MAANDAG 17 DECEMBER 1928. 255 die deze straten nemen, omdat de Haarlemmerstraat en de Breestraat door het drukke verkeer voor velen slecht begaan baar zijn, kunnen ook daar drie dagen in de week niet passeeren. Dit is eigenlijk te danken aan de hereeniging van twee tuindersvereenigingen. Toen deze met elkander kwestie hadden, werden er op de Houtmarkt vlug eenige loodsen opgeslagen en daar werd ook een massa groente geveild en toen waren de Apothekersdijk en de Boommarkt goed begaan baar. Nu zijn die twee vereenigingen het weder met elkander eens geworden. Alles is nu op den Apothekersdijk en Boom- markt onder gebracht, waar het nu voor studenten en voor menschen, die zich daarop hebben ingericht, onmogelijk is daar te blijven wonen. Spreker zou gaarne wenschen, dat aan dezen toestand zoo spoedig mogelijk een einde wordt gemaakt. Spreker zou nog iets naarvoren willen brengen over een ge meentebelang. Het aanzien van een van de mooiste grachten te Leiden, de Hooglandsche Kerkgracht, wordt 5 of 6 dagen van de week tot 6 uur 's avonds totaal bedorven. Er staan daar zeer mooie heerenhuizen. Nu worden op deze gracht allerlei bodewagens neergezet. Vroeger stonden deze wagens verspreid op de Hoogstraat, Vischmarkt, Hartesteeg enz., nu wordt alles op deze mooie gracht samengebracht. Leidenaars beroepen zich er dikwijls op, dat zij wonen in »het mooie Leiden" en er wordt gezegd, dat de stad zooveel aantrek kelijks heeft voor buitenlanders. Nu wordt hier het stads beeld volkomen bedorven, daarom zou spreker willen vragen of het niet mogelijk is, dat die wagens een andere stand plaats krijgen. In de sectievergaderingen is in dit verband gesproken over de Kaasmarkt. Nu beteekenen de bodewa gens ook een belang voor Leidenvoor menschen uit de omgeving, die in Leiden hun inkoopen doen, moet gelegen heid zijn om het gekochte met den bode mede te geven; nu heeft spreker vernomen, dat de bezitters van de bodewa gens bezwaar tegen de Kaasmarkt hebben, omdat daar geen boomen staan. Is het nu niet mogelijk om, als men besluit de standplaats dezer wagens naar de Kaasmarkt te ver plaatsen, daar een rij boomen te planten, zoodat er schaduw komt? Trouwens noodig vindt hij dit niet; op de Hoogstraat stonden vroeger ook geen boomen. Spreker heeft ook gelezen, dat de Kaasmarkt terug moet naar de Waag, waar zij eigenlijk hoort. Het kaasmarktterrein heeft veel geld gekost; het wordt ongeveer 3 uur per week gebruikt en verder dient het nergens toe; alleen als de ouden van dagen eens per jaar een rijtoer in daartoe beschikbaar gestelde auto's maken, wordt op dit terrein de stoet saam- gesteld. Thans komt spreker aan een ander punt. Op bladzijde 25 van de memorie van antwoord wordt door het College ge zegd, dat, met het oog op den aanleg van de centrale riolee- ring, overkluizing, hetzij van de Middelstegracht hetzij van de Uiterstegracht noodzakelijk is. In dat geval zou een der beide bruggen in den Nieuwen Rijn vervallen, terwijl de andere in aanmerking komt voor verbreeding. Kunnen Burgemoester en Wethouders nu niet reeds op de hoogte komen, welke gracht voor overkluizing in aanmer king komt? Het rioleeringsplan is heelemaal klaar en men weet dus welke gracht overkluisd zal worden. Als men de Uiterstegracht overkluizen wil, welk bezwaar is er dan tegen om al vast de brug over de Middelstegracht te verbreeden of omgekeerd? Er staat duidelijk, dat door een van de grachten het riool komt en dat die overkluisd moet worden; nu kan het College toch zeker nagaan welke dat is en welke brug op dezen drukken en gevaarlijken verkeersweg verbreed moet worden. Naar aanleiding van de in de memorie van antwoord be sproken rooiing van de boomen in de Sieboldtstraat zou spreker nog de aandacht van het College willen vragen, hoewel deze zaak niet in de stukken besproken is, voor de boomen in de 3-()ctoberstraat. Ook die straat, die behoorlijk breed is, wordt vernauwd door de eigenaardige manier, waarop daal de boomen geplant zijn. Doordat zij L50 M. uit elkaar staan, is elkaar passeeren voor voertuigen dikwijls onmogelijk: van rechts en links houden is eenvoudig geen sprake. Indien die boomen vlak bij de stoep stonden, zou het anders zijn, maar zoo is het heel onverstandig gedaan. Zij staan er al jaren, maar kunnen zij niet verplaatst worden Nu nog eenige opmerkingen in verband met de voorstellen van den heer van Eek. De heer van Eek heeft misschien een speciale studie gemaakt van het omzetten van weiland in tuinland, maar in den distributietijd heeft de gemeente ook wel eens iets in tuinland gedaan, n.l. bruine boonen geplant; daar is heel weinig van terecht gekomen en deze onder neming heeft een massa geld gekost. De heer van Eek heeft ook gezegd, dat hij een enkelen middenstander, die in zijn oog bruikbaar is in de socialistische maatschappij zou kunnen gebruiken; het valt spreker mee, dat er nog enkele bruik- baren bij zijn, die in het kader van den heer van Eek zouden passen. Spreker weet, dat er toen middenstanders hebben medegewerkt onder leiding van de Gemeentelijke O verheid, maar spreker heeft nooit een afrekening van de bruine boonen affaire gezien; het spijt spreker, dat de heer de Reede toen nog geen Raadslid was; dan had men misschien betere finan- ciëele voorlichting gehad. Spreker geeft het College en den Raad in overweging, nimmer dit voorstel van den heer van Eek te accepteeren. Een ander voorstel van den heer van Eek betreft de be lastingen. De heer van Eek zegt, de personeele belasting is hooger dan verleden jaar, niettegenstaande de mogelijkheid om tot verlaging te komen. Spreker wil er den heer van Eek op wijzen, dat een herschatting van de onroerende goederen heeft plaats gehad en dat de hoogere opbrengst voornamelijk daarin zit. Daardoor is de gemeente toch niet benadeeld; juist hierdoor zijn verschillende woningen, die vroeger werden aangeslagen, nu afgevallen; de allerarmsten, waar het om te doen was, zijn nu vrijgekomen van deze belasting. De heer van Eck zegt, dat het altijd de bedoeling is geweest, dat het gemeentebestuur niet meer zou trekken uit de be lasting dan tot nog toe. De heer Huurman verklaart dit niet te begrijpen, maar hij hoopt, dat het hem duidelijk zal worden gemaakt. Spreker komt thans tot de tarieven van de Lichtfabrieken. De heer van Eck heeft hierover gesproken en toen heeft spreker gevraagd: ook de buitengemeenten? Ja, zeide .de heer van Eck. Spreker moet tot zijn leedwezen zeggen ook weer niet te begrijpen, dat de heer van Eck dan niet inziet, dat vele om wonenden, die in de lasten niets bijdragen, wel van de lusten profiteeren. In buitengemeenten b.v. wordt veel minder be lasting betaald en bovendien zal worden geprofiteerd van de verlaagde gas- en electriciteitsprijzen. Zij krijgen dan voor een koopje het gas en de electriciteit thuis bezorgd. De heer van Eck wil alles verlagen, met uitzondering van de 35 die hij meer wil hebben op de vermogensbelasting, maar als men daartegenover stelt al de voorstellen, die de gemeente veel geld zullen kosten, dan begrijpt spreker niet, hoe de heer van Eck ook de prijzen van gas en electriciteit voor de buitengemeenten wil drukken. Ook dat zal de heer van Eck misschien wel nader uiteen willen zetten. Vervolgens komt spreker tot het magere voorstel van den heer Schüller, betreffende de demping van het Levendaal en het vettere voorstel van den heer Eikerbout tot het dempen van meerdere grachten. Spreker acht echter de dingen, die hij met betrekking tot deze zaak zeggen wil, minder geschikt voor een openbare vergadering. Hij zal echter op het oogen- blik geen geheime vergadering aanvragen, maar te zijner tijd zou spreker toch zijn opmerkingen willen maken in een ver gadering met gesloten deuren. De heer Wilbrink zegt geen generale repetitie te zullen houden van hetgeen hij het vorige jaar gezegd heeft. Er is nu meer reden om over het beleid van Burgemeester en Wethouders te spreken, dan een jaar geleden, liet College heeft nu een jaar gehad om te toonen wat het kan en wat het wil. Van dat »kunnen" heeft men nog weinig kunnen zien, en men mag verwachten, dat men daarvan in de toe komst meer kan zien. Spreker meent, dat er van het College voldoende actie uitgaat. Principieel kan hij echter, zeer tot zijn leedwezen, niet zijn tevredenheid uitspreken over het beleid van Burge meester en Wethouders. Spreker heeft hierbij het oog op het feit, dat het College hoewel het in meerderheid zegt de Christelijke beginselen toegedaan te zijn het noodig acht om op Zondagmiddag gelegenheid te geven voor muziek uitvoeringen. In den loop der tijden heeft zich een Christelijke levenspractijk gevormd, die zich in algemeenen zin richtte naar Gods Woord en waarin het streven te onderkennen valt ook in het publieke leven met Zijne geboden te rekenen. Het besluit van Burgemeester en Wethouders is nu een stap terugtreden op dien weg. Dit wordt door sprekers fractie te meer betreurd, omdat hiermede een eerste stap is gedaan en daardoor zal het wellicht moeilijker zijn een tweeden stap na te laten. Spreker wil er echter direct aan toevoegen, dat het in de gegeven omstandigheden soms moeilijk kan zijn in welke richting men een besluit moet nemen en hoe men zijn houding moet bepalen. Indien men menschen, die daaraan behoefte hebben, de gelegenheid wil geven om muziekuit voeringen op Zondag te houden, dan kan spreker dit trachten te waardeeren, als dan tenminste werkelijk kunst wordt ge boden, wat wellicht opvoedend kan werken. Spreker blijft het echter een stap in de verkeerde richting vinden. Wat het beleid van het College in materiëelen zin betreft leeft sprekers fractie in afwachting, maar hij meent, gezien de tend'enzen, dat men wat dit betreft de toekomst met ver trouwen met dit College kan ingaan. Het zou niet moeilijk vallen tal van wenschen naarvoren te brengen, maar men heeft terdege rekening te houden met

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1928 | | pagina 21