MAANDAG 1 OCTOBER 1928.
187
baar moet worden gesteld, maar nu kost het de gemeente
ook geld, want drie menschen zijn ongeveer drie maanden
bezig geweest om die sloot schoon te maken. Als dit tegen
over elkaar gesteld wordt, is het toch in het belang van de
gemeente daartoe over te gaan. Burgemeester en Wethouders
meenen, dat de toestand eerst zoo ernstig moet worden, dat
men tot onteigening moet overgaan. Het spreekt vanzelf, dat
het dan de spuigaten uitloopt en de toestand heelemaal
onhoudbaar is geworden.
De heer Splinter antwoordt, dat, als de toestand werkelijk
zoo onhoudbaar is, men de Gezondheidscommissie hierop zal
wijzen; indien de Gezondheidscommissie daarover ongunstig
rapporteert, zal de heer de Leeuw wel mede moeten werken.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
gewijzigd voorstel van Burgemeester en Wethouders be
sloten.
(De heer Groeneveld was inmiddels ter vergadering ge
komen.)
XXX. Voorstel om goed te keuren, dat 25% der loonen
ten behoeve van de bij wijze van werkverschaffing uit te
voeren werken voor »de Leidsche Hout", aan het Fonds voor
aanleg, onderhoud en beheer van wandelparken worden
verstrekt.
(Zie Ing. St. No. 196.)
De heer Elkerbout heeft met genoegen van het voorstel
kennis genomen, omdat men in de wintermaanden reeds met
het werk kan aanvangen en het de bedoeling is er in de
volgende winterperiode mee te kunnen voortgaan. Spreker
meent, dat er bij de punten a tot en met nog wel enkele
andere punten zijn, die overwogen moeten worden, of waaraan
tegemoet kan worden gekomen, en hoopt, dat hij een zoo
danig antwoord op zijn vragen zal ontvangen, dat eventueel
in te dienen voorstellen niet noodig zijn. Zoo wordt er geen
rekening mede gehouden, dat personen, die bij dat werk
zullen geplaatst worden, daarmede niet bekend zijn. Er zullen
onder hen personen gevonden worden, die voor graven niet
voldoende capaciteiten bezitten, om bij Hink werken tot een
loon van ongeveer 42 cent per uur te kunnen komen. Spreker
vraagt, of er voor diegenen geen trainingtoeslag kan worden
verleend.
In een andere plaats is daarvoor wel een termijn van vier
weken gesteld. Waar dit echter een klein werk is, vraagt
spreker, of het geen aanbeveling zou verdienen een trainings
toeslag te geven, de eerste week van 3.de tweede week
van f 2.en de derde week van f 1.in de onderstelling,
dat daarna geen behoefte meer zal bestaan aan een toeslag.
Vervolgens zou hij gaarne opgenomen willen zien, dat de
tarieven gelijk zullen zijn aan die voor gelijksoortige werken.
Aangezien bij de werkverschaffing zich moeilijkheden kun
nen voordoen, zou het goed zijn, de plaatselijke vakcentralen
te verzoeken personen aan te wijzen, tot wie het bestuur
van den Hout zich zou kunnen wenden, om in moeilijke
gevallen overleg te plegen of uitspraak te doen.
Bepaald zal voorts moeten worden, dat bij onwerkbaar weer
80,% van het loon wordt uitbetaald. Ook is er geen rekening
gehouden met het geval van ziekte. Zou niet bereikt kunnen
worden, dat dan het Burgerlijk Armbestuur 80 van het
loon uitkeert
Uit de stukken blijkt niets omtrent de uitbetaling van
loon op de Christelijke feestdagen. Spreker wenscht bepaald
te zien, dat voor die dagen 80 van het loon wordt uitbe
taald.
Wanneer van de zijde van Burgemeester en Wethouders
wordt opgemerkt, dat in het particuliere bedrijf 100 wordt
gegeven, zal dat voor hen wellicht een stimulans zijn, om er
ook 100 van te maken.
Voorts wijst spreker er op, dat in verschillende andere
plaatsen bij werkverschaffing een 25 centszegel op de rente-
kaart van de menschen wordt geplakt. Spreker zou gaarne
zien, dat hiermede ook in dit geval rekening werd gehouden.
Tenslotte vraagt spreker, of er op het terrein ook gelegen
heid is om de fietsen te bergen en of er een schaftlokaal is,
dat in den winter verwarmd is.
De heer Baart heeft niet, zooals de heer Eikerbout, met
genoegen kennis genomen van dit voorstel, waarbij het werk,
dat zal worden uitgevoerd, wordt aangeduid als te zijn werk
verschaffing. Ook al was er niet één werklooze in de stad ge
weest, dan staat het voor spreker toch wel vast, dat aan het
werk tot aanleg van de «Leidsche Hout" zou zijn begonnen, al
was het misschien niet met een zoo groot aantal menschen.
Z. i. kan het werk dan ook niet worden beschouwd als werk
verschaffing, maar moet het meer worden bezien als werk
verruiming, waarbij men zegt: nu er toch werkloozen zijn,
vooral grondwerkers, kunnen deze menschen aan het werk
worden gesteld.
Spreker heeft eerder met teleurstelling van het voorstel
kennis genomen, omdat de arbeiders zeer slecht zullen worden
betaald.
Er is gezegd, dat de stichting verzocht heeft aan den Minister
en aan het gemeentebestuur, medewerking te verleenen, dat
het werk zal kunnen worden uitgevoerd als werkverschaffing.
Het schrijven, dat door het gemeentebestuur aan den Minister
is gezonden, heeft spreker niet bij de stukken gevonden,
zoodat hij er tot zijn spijt onkundig van moest blijven, op
grond van welke aanvrage de Minister toestemming heeft
gegeven om 25% bij te dragen. Zoolang spreker deze stukken
mist, moet hij de juistheid daarvan in twijfel trekken. In het
stuk van den Minister staan alleen wat algemeene bepalingen
en dat er voor 40 of ten hoogste 42 cent zal moeten worden
gewerkt en spreker meent dan ook, dat Burgemeester en
Wethouders niet zullen ingaan op de gedachte, door den
heer Eikerbout gelanceerd, omdat de Minister anders wel eens
het subsidie zou kunnen intrekken. Tot sprekers verwondering
was dat briefje niet bij de stukken. Hij moet zich nu bepalen tot
het Ingekomen Stuk No. 196.
Daaruit blijkt nu, dat het hoogste loon 42 cent per uur zal
zijn. Men zegt, dat dit abuis is. Inderdaad, er staatgemiddeld,
maar dat wil zeggen, dat er menschen kunnen zijn, die niet
meer dan 40 cent per uur zullen verdienen. In het stuk wordt
niet gesproken van het aantal uren, dat moet worden gewerkt.
Vermoedelijk zal in den winter het aantal werkuren geringer
zijn, maar, stelt men de werkweek op 48 uren, dan zal men
voor een loon van ƒ21.16 per week dit werk laten uitvoeren,
terwijl het geen werkverschaffing is. Een arbeider heeft echter
meer noodig. Spreker en zijn partijgenooten kunnen zich dus
met het voorstel niet vereenigen, vooral niet, omdat er
een collectief arbeidscontract is, dat voor dergelijke werk
zaamheden een loon van 62 cent per uur voorschrijft.
Wanneer aanstonds blijkt, dat de menschen opzettelijk naar
dit werk worden gezonden, zal men moeilijkheden krijgen
met de organisaties, die dit collectief contract gesloten hebben.
De heer Eikerbout voorziet dan ook terecht conflicten. Feitelijk is
het conflict er al, in dien zin, dat de organisaties een onder
houd hebben aangevraagd met den secretaris van de stichting.
Als men arbeiders hun gewone werk laat verrichten, moet
men hun ook het gewone loon van 62 cent betalen. Een loon
van ongeveer 42 cent wordt nergens betaald. De heer Goslinga
zegt, dat spreker wel beter weet, maar ongeschoolde metaal
arbeiders ontvangen meer dan 42 cent per uur, en als de
heer Goslinga het niet gelooft kan spreker de bewijzen, die
hij voor zich heeft, voorlezen. De heer Bosman zegt: dat zijn
geen tuinarbeiders, maar dan zou men andere arbeiders moeten
uitsluiten.
De heer Huurman beweert: geen schoenmakers, maar spreker
beschouwt het werk toch als grondwerk, zooals het maken
van een piasvijver, en dat kan men toch niet met schoen
makers doen.
De heer Huurman: Geen werklooze tuinlieden?
De heer Baart zegt, dat die er niet zijn, alleen wat men
schen uit de metaalindustrie en wat losse werklieden.
Wanneer iemand een opperman noodig heeft en een man,
die aan dat park aan het werk is gezet, biedt zich aan, dan
wil dat nog niet zeggen, dat hij werk heeft gevonden, juist
omdat hij aan dat park te werk was gesteld. De gedachte,
dat deze arbeiders nu wel werk vinden, omdat zij daar aan
het werk worden gezet, is dan ook onjuist. De menschen, die
daar werk hebben gevonden en er intusschen vandaan zijn
gegaan, hebben bij een collega werk gevonden, die hun voor
dien tijd altijd werk gaf.
Spreker verwacht ook wel het argument te hooren, dat er
arbeiders om werk zijn komen vragen voor 40 cent per uur.
Daarmede wordt echtergelogenstraft het praatje, dat de arbeiders
werkschuw zijn. Er is natuurlijk altijd kaf onder het koren
en spreker wil niet voor zijn verantwoording nemen, dat er
van de honderd werkloozen niet één zou zijn, die er de kantjes
afloopt. Bij den voorgestelden maatregel moet men dan echter
niet de bedoeling hebben te zeggen: zie, daar gaan ze al,
want dat is niet juist. Men moet dan het loon van de men
schen bepalen in overeenstemming met hun arbeid en voor
een grondwerker is dat 62 cent, wat collectief is overeen
gekomen.
Spreker heeft eenige ervaring door de besprekingen in de
Commissie voor de steunverleening. De vakcentrale van de
richting, waartoe spreker behoort, is tot zijn spijt bij de be
spreking van dit voorstel in de Commissie voor werkver
schaffing niet tegenwoordig geweest, omdat de heer van Stralen
door ziekte verhinderd was en het instituut van plaatsver
vangende leden niet bestaat. In de Commissie van steunver
leening is herhaaldelijk gezegd, wanneer een arbeider voor
een te laag loon te werk werd gesteld en er beslist moest