6
de Oude Vest, vanaf Voldersgracht tot aan de Pelikaanstraat
Alhier; dat zij zich met deze tot Uwen Raad wenden met
het beleefd verzoek: het verplaatsen der permanente braud-
stoffenmarkt, en wel om de volgende redenenDat het hun
allen voorkomt dat, door het steeds toenemende drukke
verkeer genoemde plaats gevaar oplevert in 't algemeen, in
't bizonder voor de daar ter plaatse zijnde Scholen en wonende
gezinnen; dat het zich herhaaldelijk voordoet, dat ter hoogte
van het daar gevestigde Rotterdamsche Veer en N. V. Bonda,
stagnatie in 't verkeer is, hetwelk het gevaar in hooge mate
doet toenemen, vooral op de uren van het in en uitgaan
der Scholen; dat het lossen der brandstof in hoofdzaak ge
schied door Auto's en paardenwagens, die dan achteruit
tusschen de boomen worden geplaatst, en voor plaatsen,
waar al niet meer dan 5 a 6 Meter breedte is; waardoor,
uit den aard der zaak, het doorgaand verkeer herhaaldelijk
gestremd is; Dat de openbare weg, zooals begrijpelijk, in
hooge mate wordt verontreinigd, en stank wordt veroor
zaakt door de facaliën der paarden, door rookende Autos
en het stoken der schippers; dat het vrije uitzicht wordt
ontnomen aan de bewoners, door de hoog opgeladen schepen,
en zij hunne ramen niet kunnen openen, van wege de voor
noemde stank.
Redenen, waarom zij zich met deze tot U, Edel Achtbare
Raad, wenden, met het beleefd verzoek, bedoelde schepen
te doen verplaatsen, waar volgens hun inzien, een beter
gelegenheid bestaat: Rijn en Schiekanaal of einde Haagweg,
Galgewater; en die maatregelen te willen nemen, die Uw
Raad zelf meent noodig te zijn, om aan den onhoudbaren
toestand een afdoend einde te maken,
't Welk doende
J. M. Simons
(Volgen de namen van nog 23 adressanten.)
Leiden 25 September 1928.
N°. 14. Leiden, 15 Januari 1929.
Onder mededeeling, dat ons College zich met het hieronder
afgedrukt voorstel van de Commissie van Beheer over de
Gestichten „Endegeest," „Voorgeest" en „Rhijngeest" kan
vereenigen, geven wij Uwe Vergadering in overweging ge
noemde Commissie te machtigen tot het doen verbeteren
van de toetreding van daglicht in de paviljoens E en E'
overeenkomstig het hierbij overgelegd plan C voor de som
van 4600.te betalen uit de middelen van het afschrij vings-
en vernieuwingsfonds dier inrichtingen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 10 Januari 1929.
Wij hebben de eer Uw College mede te deelen, dat de
toetreding van daglicht in de op den beganen grond gelegen
lokalen van de paviljoens E. en E1. van het gesticht „Ende
geest" zeer veel te wenschen overlaat; het gevolg daarvan
is, dat deze lokalen, waarin de onrustige patiënten verblijven,
overdag donker en somber zijn, welk bezwaar zich uit den
aard der zaak in dezen tijd dubbel doet gevoelen, en dat
het verblijf aldaar voor de patiënten weinig opwekkends
heeft. Teneinde hierin verbetering te brengen, heeft de
Geneesheer-Directeur zich met onze toestemming en door
Uwe tusschenkomst om adviei tot den Directeur der Ge
meentewerken gewend, die, zooals U uit zijn hiernevens-
gaand rapport van 27 December 1928 No. 1023 kan
blijken, daartoe een drietal plannen aan de hand doet.
Van deze plannen geven wij aan plan C, waarvan de kosten
op 4.600.worden begroot, de voorkeur, ook al is dit duur
der dan de beide andere door den Directeur der Gemeente
werken voorgestelde oplossingen. Bij dit plan toch wordt
niet alleen de lichtoppervlakte alleszins voldoende vergroot,
doch wordt bovendien, doordat onder meer de houten stijlen
van de veranda's worden vervangen door baksteenen pilasters,
aansluiting verkregen aan het uiterlijk aanzien van de ver
anda's der onlangs tot stand gekomen uitbreiding van deze
paviljoens, waar de pilasters eveneens van baksteen zijn
opgetrokken; toetreding van meer daglicht gaat bij dit plan
derhalve gepaard met verbetering van het uiterlijk aanzien
van de paviljoens.
Op grond van het bovenstaande geven wij Uw College
dan ook in overweging den Raad voor te stellen, onze
Commissie te machtigen over te gaan tot de verbetering van
de toetreding van daglicht in de paviljoens E. en E1. over
eenkomstig hot hierbij overgelegd plan C voor de som van
4.600.te betalen uit de middelen van het afschrijvings-
en vernieuwingsfonds onzer inrichtingen.
De Commissie van Beheer over de Gestichten
„Endegeest," „Voorgeest" en „Rhijngeest,"
Aug. L. Reimeringer, Voorzitter.
J. A. v. d. Stok, Secretaris.
Aan Héeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.
N°. 15. Leiden, 15 Januari 1929.
Blijkens de in de Leeskamer ter visie liggende stukken
verzoekt de onlangs opgerichte stichting „Leidsch Borgstel
lingsfonds", ter bereiking van het door haar gestelde doel,
van de gemeente geldelijken steun, hetzij door deelneming
aan het kapitaal, hetzij door het beschikbaarstellen van een
jaarlijksche bijdrage.
Het doel van de stichting is volgens art. 1 der statuten:
„woekerbestrijding door borg te staan voor credietwaardige
credietbehoevenden, die, trots ernstige pogingen, niet slaag
den in het vinden van voor crcdietverleening geeischte bor
gen of in het stellen van gevorderde zakelijke zekerheid."
Vele credietbehoevenden toch, die alleszins waard zijn om
geholpen te worden, kunnen dikwijls, ondanks ernstige po
gingen, geen borgen stellen of andere zekerheid geven; en
om nu te voorkomen dat dergelijke geldzoekenden in han
den van woekeraars vallen, wenscht de stichting in die ge
vallen, waarin een voorschot redding kan brengen, zich tot
borg te stellen en zoo een geldleening mogelijk te maken.
Teneinde voor deze borgstelling over de noodige midde
len te beschikken, zal uit erfstellingen, legaten en schen
kingen een fonds worden gevormd.
Ons College kan niet anders dan de totstandkoming van
deze stichting toejuichen, omdat naar ons gevoelen met een
dergelijk fonds in een behoefte wordt voorzien. Inderdaad
mag worden verwacht, dat deze instelling goede diensten
zal bewijzen in den strijd tegen den woeker en zij aldus
verval tot armoede zal helpen voorkomen. Er bestaat dan
ook naar onze meening voor de gemeente alleszins aanlei
ding, om van hare belangstelling in het werk van de stich
ting door het verleenen van financieele medewerking te
doen blijken.
Wij achten het 't meest met het karakter van fondsvor
ming in overeenstemming, dat de gemeente een bijdrage geeft
in den vorm van deelneming in het kapitaal van het fonds
en wel in een bepaalde verhouding tot den inbreng, welke
uit andere bronnen zal worden verkregen. Het aldus ineens
te verstrekken bedrag zouden wij bepaald wenschen te zien
op V3 van het kapitaal, dat uit andere bronnen vóór 1 April
1929 is bijeengebracht, doch tot een maximum van 5000.-
Op grond van het bovenstaande geven wij, overeen
komstig hot advies van de Commissie van Financiën, Uwe
Vergadering in overweging:
a. aan de stichting „Leidsch Borgstellingsfonds" te Leiden,
ten behoeve van het overeenkomstig art. 7 der statuten
te vormen kapitaal een bedrag ineens uit de gemeentekas
te verstrekken, groot Vs van het kapitaal, dat uit andere
bronnen vóór 1 April 1929 zal zijn bijeengebracht, doch tot
een maximum van ƒ5000.
b. vast te stellen den hierbij overgelegden begrootings-
staat, dienst 1929, model D, groot ƒ5000.teneinde zoo
noodig het maximum bedrag ter beschikking te hebben.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 15 Januari 1929.
De Commissie van Financiën heeft de eer U te berichten,
dat zij tegen het bovenstaande, om advies in hare handen
gestelde, voorstel tot deelneming in het kapitaal van de
stichting „Leidsch Borgstellingsfonds" tot een maximum
bedrag van ƒ5000.geene bedenkingen heeft.
Zij geeft U mitsdien in overweging conform dat voorstel
te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.