188
MAANDAG 1 OCTOBER 1928.
worden of hij al dan geen steun zou krijgen: wij moeten
iets vinden, waardoor het mogelijk wordt gemaakt, dat zoo
iemand aanspraak kan blijven maken op zijn steun. In het
oude steunreglement van 1925 staat:
»De ondersteunde is verplicht aangeboden werk, waar
voor hij geschikt kan worden geacht, te aanvaarden."
Daardoor kreeg men moeilijkheden. Wanneer iemand 60
of 70 cent had verdiend en hij weigerde werk tegen 40 cent
per uur, dan kwam de vraag, of die man nog steun mocht
hebben. In het algemeen was de heer Wilbrink het met
spreker eens, dat zulk een man niet kon worden gezet aan
werk tegen 40 cent. In het nieuwe reglement is de oplossing
van die moeilijkheden gezocht in de bepaling, dat de ge
steunde verplicht is, passenden arbeid te aanvaarden. Daarin
ligt opgesloten, dat het loon in overeenstemming moet zijn
met den arbeid, die verricht moet worden.
De heer Goslinga merkt op, dat de heer Baart het wel
beter weet dan hij het nu zegt.
De heer Baart handhaaft, dat bij de vraag, of een arbeider
een zeker werk had moeten aanvaarden, in de Commissie
voor steunverleening altijd het loon de moeilijkheid opleverde.
Daarom is de bepaling gewijzigd. Nu zullen door de steun
verleening de menschen gezonden worden naar dit werk, dat
geen werkverschaffing is, en waarbij een veel te laag loon
zal worden betaald. De heer Goslinga heeft straks, bij een
ander punt, zich er op beroemd, dat in Christelijke kringen
de gezinnen zoo groot zijn. Durft hij voor zijn rekening
nemen, dat een arbeider met vrouw en drie kinderen, zeker
nog geen groot gezin, aan het werk wordt gezet voor f 20.—
per week, zoodat vaststaat, dat op Donderdag de man niet
meer te eten heeft? Laat rnen liever trachten het loon te
brengen bijv. tot ƒ30.zoodat de menschen kunnen rond
komen.
Toen men subsidie ging vragen aan den Minister wist men
te voren, dat men dan ook niet meer dan 42 centen per uur
zou mogen betalen. Burgemeester en Wethouders kunnen zich
dus ook niet er op beroepen, dat zij niet meer mogen betalen
dat stond met de aanvrage voor subsidie aan het Rijk onom-
stootelijk vast.
Spreker verwacht, dat ook de Raad van meening zal zijn,
dat het voorgestelde loon te laag is en dat het werk niet is
werkverschaffing volgens de beteekenis, die aan dit woord
moet worden gehecht.
Over de premies, waarover de heer Eikerbout sprak, wil
spreker op het oogenblik liever zwijgen, omdat hij eerst het
antwoord van den Wethouder wil vernemen, maar het heeft
spreker wel getroffen, dat de heer Eikerbout voor de Christe
lijke feestdagen voorstelde 80%, terwijl de vakbeweging op
het slandpunt staat van de volle 100%. De behoeften voor
die dagen zijn niet minder, integendeel.
Spreker vraagt zich voorts af, hoe lang die menschen zullen
moeten werken. Omtrent een tijd is er niets bepaald. Intusschen
heelt spreker vernomen, dat de werktijden in strijd waren
met de wet, terwijl het bestuur van de stichting zich toch
ook daaraan moet houden. Door het ingrijpen van den con
troleur niet dat deze het uit zichzelf heeft gedaan, maar
de menschen begonnen te mopperen is toen daaraan een
einde gemaakt en is bepaald, dat niet langer mocht worden
gewerkt dan 8J uur per dag. In den winter echter zal er
geen 8f uur gewerkt kunnen worden en zal dat dan ook
moeten worden betaald met 42 cent, wat dan alleen de
kampioen kan verdienen? Spreker vindt hieromtrent niets in
de stukken.
Spreker heeft zich herhaaldelijk afgevraagd, welke gedachten
bij Burgemeester en Wethouders hebben geleefd, dat zij met
een dergelijk voorstel zijn gekomen.
Er is gezegd, dat de uitkeering van de steunverleening te
laag is. Man en vrouw krijgen nu ƒ13.50, voor elk kind
beneden de 14 jaar ƒ1.25 terwijl de eerste ƒ5.van het
gezinsinkomen mag worden behouden, waardoor verschillende
gezinnen komen tot ongeveer ƒ21.in de week, maar volgens
dit voorstel zal niet eens ƒ21.kunnen worden verdiend.
Spreker staat natuurlijk geenszins op het standpunt, dat den
arbeiders loonen moeten worden gegeven zonder dat zij er
iets voor behoeven te doen, maar als de menschen werken,
hebben zij recht op een bestaan en moet hun loon in over
eenstemming zijn met den arbeid, dien zij verrichten. Men
moet ook niet vergeten met een groep arbeiders te doen te
hebben, die een periode van werkloosheid achter den rug
heelt.
Bovendien staat het vast, dat deze menschen, die langen
tijd werkloos zijn geweest en die in steun geloopen hebben,
niet alleen een leege linnenkast hebben, maar dat zij boven
dien schulden hebben gemaakt met het vooruitzicht, die te
kunnen betalen als zij weer aan het werk zullen gaan. Men
spreekt heel gemakkelijk over loonen van 25.maar men
verliest steeds uit het oog, dat er in die gezinnen achterstand
is gekomen, die moet worden ingehaald. Nn komt men zelfs
met loonen van 20.— en misschien zal als tegemoetkoming
op de Christelijke feestdagen loon worden uitbetaald. Als dat
niet geschiedt, kunnen de menschen beter in den Hout blijven
zitten, want geld om uit te geven hebben zij toch niet, en
zij zouden Zaterdags dan nog minder ontvangen dan andere
weken. Het werk van de Leidsche Hout is geen werkver
schaffing en het geeft een loon veel minder dan de arbeider
behoeft. De Raad mag zich wel goed bedenken, eer hij een
dergelijk voorstel aanvaardt.
De heer Heemskerk heeft dit voorstel met gemengde
gevoelens ontvangen. Het trok hem wel aan, dat Leidsche
arbeiders aan werk zouden worden geholpen, maar hij was
teleurgesteld, omdat dit zal geschieden onder voorwaarden,
die niet door den beugel kunnen. De Raad heeft een groote
fout begaan, door bij het uitgeven van de gronden in erfpacht
niet te bepalen, dat het werk zou worden uitgevoerd door
Leidsche arbeiders. Was die voorwaarde wel gesteld, dan zou
er nu een mogelijkheid te meer zijn om dit voorstel af te
stemmen, want dan zou de Raad de zekerheid hebben, dat
het werk zou worden uitgevoerd door Leidsche arbeiders,
die de algemeen geldende loonen zouden ontvangen. Een loon
van 20.16 (42 cent per uur gedurende 48 uren per week)
is niet zoo, dat een arbeider met een niet al te groot gezin
er ook maar eenigermate van zou kunnen leven. Dit loon
strijdt met elk begrip van rechtvaardigheid. De arbeiders
zullen in dezen toestand komen, dat zij honger lijden en
daarbij nog werken moeten. De moeilijkheid zit natuurlijk
in de voorwaarden, die het Rijk stelt. Heeft het gemeente
bestuur wel de uiterste middelen aangewend om de loons
voorwaarden zoo hoog mogelijk op te voeren?
Spreker legt er den nadruk op, er zich niet op blind te
staren, dat een loon van 20.16 al buitengewoon schraal is,
maar ook te bedenken, dat een loon van 42 cent per uur
alleen kan worden bereikt door de geschoolde arbeiders, d.w.z.
de land- en tuinbouwarbeiders, maar dat de anderen met
nog minder weekgeld dan 20.16 naar huis zullen moeten
gaan.
De heer Eikerbout heeft gesproken van een trainingstoeslag,
maar in het voorstel staat uitdrukkelijk, dat andere uitgaven
dan loonen niet voor subsidie in aanmerking komen. Spreker
stelt de vraag, of er van de zijde van het gemeentebestuur
eenige ruimte is te vinden om, zonder in conflict te komen
met het Rijk, alsnog eenigen toeslag op die loonen te geven.
Mocht dat niet het geval zijn, dan wil spreker er zijn grooten
spijt over uitdrukken, dat het gemeentebestuur geen andere
pogingen heeft aangewend of heeft kunnen aanwenden bij
het Rijk. Spreker moet zich zijn stem nog voorbehouden,
omdat hij zich niet verantwoord acht zonder nadere toezeg
ging de menschen met dergelijke loonen naar huis te sturen.
De heer Wilbrink wil als lid van de Commissie en omdat
hij ook al eenige keeren door den heer Baart is genoemd
een enkele opmerking maken. De commissie heeft een gunstig
praeadvies uitgebracht, dat met algemeene stemmen werd
genomen. Spreker heelt daar dus ook aan medegewerkt en
zal zich dus tegen het plan door Burgemeester en Wethou
ders aan de orde gesteld niet verzetten.
De heer Baart heeft gesproken over sprekers medewerking
aan het te werk stellen van de menschen tegen een lager
loon, waarmede zij tevreden moeten zijn, omdat ze anders
van steun worden uitgesloten. Spreker is het er in het alge
meen mede eens, dat het niet aangaat, als men van de omstan
digheden wil proüteeren door een geschoold vakman te gaan
pressen om te gaan werken voor een loon, dat veel lager is
dan waarop hij volgens zijn kwaliteiten recht heeft, om zoo
iemand uit de steunverleening te ontslaan, maar z. i. hebben
die dingen hier niets mede te maken. In de werkloozen-
commissie is ook besproken, dat er een werk moest zijn voor
de werkverschaffing, wat in sommige gevallen een toetssteen
kon zijn.
De heer van Eck Wordt daarvoor het wandelbosch aan
gelegd
De heer Wilbrink zegt, dat dit wordt aangelegd, omdat
men het zoo mooi, zoo nuttig en zoo goed vindt, en dat men
daarom blijde is, dat er een stichting is als de Leidsche Hout.
De Commissie voor de werkverschaffing was er tot op
zekere hoogte mede ingenomen, dat er hier een gelegenheid
was, waarbij kon blijken, of menschen, die bijna steeds geen
werk konden vinden, werkschuw waren of dat er bij hen
werklust was. Spreker geeft toe, dat over het algemeen de
menschen in de gemeente wel willen werken, maar er worden
toch altijd menschen gevonden, die liever geen werk hebben
dan wel.
De heer van Eck zegt, dat men dit niet alleen .heeft onder
de arbeiders, maar ook onder de kapitalisten. Maar, daar