vraagt, of de heer Wilbrink niet weet, dat de Amsterdamsche Ballast-Maatschappij de werken, waarvan hij sprak, niet alleen heeft gemaakt voor den afvoer van die 850000 M8. zand, maar ook in verband met een ander con tract, dat zij had afgesloten en waarbij veel grooter hoeveel heden zand waren betrokken. Dit geldt o. a. ook voor het recht van overpad over den weg naar den Rijn. De heer Wilbrink vraagt, waarom de Voorzitter niet mededeelt, dat de Amsterdamsche Ballast-Maatschappij aan dien anderen comparant geld moet toebetalen, terwijl zij voor het exploiteeren van dat andere terrein de terreinen van de Leidsche Duinwaterleiding-Maatschappij eenige jaren noodig heeft. De Voorzitter zegt, dat de afvoer van het zand van Jochems niet over de terreinen van de Duinwater-Maatschappij behoeft plaats te hebben. Bovendien weet spreker niet wat hij daarvoor betaalt. Nu is er nog iets anders. Men moet niet vergeten, dat in het op 3 Augustus 1894 gesloten «Compromis" de verhouding tusschen de Duinwater-Maatschappij en de gemeente is vast gelegd. Daarin staat, dat de Duinwater-Maatschappij de ge meente zou kennen in alle belangrijke zaken, die zij uitvoerde en dat de Maatschappij de goedkeuring van den Raad van Leiden behoefde voor alle door haar aan te leggen werken daarbij is bepaald, dat op elke aanvrage binnen 2 maanden een beslissing moet worden genomen; anders wordt zij als goedgekeurd beschouwd. De heer Heemskerk vraagt wanneer die twee maanden om zijn. De Voorzitter zegt, dat de aanvrage van 2 November is en dat de termijn dus eigenlijk op 2 Januari verstreken zou zijn, De Maatschappij heeft er evenwel in toegestemd, dien ter mijn als nog niet vervallen te beschouwen. De heer Verweij zegt, dat hetgeen in dat contract van 1894 staat dus hierop neerkomt, dat de Raad zonder meer heeft te accepteeren wat de Duinwatermaatschappij voorstelt. De Voorzitter antwoordt ontkennend; de Raad kan het ook afstemmen. De heer Groeneveld zegt, dat de Raad de beslissing dus niet kan uitstellen, maar wel het voorstel kan afstemmen. De Voorzitter ontraadt ten sterkste het voorstel van den heer Wilbrink. Het voorstel van den heer Wilbrink om dit punt aan te houden tot een volgende vergadering, wordt verworpen met 15 tegen 14 stemmen. Tegen stemmende heeren van Tol, Bergers, Eikerbout, Reimeringer, Tepe, Splinter, Goslinga, Bosman, Manders, Huurman, Sijtsma, Heemskerk, Spendel, van Es en Parmentier. Vóór stemmende heeren van Stralen, van der Reijden, de Reede, Kooistra, Kuivenhoven, Wilmer, Koole, Groeneveld, Baart, van Eck, mevrouw Braggaarde Does, de heeren Wil brink, Verweij en Meijnen. Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens overeen komstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. XV. Voorstel tot wijziging van de regeling van den Eerste- Hulpdienst. (Zie Ing. St. No. 3.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XVI. Voorstel: a. tot toekenning van een bedrag in eens, tot een maxi mum van 5000.aan de stichting «Leidsch Borg stellingsfonds" te Leiden; b. tot vaststelling van den desbetreffenden begrootingsstaat. (Zie Ing. St. No. 15). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XVII. Voorstel in zake verhooging van de aan de Open bare Leeszaal en Bibliotheek «Reuvens" toegekende subsidie en tot vaststelling van den desbetreffenden begrootingsstaat. (Zie Ing. St. No. 16.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1929 | | pagina 8