236 MAANDAG 17 DECEMBER 1928. van werkzaamheden in het badhuis aan de van der Werfstraat door een arbeider, die reeds in eene andere onderneming een volle werkweek heeft volbracht. 27°. Voorstel van den heer Eikerbout, in zake de ver breeding van de Plantage en de Utrechtsche brug. 28°. Voorstel van den heer Eikerbout, in zake aankoop van grond ter verbetering van den toestand aan de Zijlpoort. 29°. Voorstel van den heer Elkerboutr, in zake de totstand koming van een verbindingsweg van Noord tot Zuid, o. a. door demping van de Mare. 30°. Voorstel van den heer Spendel, in zake den bouw van woningen voor kinderrijke gezinnen. 31°. Voorstel van den heer Spendel, in zake den verkoop van die eigendommen der gemeente, die niet dienstig worden geacht aan het algemeen nut. 32°. Voorstel van den heer Wilbrink, in zake den bouw van 100 arbeiderswoningen voor groote gezinnen met 5 of meer kinderen. Zullen worden behandeld bij de algemeene beschouwingen. 33°. Voorstel van den heer Manders tot intrekking van de verordening op de heffing van Havengeld. 34°. Voorstel van den heer Manders tot intrekking van de verordening op de heffing van Liggeld. De Voorzitter zegt, dat het een goede gewoonte is om bij de behandeling der begrooting alleen die onderwerpen ter sprake te brengen, die ook in de sectievergaderingen behan deld zijn, hetgeen bij deze voorstellen niet het geval is geweest. Bovendien kunnen deze voorstellen niet zoo maar rauwelijks in den Raad geworpen worden, want daarvóór moeten zij behandeld worden in de Commissie van Financiën en in de Commissie voor den Markt- en Havendienst. De voorsteller kan er natuurlijk over spreken, omdat de haven-en liggelden bij de begrooting aan de orde komen, maar het College kan omtrent deze voorstellen geenerlei antwoord geven en zal daarop niet ingaan. De heer Manders vraagt, of er bezwaar tegen is, dat zijn voorstellen om praeadvies gaan. De Voorzitter zegt, dat daar wel degelijk bezwaar tegen bestaat. De heer Manders kan de voorstellen ter sprake brengen bij de behandeling van de begrooting, maar het College kan er geen advies over uitbrengen en de eventueele opmerkingen van den heer Manders zullen van de zijde van het College ook niet beantwoord worden. De zaak is niet in het sectieverslag behandeld. De heer Heemskerk zegt, dat de Voorzitter volkomen ad rem heeft opgemerkt, dat de zaak niet in het sectieverslag is aanhangig gemaakt, zoodat men de voorstellen thans niet in behandeling kan nemen. Misschien was dit den heer Manders onbekend. Maar de heer Manders heeft deze voor stellen toch ingediend en nu kunnen Burgemeester en Wet houders zich in een van de volgende vergaderingen toch daarover beraden en dan kunnen Burgemeester en Wethou ders een of ander voorstel doen, hetzij om die voorstellen voor kennisgeving aan te nemen, hetzij om die voorstellen in praeadvies te nemen. De Voorzitter zegt, dat dit echter niet op het oogenblik kan gebeuren. Spreker herhaalt, dat de heer Manders bij de algemeene beschouwingen over de begrooting over zijn voor stellen kan spreken, maar hij krijgt van het College geen antwoord. De heer van Eck kan zich begrijpen, dat de Voorzitter er bezwaar tegen maakt om deze zaak op het oogenblik te behandelen, maar de voorstellen van den heer Manders zijn toch ingekomen en nu kan de Voorzitter toch niet doen alsof zij niet zijn ingekomen. Men is thans aan de begrooting bezig en Burgemeester en Wethouders kunnen nu niet antwoorden, maar dc Voorzitter kan voorstellen om de behandeling aan te houden tot de volgende vergadering. De heer Heemskerk meent, dat de heer Manders zijn voor stellen kan toelichten en praeadvies vragen. Wordt besloten den voorsteller, indien hij zulks wenscht, in de gelegenheid te stellen over deze voorstellen bij de alge meene beschouwingen te spreken. 35°. Voorstel van den heer Manders, in zake de benoeming van een studiecommissie voor de belangen van handel en industrie. 36°. Voorste] van de heeren Huurman, Wilmer en Wil brink, in zake de herziening van de gemeentelijke inkomsten belasting. Zullen worden behandeld bij de algemeene beschouwingen. 37°. Voorstel van den heer van Stralen, in zake de vast stelling van een vervroegd sluitingsuur voor kolfiehuizen, enz. op Oudejaarsavond. Zal worden behandeld bij punt 7. 38°. Voorstel van den heer de Reede om de subsidie in de werkverschaffingsloonen van de Leidsche Hout te brengen ten laste van den gewonen dienst 1929. 39°. Voorstel van den heer de Reede om bij de berekening van de vermoedelijke opbrengst van de Plaatselijke Inkomsten belasting uit te gaan van de laatst bekende opbrengst van het kohier. Zullen worden behandeld bij de algemeene beschouwingen. Ten slotte deelt de Voorzitter nog mede: dat op 14 December j.l. heeft plaats gehad de opneming van de boeken en kas van den Gemeente-Ontvanger, waar van proces-verbaal in duplo is opgemaakt, dat aandeGedep. Staten is toegezonden en in de Leeskamer ter inzage is neder- gelegd. Aan de orde is alsnu I. Benoeming van 5 leden der Commissie, bedoeld in art. 2, le lid, sub 3° der verordening, houdende Reglement voor de Commissiën van Advies betreffende de arbeids- en dienst- voorwaarden van het personeel in dienst van de gemeente Leiden. (Aftredendde Heeren F. Eikerbout, J. Wilbrink, P. Heemskerk, K. Sijtsma en H. J. Baart). De Voorzitter verzoekt den heeren van Es, van Tol, Kuivenhoven en Kooistra het stembureau te vormen. Worden benoemd met algemeene (25) stemmen de heeren F. EikerboutJ. WilbrinkP. Heemskerk en H. J. Baart; met 24 stemmen de heer K. Sijtsma; 1 biljet was in blanco. De heeren Eikerbout, Wilbrink, Heemskerk en Sijtsma verklaren de benoeming aan te nemen. II. Benoeming van 5 plaatsvervangende leden dier Com missie, (Aftredend: de Heeren D. Parmentier, J. A. van der Reijden, Th. M. W. Bergers, Mr. A. J. Romijn en J. J. Vallentgoed). Worden benoemd, ieder met algemeene (25) stemmen, de heeren D. ParmentierJ. A. van der Reijden, Th. M. W. Bergers, Mr. A. J. Romijn en J. J. Vallentgoed. De heeren Parmentier, van der Reijden, Bergers en Romijn verklaren de benoeming aan te nemen. De Voorzitter dankt de leden van het stembureau voor de genomen moeite. III. Begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente voor den dienst 1929. (Zie Ing. St. No. 197 en 198.) Bij de algemeene beschouwingen komen tevens in behan deling de desbetreffende voorstellen en motie's en het voor stel van de Commissie ad hoc in zake de jaarwedde en de wijze van pensionneering van de Wethouders. De algemeene beschouwingen worden geopend. De heer Sijtsma wenscht als eerste spreker, die van wal steekt om de woelige begrootingszee op te gaan, met een voorspelling te beginnen, die spreker al eens meer gedaan heeft, maar nu heeft hij er nog een bedoeling bij. Vroeger was het alleen een herinnering; nu hoopt spreker er ook een conclusie aan te verbinden. Vroeger vóór 30 jaar onge veer en zelfs later deed men de begrooting af in één middag zitting, later kwam er een avondzitting bijnu zal men waar schijnlijk er een week over doen en toch voorspelt spreker, dat zij ongeveer ongewijzigd zal worden aangenomen, al hoopt hij, dat zijn voorstellen in de oogen van Burgemeester en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1928 | | pagina 2