254 MAANDAG 17 DECEMBER 1928. zou zijn geweest. Spreker meent, dat deze wijze van werken nooit gevolgd is. De algemeene beschouwingen waren vroeger meer beperkt, de besprekingen duurden langer bij de artikelen, om die artikelen gaat het toch, deze bevatten de begrooting; een behoorlijke behandeling daarvan acht hij in het belang van de gemeente. Speciaal bij deze begrooting vreest spreker, dat verschillende artikelen onder den hamer zullen door glijden, terwijl men die anders a tête reposée had kunnen behandelen. Maar nu de zaak eenmaal zoo loopt, zal ook spreker zich daaraan houden. In de eerste plaats wenscht spreker dan een enkel woord te zeggen over het salaris van de Wethouders. De heer Wilmer heeft zich ontpopt als te behooren tot degenen, die tot ver hooging van dit salaris wenschen over te gaan. Hij behoort dus tot de meerderheid; uit de redevoering van den heer van Eek is voldoende gebleken, dat er ook een minderheid is en waartoe spreker behoort. Ieder, die het verslag leest dat op zeer nauwkeurige wijze door den Secretaris is opgemaakt, waarvoor spreker hem hulde brengt zal zien, dat het de minderheid voorkomt, dat de wijze, waarop de Wethouders zich aan hun taak geven, niet wordt beheerscht door de grootte van het salaris. Naar zijn meening was er meer reden geweest over het salaris te spreken toen de wethouders ge kozen moesten worden. De Wethouders zijn gekozen en hebben allen con arnore hun taak aanvaard. Niemand heeft toen de kwestie van het salaris naar voren gebracht. Spreker begrijpt niet, waarom nu tusschentijds deze zaak aan de orde wordt gesteld. Nu de heeren eenmaal hun taak hebben aanvaard en nog drie jaren zullen blijven zitten, dringt men in eens aan op een verhooging van 500.Deze zaak kon men beter uitstellen tot het einde van deze zittingsperiode, dus tot de behandeling van de begrooting, die over twee jaar zal worden ingediend. De heer van Eek zeide, dat het tegenwoordig salaris eenigszins ondemocratisch is, hij heeft dit vergeleken bij de toelage, die een Kamerlid geniet, welke 5000.bedraagt, en meent,dat een Wethouder toch minstens zooveel werk heeft als een Kamerlid. Spreker begrijpt niet wat er voor ondemocratisch in zit; men kan wel voorstellen 6000.of nog hooger, maar spreker heeft den indruk, dat het er de sociaal-democraten om te doen is om het wethoudersambt voor hun menschen zoo begeerenswaardig mogelijk te maken. Dat is niet onhebbelijk, zooals de heer Groeneveld zegt; spreker meent dit te mogen zeggen en kwetst er niemand mee. Het is er z.i. om te doen het zoo aanlokkelijk te maken, dat er in zijn fractie nog kwestie komt wien dit ambt zal worden toegewezen. De praestatie hangt niet van het salaris af. A kan in 3 dagen meer doen dan B in 6 dagen. Vele Wethouders, o. a. van den Haag en Amsterdam, bekleeden daarbij het Kamerlidmaatschap en de taak van Wethouder van den Haag of Amsterdam is toch zeker omvangrijker dan die van Wethouder van Leiden. Als dat mogelijk is, en niemand zal ontkennen, dat b.v. de heer Ketelaar zijn taak als Wethouder en als Kamerlid uitmuntend vervult, dan begrijpt spreker niet, dat men zegt, dat het wethouderschap van Leiden den geheelen mensch eischt. Bovendien doet de een het gemakkelijker dan de ander. Het moet altijd blijven een toelage voor tijdsverzuim, voor dingen, die men anders had kunnen doen, maar het moet nooit worden een ambtenaars salaris. Een Wethouder moet boven de ambtenaren staan en in geen opzicht daarmee vergeleken worden, ook niet in verband met de salarieering. De minderheid kan zich daarom voorloopig niet met dit voorstel vereenigen. Nu zegt de meerderheid in antwoord hierop: »De meerderheid acht dit standpunt niet juist; het vraag stuk wordt thans onder de oogen gezien en indien men derhalve verhooging gewenscht vindt en zulks is bij de meerderheid het geval dan dient men ook thans daartoe te adviseeren. Stelt men nu de beslissing uit, dan ziet men zich over een paar jaar voor dezelfde moeilijkheid geplaatst". Het is evenwel thans aan de orde, omdat de heer van Eek het vorige jaar een voorstel dienaangaande heeft ingediend en Burgemeester en Wethouders een commissie hebben be noemd om nader de zaak onder de oogen te zien; het is dus heel eenvoudig aan de orde, omdat een lid het gaarne wilde behandelen. Er is gezegd men moet alles van de wethou ders kunnen eischen; zij mogen niet zeggen: ik heb er geen tijd voor. D. w. z.als ik meer salaris had, had ik er wel tijd voor. Spreker heeft in al die jaren, dat hij raadslid is, dit nog nooit van een Wethouder gehoord. De heer van Eck zegt, dat het kan voorkomen, doordat een Wethouder, die niet over eigen middelen beschikt, daar naast allerlei baantjes moet waarnemen. De heer Huurman zegt, dat dit bij een salaris van ƒ3500. in plaats van 3000.evengoed kan voorkomen. Wat betreft het voorstel, ingediend door de heeren Wil mer, Wilbrink en spreker, heeft naast hetgeen de heer Wilmer gezegd heeft, nog een andere factor daartoe bewogen, nl. dat het vaststaat, zoowel hier als aan de overzijde, dat het onmogelijk is bij iemand met 18.of f 19.inkomen per week, met 3 kinderen, nog belasting te halen. Het is nu wel gemakkelijk om voor te stellen 200.— meer voor aftrek van levensonderhoud, maar het is de vraag, of het mogelijk is. Daarom is het voorstel, dat spreker ondertee kend heeft, ingediend, en de voorstellers zouden gaarne zoo spoedig mogelijk praeadvies van het College ontvangen; zoo spoedig mogelijk, omdat het dan voor het belastingjaar 1929/1930 dienst zou kunnen doen. Spreker komt thans tot Leiden als woonstad. Er zijn in her sectieverslag verschillende vragen gesteld omtrent de verkeersverbetering en door het College wordt daarop ge antwoord, dat, waar het architectenbureau Granpré Molière nog niet voldaan heeft aan zijn opdracht, het op zijn ver plichtingen nader is gewezen. Nu zou spreker willen vragen, of bij de opdracht niet is bepaald op welk tijdstip het uitbreidingsplan klaar moest zijn. De Voorzitter zegt, dat in Mei van het vorig jaar het advies gereed moest zijn. De heer Huurman zegt, dat, als een aannemer tot welken stand ook spreker behoort een of twee maanden te laat klaar is, er een artikel in de voorwaarden voorkomt, waarbij hem een boete kan worden opgelegd en dat kan toch ook gelden voor deze architecten? Het uitbreidingsplan houdt ook verband met de vei keerswegen in de oude stad en daarom is het onverantwoordelijk, dat men zoo lang op dat uitbreidingsplan moet wachten. Alle partiëele verbeteringen worden nu aan den kapstok van het uitbreidingsplan opgehangen. Spreker bedoelt dit niet als een verwijt aan Burgemeester en Wethouders, maar hij zou willen vragen, of het niet mogelijk is genoemd architecten-bureau zoodanig de pen op deri neus te zetten, dat er meerdere spoed gemaakt wordt. Als men toch een firma een uitbreidingsplan opdraagt, is het toch begrijpelijk, dat dit in den tegenwoordigen tijd spoedig gereed moet zijn. Als het nog lang duurt, zal het tegen woordige geslacht er weinig meer van profiteeren en het plan verliest aan belangrijkheid, naarmate het langer uitblijft. Waar dit bureau reeds bijna 2 jaar te laat is, wordt het tijd streng op te treden. Als het uitbreidingsplan eens spoedig kan worden vast gesteld, is het dan niet mogelijk de verbetering van den overweg op den Rijnsbuigerweg gelijk daarbij te behandelen? Spreker erkent, dat er ook belangen van andere lichamen en gemeenten bij betrokken zijn, zooals in de memorie van antwoord staat, maar hoofdzakelijk zijn het toch de belangen van Leiden. Nu zegt de heer Sijtsma, dat daar millioenen bij betrokken zijn, maar dat is betrekkelijk er zijn ook oplossingen mogelijk, die veel en veel minder kosten. Men kan in ieder geval een doorgang maken voor voetgangers, zoodat die niet behoeven te wachten in weer en wind; voor hen is het 't ergste; in een voertuig gezeten kan men gemakkelijker wachten dan een voetganger; men zit beschut en kan door sneller te rijden den verloren tijd inhalen, maar het is ongehoord, dat een voetganger soms een kwartier moet wachten. Wat betreft de bestrating op de Hooigracht, vele menschen hebben spreker gevraagd, hoe Gemeentewerken er toe ge komen is die mooie breede straat te vernauwen; niemand vond het een ideale oplossing. Burgemeester en Wethouders zeggen hieromtrent in de memorie van antwoord: »De kosten, aan de verandering van de Hooigracht ver bonden, konden uit de voor den loopenden onderhoudsdienst toegestane gelden worden bestreden. Er was derhalve geen aanleiding een voorstel ter zake bij Uwen Raad aanhangig te maken". Er wordt hier over allerlei kleinigheden gesproken en nu een hoofdverkeersweg aldus gewijzigd wordt, was het toch wel wenschelijk geweest daarover het oordeel van den Raad te vernemen. Spreker meent, en velen met hem, dat het aanbrengen van de gazons onoordeelkundig is geschied; daarin wordt verondersteld, dat gras zal groeien; onder boomen de heer van Eck, die zich ook op het gebied van den tuinbouw beweegt, zal het met spreker eens zijn groeit geen gras; wil men dat er gras groeit, dan moet men de boomen ver wijderen. Bovendien wordt voortdurend over de gazons ge- loopen, dikwijls lijken deze meer op een meertje dan op een grasveld. Indien deze toestand jaren had bestaan, had men waarschijnlijk den Raad voorgesteld de Hooigracht te ver- breeden door deze sta in den weg op te ruimen, nu heeft men een breede straat versmalt. Het daaraan bestede geld had op betere wijze gebruikt kunnen worden. Het ligt er nu eenmaal, maar de practijk zal uitwijzen of het er lang zal blijven. Thans komt spreker tot de groenteveiling, die thans op den Apothekersdijk en de Boommarkt wordt gehouden. Deze straten liggen in het hartje van de stad en de voetgangers,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1928 | | pagina 20