MAANDAG 1 OCTOBER 1928.
189
heeft de gemeente minder hinder van, want die komen niet
om steun. De gemeente heelt alleen te maken met werk-
looze arbeiders, die gesteund moeten worden. Het is soms
noodig, een gelegenheid te hebben tot schifting van de ge-
steunden. en daarvoor is dit werk zeer geschikt. De heer
Baart heeft wel gezegd, dat dit een werk is voor grondar-
beiders, die 62 cent verdienen en die men nu zal laten werken
voor 42 cent, maar bij dit werk zal men in de eerste plaats
vragen land- en tuinbouwarbeiders, en pas in de tweede
plaats en in de derde plaats grondwerkers. Grondwerkers en
opperlieden zijn voor dit werk niet vakbekwaam. Bovendien
was het de Commissie voor werkverschaffing bekend, dat er
andere voorstellen in den Raad zouden komen, n. 1. de zoo
even aangenomen voorstellen tot versnelde uitvoering der
rioleringswerken, die aan de grondwerkers werkgelegenheid
zullen verschaffen. Men mag dan ook verwachten, dat er voor
grondwerkers zooveel werkgelegenheid zal zijn in de stad,
dat slechts enkelen in aanmerking zouden kunnen komen
voor het werk in den Hout.
Het lag in de bedoeling van de Commissie in de eerste
plaats menschen, die reeds langen tijd trekken, aan dit werk
te zetten. Ook is in de Commissie gesproken over verschil
lende sociale maatregelen; zoo heeft zij geadviseerd op feest
dagen het volle loon uit te betalen en niet 80
De heer van Eek verzoekt spreker nu ook iets te zeggen
over de hongerloonen. Een jaar of zes geleden zijn dergelijke
werken uitgevoerd zonder dat de gemeente er iets over te
zeggen had, bijv. door de Heidemaatschappij. Wanneer dat
nu ook geschiedde, zouden eveneens de gewone loonen voor
land- en tuinbouwarbeid betaald worden. Die werken werden
ook in den winter uitgevoerd door werklooze land- en tuin
bouwarbeiders en alle verzuim werd in mindering gebracht,
zoodat de loonen ook niet hooger werden dan zij nu worden
gesteld. Dat zijn geen stadsarbeiders, maar die land-entuin-
arbeiders komen toch uit de omgeving. Naar sprekers over
tuiging zal de Leidsche Hout, dat toch een zelfstandig lichaam
is, voordeeliger uitkomen, als zij het werk door die land- en
tuiuarbeiders Iaat uitvoeren dan wanneer men het doet met
de werkloozen, die van het werk geen verstand hebben.
De heer Eikerbout heeft als het ware gevraagd de menschen
eerst te doen opleiden, zoodat zij in staat zijn, zonder zich
krom te moeten werken, ook dat tariefloon van 42 cent te
kunnen bereiken. Men kan niet gaan afmeten en zeggendat
loon kan een grondwerker verdienen, dus dat moeten jullie
en dat zijn dan werklooze schoenmakers, metaalbewer
kers, enz. ook halen. Spreker geeft toe, dat het loon karig
is, maar men moet niet vergeten, dat het een loon is uit de
werkverschaffing. Er zijn wel menschen, die nog minder
krijgen en spreker vindt dit treurig genoeg, maar men zet
hier toch menschen aan het werk, die getoond hebben geen
ander werk te kunnen krijgen en mochten zij nog ander
werk kunnen krijgen, dan kunnen zij dit loslaten en het
aanpakken. Er zijn wel menschen, die met hard werken niet
meer dan 20 cent per uur verdienen.
De heer Baart U was het toch een vorig maal met mij
eens, dat het geen werkverschaffing was.
De heer Wilbrink geeft toe, dat men tot op zekere hoogte
kan zeggen, dat het geen werkverschaffing is. Als het werk
wordt aanbesteed en de aannemer gaat het uitvoeren, zal het
echter niet meer kosten dan op de wijze zooals het nu
geschiedt.
De heer van Eck Nu zijn wij moreel verantwoordelijk.
De heer Wilbrink stelt zich op het practische standpunt,
dat de Leidsche Hout op deze wijze zeker voor hetzelfde
geld zal klaar komen.
Nu zet men menschen aan het werk, die anders overgeen
inkomsten beschikken en die zeker anders niet aan dat werk
zouden komen. Er zijn menschen, die nu al komen om dat
werk, omdat zij weten anders zeven maanden zonder werk
te zullen zijn. Maar, dat zijn niet volwaardige krachten, die
men 62 cent per uur kan geven.
De heer van Eck merkt op, dat die er bij kunnen zijn.
Bovendien, de menschen moeten toch leven, en van 20 per
week kunnen zij niet leven.
De heer Wilbrink antwoordt, dat er menschen zijn, die
van 20 moeten leven en die er inderdaad van leven. Hoe,
weet hij niet, zelf zou hij het ook niet meer kunnen, miar
het is zoo. Hiermede stelt de gemeente zich niet op het
standpunt, dat het loon voldoende is (anders zou zij het in
haar contracten moeten opnemen), maar de ongeschoolde,
onervaren krachten, die te werk worden gesteld, kunnen tot
42 cent per uur komen. Daarnaast komen verschillende sociale
maatregelen. Het bedrag kan niet dalen beneden de uitkee-
ring. Kerstdagen en Nieuwjaarsdag worden betaald. Ook bij
verzuim moet men de menschen tegemoet komen. Het zal
moeilijk zijn, 48 uur per week te blijven werken, maar ook
in December is dat mogelijk en spreker hoopt, dat Burge
meester en Wethouders die mogelijkheid tot werkelijkheid
zullen maken. In het algemeen vertrouwt hij, dat Burge
meester en Wethouders en het bestuur van den Hout zullen
weten, dat dit het uiterste is en dat zij voor verschillende
bijzondere omstandigheden maatregelen zullen nemen.
De heer Bosman zegt, dat het Bestuur van den Leidschen
Hout in de eerste plaats heeft overwogen of het werk moest
worden uitgevoerd door gewone arbeiders of door werkloozen.
Degenen, die met de uitvoering belast zijn, gaven de voorkeur
aan werklieden uit de vrije maatschappij, die het volle loon
zouden verdienen. Het volle loon betalend, zouden zij het
werk nog goedkooper kunnen uitvoeren dan met werkloozen
tegen half loon. Of dit juist is, laat spreker in het midden,
maar uit sociaal oogpunt was hij er in elk geval voor, het
werk door werkloozen te laten doen. Het Bestuur van den
Leidschen Hout zou daarbij liefst vrij geweest zijn in het
bepalen der loonen, ook om ieder individueel te kunnen be-
loonen naar zijn vlijt en naar zijn praestatie. Dat mocht echter
niet, omdat het Rijk een maximum loon voorschrijft.
Spreker meent, dat al wat de heeren over deze loonregeling
hebben gezegd, beter in de Tweede Kamer had kunnen
worden gezegd, omdat de Raad er toch niets aan kan ver
anderen. De Minister heeft het loon vastgesteld; houdt men
er zich niet aan, dan vervalt de bijdrage van het Rijk. Het
Bestuur van den Leidschen Hout heeft dus geen keuze, doch
heeft slechts te doen zooals de Regeering het aangaf.
Het spijt spreker, dat de linkerzijde, waar hij toch de groote
voorstanders van den Leidschen Hout meende te moeten
zoeken, om de voorwaarden, door het Rijk gesteld, zou tegen
stemmen en daardoor de uitvoering van het werk in gevaar
zou brengen. Noch het bestuur noch de gemeente kan ver
anderingen aanbrengen; het is een bindend voorschrift. Ook
spreker vindt de vastgestelde loonen niet hoog, doch het is
voor de arbeiders toch beter, dat zij werken tegen dat loon,
dan dat zij werkloos blijven.
Er is ook een schifting gemaakt van de arbeiders, die
gevraagd zullen worden. Zoo mogelijk zullen er uitsluitend
tuinarbeiders naar toe gestuurd worden. Volgens den heer
Wijkmans zijn die er voldoende. Spreker wijst er op, dat in
den wintertijd de loonen van de tuinarbeiders uit den aard
der zaak ook niet hoog zijn, omdat het heele bedrijf er op
ingesteld is, dat in den zomer de verdiensten gemaakt worden
en dat de menschen in den winter zien er nog wat bij te
verdienen. De heer Baart heeft bij voorkeur metaalarbeiders
genoemd, die hooger loon hebben, maar spreker gelooft toch,
al zijn de voorgestelde loonen niet hoog, dat zij voor tuin
lieden in het winterseizoen toch behoorlijk zijn.
De heer Groeneveld merkt op, dat door den heer Wilbrink
is gezegd, dat er bij dit werk sociale maatregelen worden
genomen, maar naar spreker is medegedeeld worden hier alle
sociale bepalingen opgeheven. Die van de Ongevallenwet, de
Invaliditeitswet en de wet op het arbeidscontract bijv. zijn
ingetrokken. Spreker zou gaarne hierover nadere inlichtingen
ontvangen.
De heer Goslinga ontmoet, bij de verdediging van dit
voorstel, in de eerste plaats den heer Eikerbout, die met
genoegen hiervan heeft kennisgenomen, maar die toch ver
schillende vragen heeft gesteld en die in de eerste plaats
gevraagd heeft om een trainingstoeslag voor de menschen, die
met het werk nog niet bekend zijn, die dus nog geen capa
citeit hebben om het accoordloon van 42 cent te kunnen
halen. De heer Eikerbout zeide daarbij, dat het ook in andere
plaatsen bij de werkverschaffing gebeurt. Indien dat zoo is,
en spreker heeft geen reden om aan een mededeeling van
den heer Eikerbout te twijfelen, dan zal hij dit punt aan het
Bestuur van den Leidschen Hout voorleggen. Wat elders ge
schiedt zal ook hier geoorloofd zijn.
Verder heeft de heer Eikerbout gevraagd of het tarief gelijk
zou zijn aan dat voor soortgelijk werk in het particulier
bedrijf. Aan dit verzoek zou het Bestuur van den Leidschen
Hout niet kunnen voldoen. Het is mogelijk, als men zich
stelt op de basis van het particuliere bedrijf, dat de loonen
nog niet zouden komen aan de helft van den thans gestelden
norm van 20.16. De menschen zouden dan ook hetzelfde
werk moeten praesteeren als geschoolde grondwerkers, en dat
kunnen zij immers niet. Daarom is het juist verstandig, dat
men laat werken onder geheel andere normen dan die in
het particuliere bedrijf gelden.
De heer Eikerbout bepleitte voorts het aanwijzen van per
sonen uit de vakcentralen, die geschillen zouden beslissen of
die daarbij behulpzaam zouden zijn. De kans, dat quaesties
zullen rijzen, is zeer gering, maar als het geval zich mocht