GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
139
IseEKOKEir STUKKEN.
N°. 220. Leiden, 27 November 1928.
Artikel 15 van de Vleeschkeuringswet (Wet van 25 Juli
1919, S. 524, gewijzigd bij de Wet van 18 Mei 1922, S. 305),
bepaalt, dat afgekeurd vleescb onbruikbaar moet worden
gemaakt voor voedsel voor menscb en dier, terwijl art. 17,
lid 4, eenzelfde voorschrift bevat ten aanzien van in beslag
genomen vleesch of vleeschwarenwaarmede een der feiten,
strafbaar gesteld bij de artikelen 36, 37 of 40 der wet, is
gepleegd. De wijze, waarop de onbruikbaarmaking moet
geschieden, laat art. 18 sub i der wet ter regeling over aan
een algemeenen maatregel van bestuur. Terwijl nu het eerste
lid van art. 61 van het Koninklijk besluit van 5 Juni 1920
S. 285 ter uitvoering van genoemd art. 18 aanvankelijk
bepaalde, dat de onbruikbaarmaking van gemeentewege
moest geschieden door behandeling in een destructor, zonder
dat een omschrijving werd gegeven van hetgeen onder een
dergelijke inrichting moest worden verstaan, geeft het, na
de wijziging, die het bij Koninklijk besluit van 28 Mei 1925,
S. 223 heeft ondergaan, daarvan de volgende definitie„Als
destructor is te beschouwen eene inrichting, waarin vleesch
en vleescliwaren door thermische-, chemische- of thermisch-
chemische behandeling, hetzij in enkelvoudige bestanddeelen
worden ontleed, hetzij zoover worden verbrand, dat alleen
aschbestanddeelen overblijven, en de behandeling zoodanig
is, dat alle levende organismen worden gedood.'
Aangezien nu de onbruikbaarmaking alhier geschiedt door
verbranding in een zgn. Kori-oven, kan er thans geen twijfel
meer bestaan, dat een dergelijke inrichting een destructor
is in den zin der Vleeschkeuringswet.
Er zou dan ook geen aanleiding hebben bestaan, om
wijziging van deze methode van onbruikbaarmaking in over
weging te nemen, ware het niet, dat de te Amsterdam ge
vestigde N.V. Nederlandsche Thermo-Chemische Fabrieken
in het feit, dat de Vleeschkeuringswet alle gemeenten, zij
het eerst met ingang van 1 Juni 1932, verplicht de onbruik
baarmaking te doen geschieden in een destructor, die vol
doet aan de bovenvermelde omschrijving, aanleiding had
gevonden zich tot de gemeentebesturen in ons land en der
halve ook tot ons College te wenden met het verzoek, te
willen bevorderen, dat in zake de verwerking van afgekeurd
vee en vleesch met haar voor den tijd van 15 jaren een
overeenkomst werd gesloten volgens een door haar over
gelegd en in de Leeskamer ter inzage neergelegd concept
(Bijlage I).
Volgens dit ontwerp verbindt de vennootschap zich door
haar zorg en voor haar rekening het volgens de bepalingen
der Vleeschkeuringswet afgekeurde vee en vleesch onbruik
baar alsmede in den zin der Veewet ziek en verdacht
vee, dat is afgemaakt of gestorven, onschadelijk te maken,
door het in door haar gestichte fabrieken te verwerken tot
technisch vet en meelhet vervoer naar de fabriek in door
haar beschikbaar te stellen vervoermiddelen neemt zij even
eens voor haar rekening, een en ander met inachtneming
van de daaromtrent vastgestelde of vast te stellen wettelijke
voorschriften en van die, welke door de bij of krachtens de
wet bevoegde autoriteiten zijn of zullen worden gegeven
(Artt. 1 tot en met 7 van het concept). Bovendien verbindt
de vennootschap zich voor ieder stuk vee, dat uit het gebied
der gemeente aan haar wordt afgeleverd, aan de gemeente
een bedrag uit te keeren, berekend op den voet van het
bepaalde in art. 11. Daartegenover neemt de gemeente de
verplichting op zich, om de fabriek van de vennootschap met
uitsluiting van anderen als destructor voor haar gebied aan te
wijzen en alle uit de gemeente afkomstige cadavers en afval-
deelen aanhaar af te staan, alsmede om de vennootschap op het
territoir der gemeente vrij te stellen van betaling van ge
meentelijke tol- en bruggelden en andere retributies in verband
met het vervoer (Artt. 8 en 12 van het concept). Artikel 10
voorziet voorts in het toezicht op de naleving van de over
eenkomst en op de juiste toepassing van de ter zake geldende
wettelijke voorschriften, terwijl ten slotte art, 15 een regeling
van de procedure bevat, die, bij het ontstaan van geschillen
tusschen de partijen bij de overeenkomst, moet worden gevolgd.
Wij hebben de bovenbedoelde concept-overeenkomst in
handen gesteld van de Commissie van Beheer over het
Openbaar Slachthuis, die ons College daaromtrent van advies
heeft gediend en welk advies hierbij mede wordt overgelegd.
Zooals U daaruit kan blijken, komt genoemde Commissie,
na de zaak tot in bijzonderheden te hebben overwogen, tot
deze conclusie, dat, tenzij daartegen uit wettelijk oogpunt
bezwaar mocht bestaan, het in beginsel en, behoudens enkele
in de redactie van eenige artikelen aan te brengen wijzigingen,
aanbeveling verdient tot het sluiten van gen zoodanige
overeenkomst over te gaan. Met deze conclusie hebben wij
ons kunnen vereenigen en het zij ons daarom veroorloofd
in het kort voor de bijzonderheden naar meergenoemd
rapport verwijzende rekenschap te geven van de over
wegingen, die zoowel de Commissie als ons College in dezen
hebben geleid.
Zooals wij boven reeds uiteenzetten, legt de Vleeschkeu
ringswet aan de gemeenten den plicht op voor de onbruik
baarmaking van afgekeurd vee en vleesch zorg te dragen.
De eerste vraag, welke rees, was dus deze, of de gemeente
deze haar publiekrechtelijke taak aan een particuliere
vennootschap mocht overdragen, zij het ook onder den
waarborg van een streng ambtelijk toezicht. En hoewel deze
vraag naar onze meening, althans voor de practijb, bevesti
gend mocht worden beantwoord, omdat in Friesland de
vennootschap reeds die taak van de gemeenten had over
genomen, hebben wij ons zekerheidshalve ter zake toch nog
tot den Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid gewend,
die ons mededeelde, dat aard en strekking van de concept
overeenkomst zijns inziens niet in strijd waren met de bij
en krachtens de Vleeschkeuringswet vastgestelde bepalingen.
Bestond er alzoo uit juridisch oogpunt tegen het sluiten
van de overeenkomst geen bezwaar, dan konden alleen nog
overwegingen van hygiënischen, economischen of financieëlen
aard daarvan nog doen afzien.
Uit hygiënisch oogpunt nu levert het sluiten van de over
eenkomst, gelet op de hier gebezigde methode van onbruik
baarmaking, voor onze gemeente, zooal wellicht geen voor
deel, dan toch zeker geen nadeel op immers het vervoer
naar- en de verwerking in de fabriek van de vennootschap
moeten voldoen aan de strenge eischen, die de beschikking
van den Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid enden
Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw d.d. 10
April 1926 daaraan stelt.
Uit economisch oogpunt verdient uit den aard der zaak
de verwerking van afgekeurd vleesch tot waardevolle pro
ducten als technisch vet en vleeschmeel verre de voorkeur
boven zijn verbranding tot asch in een Kori-oven, zoodat
het naar onze meening geacht kan worden op den weg der
gemeente te liggen, om harerzijds deze wijze van onbruik
baarmaking te bevorderen, indien althans haar eigen finan-
cieële belangen zich daartegen niet bepaaldelijk verzetten.
En ook dit is voor onze gemeente niet het geval, integen
deel. Immers uit de overeenkomst vloeien, behoudens de
niet noemenswaardige kosten ex art. 5, voor haar niet alleen
geen' andere uitgaven voort, doch zij leidt tot besparing
van kosten, die de gemeente zich thans voor de onbruik
baarmaking moet getroosten. Zooals toch uit het rapport
van de Commissie van Beheer blijkt, brengt de exploitatie
van den Kori-oven, wegens kosten van verbranding en be
diening, wegens hooge afschrijving in verband met spoedige
slijtage enz., voor de gemeente jaarlijks niet onaanzienlijke
uitgaven met zich mede. Door het sluiten van de overeen
komst bespaart de gemeente zich derhalve deze jaarlijks
terugkeerende exploitatiekosten, verzekert zij zich boven
dien krachtens art. 11 een, zij het niet belangrijke, bate,
terwijl zij er ten slotte toe medewerkt de verwerking van
het afgekeurde vee en vleesch op een meer economische
wijze te doen geschieden dan tot dusverre plaats had.
Ten slotte zou nog alleen deze reden van het aangaan
van de overeenkomst kunnen doen afzien, dat oprichting
en exploitatie van gemeentewege van een fabriek tot ver
werking van afgekeurd vleesch tot technisch vet en vleesch
meel voor de gemeente de mogelijkheid opende om grootere
voordeelen te behalen, dan haar door de onderwerpelijke
overeenkomst worden geboden.
Zooals echter de Commissie van Beheer, voorgelicht door
den Directeur van het Slachthuis, mededeelt, zou de exploi
tatie van een dergelijke gemeentelijke fabriek, indien daarin
alleen werd verwerkt het in Leiden afgekeurde vleesch, bij
gebreke van voldoende grondstoffen, zeker niet loonend
zijn, terwijl, indien daarin mede werd verwerkt het afge
keurde vleesch, afkomstig uit de bij onzen keuringsdienst
aangesloten gemeenten gesteld al, dat deze daartoe hare
medewerking zouden willen verleeneu het ook dan hoogst
twijfelachtig mocht heeten, of de exploitatie, vooral ook
wegens de hooge kosten van het vervoer, wel voor de
gemeente voordeelig zou zijn. De practijk toch heeft geleerd,
dat de exploitatie van een dergelijk bedrijf alleen dan zonder
verlies kan worden uitgeoefend, wanneer het zich uitstrekt
over een zeer groot gebied. En dit is nu de bedoeling van
de vennootschap, aangezien zij zich voorstelt het in het
geheele land afgekeurde vee en vleesch in een zevental
fabrieken te verwerken.
Het verdient daarom naar onze meening ook hier aan
beveling het zekere voor het onzekere te nemen, nog afgezien
van het gevaar van stankverspreiding, dat de oprichting
van een dergelijke fabriek op het terrein van het Slachthuis
of elders in de bebouwde kom voor onze gemeente zou
opleveren.