140 Al deze redenen hebben er ons College ten slotte toe geleid om, behoudens de machtiging van Uwe Vergadering, zich tegenover de vennootschap bereid te verklaren voor onze gemeente een zoodanige overeenkomst te sluiten, mits in de redactie van enkele artikelen de door ons noodig of wenschelijk geachte wijzigingen werden aangebracht. De daaromtrent gevoerde en hierbij overgelegde correspondentie, waarnaar wij kortheidshalve meenen te kunnen verwijzen, heeft tot algeheele overeenstemming geleid, zoodat naar onze meening thans niets meer aan het sluiten van de over eenkomst in den weg staat. Het concept, zooals het na de daarin gebrachte wijzigingen luidt, is als bijlage II in de Leeskamer te Uwer inzage neergelegd, terwijl de redactie, voor zoover zij van die van het oorspronkelijk door de vennootschap ingediend ontwerp afwijkt, met rood is onderstreept. Vermelding verdient alleen nog, dat de inwerkingstelling van de fabriek op verzoek van de vennootschap in plaats van op 1 Mei 1929, zooals wij aanvankelijk hadden gewenscht, met ons goedvinden nader is bepaald op 1 Januari 1930 (art. 13). Voor de bij onzen keuringsdienst aangesloten omliggende gemeenten pleiten voor het sluiten van de onderwerpelijke overeenkomst ook nog andere redenen. Aldaar geschiedt n.l. de onbruikbaarmaking, overeen komstig het bepaalde in het tweede lid van art. 61 van het meergenoemd Koninklijk besluit van 5 Juni 1920, S. 285, door begraven na verkleining en vermenging met creoline. Aan deze wijze van onbruikbaarmaking, die overigens slechts tot 1 Juni 1932 geoorloofd is, op welken datum ook daar de onbruikbaarmaking zal moeten geschieden door behandeling in een destructor, zijn echter bezwaren van hygiënischen en practischen aard verbonden. In de eerste plaats is, zooals trouwens de ervaring reeds heeft geleerd, het gevaar niet denkbeeldig, dat het aldus begraven vleesch, vooral als het niet behoorlijk is verkleind en niet voldoende met creoline is overgoten, weder wordt opgegraven en in consumptie gebracht en aldus ook zijn weg naar Leiden vindt; voorts gaat het begraven bij vorst met groote moeilijkheden gepaard, terwijl ook de hooge stand van het grondwater in deze streek vaak een beletsel oplevert tegen het voldoende diep begraven. Bovendien is in de nabijheid van de noodslacht- plaatsen vaak niet voldoende ruimte beschikbaar om binDen korten tijd verschillende cadavers te begraven, terwijl ten slotte het begraven, dat onder toezicht van keuringspersoneel moet geschieden, veel tijd van onze ambtenaren in beslag neemt. Om aan deze bezwaren, die ook Leiden aangaan, zoo spoedig mogelijk een einde te maken en voorts ook om de bij onzen dienst aangesloten gemeenten mettertijd hetzij de kosten van oprichting en exploitatie van een eigen destructor, hetzij de kosten van verbranding in den Kori-oven te Leiden, te besparen, hebben wij, toen tevens vaststond, dat een gemeentelijke fabriek van technisch vet en vleeschmeel naar alle waarschijnlijkheid niet zou rendeeren en dus de voor zichtigheid gebood van de oprichting van een zoodanige fabriek af te zien, er bij de besturen van deze gemeenten op aangedrongen, dat ook hunnerzijds tot het sluiten van overeenkomsten met de Nederl. Thermo-Chemische Fabrieken werd overgegaan. Aan dien aandrang is het meerendeel dier gemeenten reeds bereid gevolg te geven. Aanvankelijk hadden wij ons bij het overleg ter zake met die gemeentebesturen op het standpunt gesteld, dat zij de van de vennootschap te ontvangen uitkeeringen, als bedoeld in art. 11 van het concept, in de kas van het Openbaar Slachthuis behoorden te storten, omdat onze keuringsdienst ter bevordering van een goede naleving van de Vleeschkeu- ringswet het keurloon van afgekeurd vee en vleesch aan de eigenaren in de aangesloten gemeenten restitueert, mits deze de wettelijke voorschriften in acht hebben genomen. Toen evenwel al spoedig en later ook op een met vertegenwoor digers van deze gemeentebesturen te Leiden gehouden con ferentie bleek, dat tegen het op zich nemen van deze ver plichting overwegend bezwaar bestond, voornamelijk uit dezen hoofde, dat naar hunne meening de bovenbedoelde uitkeeringen niet ten bate van de gemeente Leiden of zelfs van hun eigen gemeente, doch billijkheidshalve alleen ten bate van de eigenaren van het afgekeurde vee en vleesch behoorden te komen, is ons College ten slotte voor dit be zwaar gezwicht, mits daartegenover de betrokken gemeente besturen zich verbonden de eventueel uit de overeenkomst voortvloeiende kosten, die aanvankelijk ten laste van Leiden zouden komen, voor eigen rekening te nemen, zoodat Leiden althans uit dien hoofde geenerlei uitgave zou hebben te doen. Op dien grondslag is overeenstemming bereikt, zoodat ook het meerendeel van de bij onzen dienst aange sloten gemeenten binnenkort overeenkomsten met de Thermo-Chemische Fabrieken zal sluiten, die van de door Leiden te sluiten overeenkomst slechts in zoo verre zullen afwijken, als door de plaatselijke omstandigheden wordt geboden. Op grond van het bovenstaande en onder mededeeling, dat ook de Gezondheidscommissie zich daarmede kan ver eenigen, geven wij alsnu Uwe Vergadering in overweging met de K. V. Nederlandsche Thermo-Chemische Fabrieken te Amsterdam een overeenkomst aan te gaan volgens het hierbij overgelegde ontwerp II. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1928 | | pagina 2