in de aan de schoolbesturen te betalen vergoeding bedoeld in art. 205 der Lager Onderwijswet 1920 f De uitgaven ter zake vereischen voor het bijzonder uitgebreid lager onderwijs op het dienstjaar 1928 eene uitgaaf van 863.09. Aanvulling van de uitgetrokken som van 300.met 563.09 is dientengevolge noodig. Zie de toelichting bij volgn. 410 der uit gaven. Volgn. 425. Rente van waarborgsommen, gestort door besturen van bijzondere scholen De uitgaven op dit volgnummer bedragen ƒ1.255.29; zij waren geraamd op ƒ1.240. Volgn. 427. Teruggave van scftoolgelden Van de voor „bijzonder uitgebreid lager onderwijs" ontvangen schoolgelden moest een bedrag van 290.66 worden gerestitueerd. Aanvulling van den voor „memorie" uit getrokken post met 290.66 is dientengevolge noodig. Volgn. 431. Subsidiën aan bijzondere bewaar scholen De uitgaven op dit volgnummer bedragen 53.450.een bedrag van 42.075.was uitgetrokken. Voor de ingevolge de verordening van 10 Februari 1910 (Gem.blad No. 3), laatstelijk gewijzigd bij de verordening van 11 Februari 1924 (Gem.blad No. 7) toegekende subsidie's ten behoeve van de R. K. bewaarscholen aan de Krauwelsteeg en aan het Levendaal, res pectievelijk over 1928 bedragende 5.400. en 3.300.of tezamen 8.700.waren nog geene gelden op de begrooting voor 1928 uitgetrokken. Bovendien overtreffen de aan de overige bijzondere bewaarscholen uitge keerde subsidiën de op de begrooting in totaal uitgetrokken som van 42.075.met 2.675.Eene verhooging van den post met 8.700.(- 2.675.— 11.375.— is in verband met een en ander noodig. Volgn. 442. Teruggave van schoolgelden Van de voor de „kweekschool voor onder wijzers en onderwijzeressen" ontvangen school gelden moet over 1928 een bedrag van 78.79 worden gerestitueerd. De post was voor „memorie" uitgetrokken. Volgn. 450. Teruggave van schoolgelden Van de voor „middelbaar onderwijs" ont vangen schoolgelden moet een bedrag van 139.50 worden gerestitueerd. Aanvulling van den voor „memorie" uitgetrokken post met 139.50 is dientengevolge noodig. Volgn. 458a. Gratificatiën aan gemeente ambtenaren bij gelegenheid van de vervulling van hun 25-jarigen, 40-jarigen of 50-jarigen diensttijd Zie de toelichting bij volgn. 230a. Volgn. 465. Subsidie voor scholen voor het lager nijverheidsonderwijs. b. Ambachtsschool (vakavondschool voor vol wassenen) c. Ambachtsschool (opleidingscursus voor het voorloopig machinistendiploma) In verband met de goedkeuring in het kalenderjaar 1928 door den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen van de rekeningen over het jaar 1926 van boven genoemde vakscholen moeten de onderdeelen b en c van volgn. 465 met respectievelijk 8.335 en 69.10 worden verhoogd. Volgn. 478a. Kosten van rechtskundig of ander deskundig onderzoek Bij raadsbesluit van 7 Augustus 1922 (In- gek. Stukken No. 229) werd besloten tot het voeren van verweer tegen den eisch van J. Tacoma te Amsterdam ter bekoming van het restant ad 896.10 van zijne vordering wegens geleverde vitrines ten behoeve van het Stede lijk Museum en, voorzooveel noodig, in recon ventie tegen Tacoma tot het instellen van een eisch tot betaling van schadevergoeding- wegens de door het instorten van een der glazen platen van eene vitrine veroorzaakte schade. Door het in kracht van gewijsde gaan van het arrest van het Gerechtshof te 's Graven- hage bij welk arrest de gemeente in het geïijk werd gesteld is deze zaak thans ge- 14 eindigd en moeten de financiëele gevolgen van liet geding op de begrooting worden geregeld. Tacoma werd veroordeeld tot betaling: 1°. van eene schadevergoeding, welke met inbegrip van 6 rente tot aan den dag der voldoening, ƒ814.20 heeft bedragen; 2°. van de kosten van het rechtsgeding, welke voor de Rechtbank waren begroot op 1.005.20, en voor het Gerechtshof op 245.20, tezamen alzoo 1.250.40. In totaal werd dus van Tacoma ontvangen ƒ2.064.60. De gemeente Leiden moest nog betalen aan Tacoma het restant ad 896.10 van de aan nemingssom wegens geleverde vitrines ten behoeve van het Stedelijk Museum, vermeer derd met 5 rente over dit bedrag vanaf 1 Juni 19221 Maart 1928. Het bedrag ad 896.10, dat vanaf 1922 van het eene dienstjaar op het andere was overgebracht, kon nog in het dienstjaar 1927 worden verantwoord, terwijl van de door de gemeente terzake verschuldigde rente ad 257.63, 250.13, zijnde de rente over het tijdvak van 1 Juni 1922uit0 December 1927, is te boeken op volgn. 163 „Achterstallige uit gaven van vorige dienstjaren" zie. hier boven de verhooging van dat volgnummer met gemeld bedrag en het restant ad 7.50 op volgn. 612 „Rente en provisie van tijdelijk ter voorziening in de behoefte aan kasgeld opgenomen gelden." Op de begrooting moet, behalve de van Tacoma ontvangen som van 2.064.60, voorts nog worden geregeld het door de gemeente aan hare rechtskundige raadslieden verschul digde bedrag van 1.909.05 voor verschotten en salaris, in verband waarmede toevoeging van volgn. 478a aan de begrooting wordt voor gesteld. Zie verder de toevoeging aan de ont vangsten van volgn. 116a met 2.064.60. Volgn. 501. Kosten van den Armenraad voor de gemeente Leiden De kosten van den Armenraad, welke waren geraamd op 14.600.zullen over 1928 eene uitgaaf van 15.800.of 1.200.meer vorderen, dit voornamelijk als gevolg van dé verplaatsing van het bureau van den Armen raad van perceel Rapenburg No. 68 naar de bovenverdieping van perceel Nieuwe Mare No. 15. Volgn. 509. Werkverschaffing aan werk- loozen Naar aanleiding van Uw besluit van 1 Oc tober 1928 om goed te keuren, dat 25% der loonen van de bij wijze van werkverschaffing uit te voeren werken voor de „Leidsche Hout" voor rekening van de gemeente worden ge nomen, deelen wij U mede, dat over het tijd vak van 17 Septemberuit.0 December 1928 in totaal 8.600.aan loonen is uitgegeven. Hiervan wordt door het Rijk en door de gemeente elk 25% of 2.150.gedragen. In verband hiermede moet ter uitkeering van de rijks- en gemeentebijdrage aan de stichting „de Leidsche Hout" volgn. 509 met 50% van 8.600.of 4.300.worden verhoogd. Dit bedrag kan worden gedekt door ver hooging van volgn. 127 der ontvangsten „Bijdrage van het Rijk in de kosten van werkverschaffing aan werkloozen" met 2.150. en door verlaging van volgn. 508 „Steun aan uitgetrokken werkloozen" met eveneens 2.150.—. Hoofdstuk XIII. 2. Electriciteitsfabriek. Volgn. 551. Retributie ingevolge art. 28e der Stoomwet De terzake verschuldigde retributie voor twee nieuwe stoomketels was nog niet op de begrooting voor 1928 geregeld. Zie voor de terugontvangst van dit bedrag- de verhooging van volgn. 150*7 der ontvang sten met 279.40. Volgn. 718f. Buitengewone aflossing van geldleeningen Van de opbrengst van de, ingevolge raads besluit van 5 Maart 1928, aangegane 41/2 1.200.— 4.300. 279.40 1.534.264.67

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1929 | | pagina 4