13
de Krauwelsteeg heeft tot de overschrijding
van dit volgnummer geleid.
Volgn. 405. Vergoeding ingevolge art. 100
der Lager Onderwijswet 1920, aan besturen van
bijzondere scholen, welke voor Rijksvergoeding
in aanmerking komen, voor aan die scholen
verbonden boventallige onderwijzers3.247.325
Bij raadsbesluit van 30 April 1928 werd
de aan de bijzondere scholen voor lager onder
wijs over het jaar 1926 toe te kennen ver
goeding, krachtens art. 100 der Lager Onder
wijswet 1920, vastgesteld op 47.405.655.
Voorts moest in verband met het Kon.
Besluit van 1 Augustus 1928 No. 80 aan het
bestuur der Gereformeerde Schoolvereeniging
ten behoeve van hare school voor gewoon
lager onderwijs aan de Hoogl. Kerkgracht 20a
over het jaar 1925 alsnog eene vergoeding
worden verleend van 841.67.
In totaal hebben dus de uitgaven op dit
volgnummer bedragen 47.405.655 841.67
48.247.325; aanvulling van de beschikbaar
gestelde som van 45.000.met 3.247.325
is derhalve noodig.
Volgn. 406. Vergoeding aan schoolbesturen
als bedoeld in art. 101, negende lid, der Lager
Onderwijswet 1920 1.100.74
Bij raadsbesluit van 5 Maart 1928 werd het
aan de besturen van de bijzondere scholen
voor 1928 toe te kennen voorschot op de ver
goeding voor vakonderwijzers, bedoeld in
art. 101, 9e lid, der Lager Onderwijswet, voor
het lager onderwijs vastgesteld op 11.815.
Voorts moest in verband met het raads
besluit van 30 Juli 1928 tot vaststelling van
bovengenoemde vergoeding over het jaar 1924
op dit volgnummer alsnog een bedrag van
2.988.63 worden uitgegeven en in verband
met de vaststelling, bij raadsbesluit van
29 October 1928, van de vergoeding over 1925
een bedrag van 1.797.11. In totaal hebben
dus de uitgaven op dit volgnummer bedragen
11.815.— 2.988.63 1.797.11
16.600.74.
Aanvulling van de beschikbaar gestelde som
van 15.500.met 1.100.74 blijkt dus
noodig.
Volgn. 408. Uitkeering aan gemeenten inge
volge art. 104, eerste lid, der Lager Onderwijswet
1920 1.000.—
De aan andere gemeenten te betalen ver
goeding in de exploitatiekosten van bijzondere
lagere scholen, die door kinderen uit deze
gemeente werden bezocht, zullen, in verband
met de vaststelling in het kalenderjaar 1928
van de vergoeding van de kosten van instand
houding, bedoeld in art. 101 der Lager Onder
wijswet 1920, voor die scholen, op het dienst
jaar 1928 eene uitgaaf van 3.000.ver-
eischen.
De beschikbaar gestelde som van 2.000.
dient derhalve met 1.000.te worden aan
gevuld.
Volgn. 410. Uitkeering aan andere gemeenten
in de aan schoolbesturen te betalen vergoeding,
bedoeld in art. 205 der Imger Onderwijswet 300.
De, in het kalenderjaar 1928, vastgestelde,
aan andere gemeenten te betalen uitkeeringen
ter zake van de getaxeerde waarde van ter
reinen en gebouwen van bijzondere scholen
voor lager onderwijs, die door kinderen uit
deze gemeente werden bezocht, vereischen op
den dienst 1928 eene uitgaaf van 1.800.
Een bedrag van f 1.500.was geraamd.
Volgn. 413. Teruggave van schoolgelden 339.57
Yan de voor „bijzonder gewoon lager onder
wijs" ontvangen schoolgelden moet een bedrag
van 339.57 worden gerestitueerd. De post
was voor „memorie" uitgetrokken.
Volgn. 416. Bijdragen aan besturen van bij
zondere scholen in de kosten van het bijzonder
vervolgonderwijs, bedoeld in art. 102 der Lager
Onderwijswet 1920 5.668.12
Bij raadsbesluit van 30 Juli 1928 werden de
over het jaar 1924 aan eenige bijzondere
scholen toe te kennen bijdragen in de kosten
van het bijzonder vervolgonderwijs vastgesteld
op 5.999.14, die over het jaar 1925 op
f 6.168.98, tezamen alzoo op 12.168.12.
Aanvulling van den op 6.500.uitgetrok
ken post met 5.668.12 is dientengevolge
noodig.
Volgn. 417. Uitkeering aan gemeenten inge
volge art. 104, tweede lid, der Lager Onderwijs
wet 1920 26.325
Voor eenige kinderen uit deze gemeente, die
het bijzonder vervolgonderwijs in andere ge
meenten hebben gevolgd, moet in verband
met de vaststelling in het kalenderjaar 1928
van de bijdragen in de kosten van dat bijzon
der onderwijs, bedoeld in art. 102 der Lager
Onderwijswet 1920, op het dienstjaar 1928,
ingevolge art. 104, tweede lid, van boven
genoemde wet, een bedrag van 26.325 worden
uitgekeerd.
Aanvulling van den voor „memorie" uit
getrokken post met 26.325 is derhalve noodig.
Volgn. 418. Uitkeering aan gemeenten inge
volge art. 86 der Lager Onderwijswet 1920 26.04
De, in het kalenderjaar 1928 vastgestelde,
aan andere gemeenten te betalen uitkeeringen
ter zake van de stichting en verbouwing van
scholen voor bijzonder uitgebreid lager onder
wijs, die door kinderen uit deze gemeente
worden bezocht, vereischen op den dienst 1928
eene uitgaaf van 26.04.
De voor „memorie" uitgetrokken post dient
dus met 26.04 te worden verhoogd.
Volgn. 419. Vergoeding ingevolge art. 100 der
Lager Onderwijswet 1920 aan besturen der bij
zondere scholen, welke voor rijksvergoeding in
aanmerking komen, voor aan die scholen ver
bonden boventallige onderwijzers645.01
Bij raadsbesluit van 30 April 1928 werd de
aan bijzondere scholen voor uitgebreid lager
onderwijs over het jaar 1926 toe te kennen
vergoeding, krachtens art. 100 der Lager
Onderwijswet 1920, vastgesteld op 5.645.01.
De post was geraamd op 5.000.
Volgn. 420. Vergoeding aan schoolbesturen
als bedoeld in art. 101, negende lid, der Lager
Onderwijswet 1920 2.842.035
Bij raadsbesluit van 5 Maart 1928 werd het
aan de besturen van de bijzondere scholen toe
te kennen voorschot op de vergoeding voor
vakonderwijzers, bedoeld in art. 101, 9e lid,
der Lager Onderwijswet, voor het uitgebreid
lager onderwijs vastgesteld op 4.917.
Voorts moest in verband met het raads
besluit van 30 Juli 1928 tot vaststelling van
bovengenoemde vergoeding over 1924 op dit
volgnummer alsnog een bedrag van 814.97
worden uitgegeven en in verband met de
vaststelling, bij raadsbesluit van 29 October
1928, van de vergoeding' over 1925 een bedrag
van f 860.065. In totaal hebben dus de uitgaven
op dit volgnummer bedragen 4.917.
814.97 860.065 6.592.035. De post
was geraamd op 3.750.
Volgn. 421. Vergoeding van de kosten van
instandhouding van bijzondere scholen, bedoeld
in art. 101 der Lager Onderwijswet 1920 3.569.98
Bij raadsbesluit van 5 Maart 1928 werd het
aan besturen van bijzondere scholen voor 1928
toe te kennen voorschot op de vergoeding,
bedoeld in art. 101 der Lager Onderwijswet,
voor het uitgebreid lager onderwijs vastgesteld
op 8.517.Bovendien moest in verband
met de vaststelling, bij raadsbesluit van 30
Juli 1928, van bovenbedoelde vergoeding over
het jaar 1924 alsnog een bedrag van 2.112.58
ten laste van dit volgnummer worden gebracht
en in verband met de vaststelling, bij raads
besluit van 29 October 1928, van de ver
goeding over 1925 een bedrag van 3.540.40.
In totaal bedragen de uitgaven 14.169.98,
zoodat aanvulling van de beschikbaar gestelde
som van f 10.600.met 3.569.98 noodig is.
Volgn. 422. Uitkeering aan gemeenten, inge
volge art. 104, eerste lid, der Lager Onderwijswet
1920 173.41
De uitgaven ter zake van het bijzonder uit
gebreid lager onderwijs vereischen op het
dienstjaar 1928 eene uitgaaf van 273.41; de
post was geraamd op f 100.
Zie de toelichting bij volgn. 408 der uit
gaven.
Volgn. 424. Uitkeering aan andere gemeenten