244 MAANDAG 17 DECEMBER 1928. Een gemeentebestuur, optredende namens alle ingezetenen, heeft echter ook te rekenen met zedelijkheids- en billijkheids overwegingen en mag niet de prijzen van gas en electriciteit opvoeren ver boven kostprijs, terwijl het weet, dat velen het meerdere niet kunnen betalen. Het is zedelijk ongeoorloofd in die winst te laten meebetalen-door gezinnen, die niet in de noodzakelijkste levensbehoeften kunnen voorzien. Het bedrag, dat boven kostprijs geheven wordt, is geen belasting, maar het werkt veel schadelijker, omdat een belasting nog rekening houdt met de draagkracht en de allerarmsten vrijlaat. Er ontstaat een schrijnende tegenstelling tusschen de groote winsten opleverende fabriek, aan de gemeentenaren collectief behoorende, en de gezinnen, die zeer moeilijk in het aller- noodigste kunnen voorzien en in de winsten moeten bijbetalen. Spreker verlangt niet het onmogelijke en weet ook, dat bij een geheel uit sociaal-democraten bestaand College niet ineens van alle winst afstand gedaan kan worden, maar men kan de winst wel wat insnoeien en geleidelijk verminderen. Gas en electriciteit kunnen respectievelijk 1 en 2 cent per eenheid goedkooper worden geleverd. Medelijden met de gebreklijdenden baat niet veel, als het niet tot daden leidt en een goede daad zou zijn verlaging der gas- en electriciteitsprijzen. Daarmede is het gebrek echter de wereld niet uit; om hen, die in nood verkeeren, te helpen moet meer gedaan, maar dan heeft de gemeente het mogelijke gedaan. Dat de prijsdaling ook aan niet-ingezetenen ten goede komt, maakt voor spreker geen verschilbij het vervullen van haar publiekrechtelijke taak als eenig producent van gas en electriciteit heeft de gemeente ook de zedelijke verplichting op zich genomen om ook aan niet-ingezetenen die waren op billijke wijze te verstrekken. Dat de gemeente hier niet optreedt als koopman of fabrikant bewijst, dat de electriciteitsvoor- ziening reeds wettelijk is geregeld; Gedeputeerden strekken hun bemoeiingen reeds uit tot het regelen der verhouding tusschen electriciteit produceerende en afnemende gemeenten. Het zou trouwens een gevaarlijke tactiek zijn om de buitengemeenten slechts als melkkoetjes te gebruiken, daar dit zou leiden tot pogingen van zelfverdediging door de buitengemeenten, welke niet anders dan schade aan het Leidsche gemeentebelang zouden kunnen toebrengen. Billijk heid en belang eischen dus, dat de fabrieken, met behoud van het gedifferentieerd tarief, zooveel mogelijk den weg gaan van vermindering der winst door het doen dalen der tarieven. De bemoeiing met de levensmiddelen voorziening is in Leiden niet uitgebreid. De waterlevering is in particuliere handen, en met de levering van brandstoffen, groenten, aardappelen, visch, vleesch enz., laat de gemeente zich niet in. Alleen levert de gemeente cokes, waarbij zij ook weder verzuimt rekening te houden met het feit, dat dit artikel juist door de allerarmsten wordt gebruikt. Spreker zal geen voorstel doen om in Leiden een levensmiddelendienst in te stellen. De geest in het College is hiervoor niet rijp, zoodat alle succes reeds is uitgesloten. Als het kan, vermindert men juist de overheidsbemoeiing en zelfs is spreker bevreesd, dat, als de Lichtfabrieken verlies opleverden, men zelfs zou pro- beeren die fabrieken aan anderen over te doen. Spreker zal dus geen voorstel doen tot uitbreiding van de overheidsbe moeiing, die zich ook zou kunnen uitstrekken, behalve over ,het gebied van de levensmiddelenvoorziening, over dat van de voorziening van plaatselijk verkeer door middel van tram of bus, van de stichting van een gemeentelijke waschinrich- ting, maar in het algemeen wil spreker toch iets over de uitbreiding van de overheidsbemoeiing zeggen. Er bestaat een dogmatische vrees tegen die uitbreiding. Men verdedigt zich daartegen door de bewering, dat de sociaal-democraten aan hangers zijn van het overheidsdogma, hetgeen onjuist is. Aan de uitbreiding van de overheidstaak zijn twee voordeelen verbonden, die door niemand kunnen worden ontkend, in de eerste plaats, dat het doel is voorziening in de behoeften en niet winst te maken. Al wordt bij de bedrijven dat beginsel eenigszins verloochend, er is grootere waarborg bij overheids- exploitatie dan bij particuliere, dat de prijzen billijk zijn. In de tweede plaats staat de voorziening onder publieke controle. Van de wijze, waarop de voorziening geschiedt, van de regeling der arbeidsvoorwaarden is publieke verantwoor ding verschuldigd. Grooter waarborg is dan aanwezig, dat die waren deugdelijk zijn en de inwendige verhoudingen van .de bedrijven en diensten goed. Fouten, die in het publieke bedrijf worden gemaakt, worden veel eerder ontdekt en veel scherper veroordeeld dan in het particuliere bedrijf. Die voordeelen doen het publieke bedrijf, trots den dogmatischen tegenstand, veld winnen. Het zich uitbreidend Staatsmijnbe- drijf is daarvan een schitterend voorbeeld. Bij de trambedrij ven in den Haag en Rotterdam heeft de dogmatische angst grooten invloed uitgeoefend. Men voert tegen de uitbreiding van de overheidstaak aan het meer stroeve der overheids- exploitatio en de benadeeling van den middenstand. Dat het .overheidsbedrijf zich minder snel beweegt, ontkennen de sociaal-democraten niet en het kan zich ook minder aan de veranderde omstandigheden aanpassen. Gelijk uit het sociaal democratisch socialisatie-rappoit blijkt, is het doel der sociaal democraten om het gemeenschapsbedrijf zooveel mogelijk vrijheid van beweging te geven. Toezicht en beslissing over hoofdzaken zijn voldoende. In technisch opzicht wenschen ook zij aan het bedrijf groote vrijheid te laten, maar nood zakelijk blijft echter, dat het bedrijf' wordt uitgeschakeld uit de particuliere winstexploitatie. Het voorzien in de levensbehoeften der menschheid is een te groot levensbelang dan dat zulks kan worden overgelaten aan het eigenbelang van particuliere ondernemers. Wat de benadeeling van den middenstand betreft, de sociaal-democraten zijn voorstanders van de leuze: leven en laten leven. Wanneer de middenstand vooral in het distributieproces nuttige diensten bewijst, heeft spreker tegen zijn voortbestaan geen bezwaar; wanneer echter door uitbreiding der overheids bedrijven en der coöperatie zijn arbeid overbodig wordt, verzetten zich algemeen-menschelijke belangen tegen zijn voortbestaan. De middenstand zal goed doen met niet slechts te mopperen en te klagen, doch rekening te houden met veranderde omstandigheden; klagen geeft niets, als ook in het winkel bedrijf het grootbedrijf veld wint. Een deel zal moeten trachten daarin zijn bestaan te vinden. Indien bij de groote uitbreiding der gemeenschapsbedrijven door de groote voor deelen daarvan in het algemeen de geesten der bevolking rijp zijn voor de uitbreiding daarvan, kan de middenstand dit toch niet tegenhouden en doet hij verstandig zich hierbij aan te passen en daarin trachten werk te vinden. Het alge- meene streven der publieke lichamen tot uitbreiding der werkgelegenheid en de algemeene zorg voor hen, die hulp behoeven, zal overigens ook den middenstand ten goede komen. Bij meerdere bemoeiing der gemeenschap met de levens middelendistributie zal ook gebruik worden gemaakt van de deskundige qualiteiten der middenstanders; menig mid denstander zal zich dan door de zich uitbreidende overheids bemoeiing een vast bestaan kunnen verwerven. De uitbr eiding der overheidsbemoeiing levert in het algemeen en in het bijzonder voor de proletarische massa te groote voordeelen op, dan dat die terwille van den middenstand zouden kunnen worden prijsgegeven. Spreker heeft, in tegenstelling met vorige jaren, geen con creet voorstel ingediend betreffende de medezeggenschap en zal die ook niet uitvoerig verdedigen, omdat z. i. de Raad nog te weinig overtuigd is van de noodzakelijkheid daarvan om aan een bepaalden vorm van medezeggenschap te willen meewerken. Spreker heeft daarom voorgesteld in het algemeen de wenschelijkheid uit te spreken, maar 4e wijze van invoering afhankelijk gesteld van een onderzoek. Als begin van in voering blijft spreker de voorkeur geven aan zijn voorstel om een of meer vertegenwoordigers van het gemeentepersoneel toegarrg te verleenen tot de commissievergaderingen der bedrijven en diensten. Spreker zal alleen het algemeen beginsel aangeven, omdat daaruit de overtuiging van de noodzakelijkheid der mede zeggenschap geboren zal worden. De geest en stemming bij het werk zijn van invloed op de resultaten; personeel, dat weet, hoe de exploitatie wordt gevoerd, waarom bepaalde maat regelen genomen zijn, van welke omstandigheden de exploitatie uitkomsten afhankelijk zijn en dat eenigen invloed kan uit oefenen op de wijze van werken, zal beter werk verrichten dan personeel, dat buiten alles wordt gehouden. Een mede werker werkt beter dan een arbeidsslaaf; die behoeft veel minder te denken en voorzoover hij denkt, doet hij dat op commando. Wil men, dat het personeel belang stelt in het bedrijf en gaarne mee wil werken om het tot bloei te brengen, dan moet men het behalve goede arbeidsvoorwaarden ook eenige medezeggenschap verleenen, die loopt van de regeling van ieders persoonlijk werk tot de algemeene beheersregeling. Het geloof aan de noodzakelijkheid der medezeggenschap moet groeien, evenals dit bij het algemeen kiesrecht is geweest. Spreker heeft den tijd gekend, dat men betwistte, dat een arbeider een geschikt kiezer zou zijn en nog niet lang geleden achtte men het vrouwenkiesrecht een volslagen dwaasheid. Ondanks dit alles heeft de politieke democratie het gewonnen en het fascisme zal die, althans zeker niet in West- en Midden-Europa, niet kunnen vernietigen. Evenmin als de politieke democratie zal de reactie de economische democratie kunnen tegenhouden, waarvan de medezeggenschap een der elementen is. Hoe meer de machine haar intrede doet in het bedrijf en hoe meer dit werkt volgens beginselen der rationalisatie, hoe noodzakelijker het wordt, wil de werker belangstelling in zijn werk behouden en zich niet eenvoudig als een verlengstuk der machine gevoelen, dat hem kennis van en invloed op den gang van het bedrijf wordt toegekend. Het gevoel van eigenwaarde,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1928 | | pagina 10