iSit86 J MAANDAG 1 OCTOBER 1928. L;De Voorzitter verzoekt, den spreker niet te interrumpeeren. I DOie&eer Kooistra vervolgt, dat zijn partij steeds loyaal medegewerkt heeft aan, de bevrediging, maar dan moeten die v voorstellen ook bevredigend zijn. Dat is duidelijk. j De heer Sijtsma maakt spreker opmerkzaam, dat men hem aan de overzijde uitlacht. Wie dat doen beschouwt hij als kinderen, als jongens. De Voorzitter verzoekt den spreker niet op interrupties ui in. te gaan. De heer Kooistra zegt, dat, indien dit gebeurt, hij die leden kwajongens noemt. i De Voorzitter merkt op, dat er geen sprake is van uit lachen. Hij verzoekt den heer Kooistra, zich aan de inter rupties van den heer Sijtsma niet te storen. De heer Kooistra komt op voor zijn overtuiging, en degenen, die hem deswege uitlachen, noemt hij apen en kwajongens. Tegen vorige punten op deagenda, die dezelfde school- vereeniging betreffen, is met geen woord geopponeerd, maar tegen dit voorstel heeft hij ernst'ge bezwaren, omdat de gevraagde uitbreidingop het oogenblik nog niet noodig is. Dat is zijn overtuiging en daarvoor wenscht hij uit te komen. De heer Elkerbout komt op tegen de door den heer Kooistra gebezigde uitdrukkingen. Ér is gelachen om een aardigheid, die met het door den heer Kooistra gesprokene niets uitstaande had. De heer Sijtsma moet niet trachten op deze wijze de zaken in het honderd te sturen. De heer Kooistra trekt dan natuurlijk zijn woorden in. De heer Parmentier! meent, dat de heer Kooistra misschien op hem gedoeld heeft, want hij lacht nog al gauw en gaarné. De Voorzitter verzoekt den spreker zich tot bet onderwijs te bepalen. De heer Parmentier vervolgt, dat een rede als de heer Kooistra hedenmiddag gehouden heeft voor zijn logisch ver stand inderdaad belachelijk is. In den Raad moet men argu menteeren, maar de heer Kooistra is begonnen met allerlei grove beschuldigingen te uiten, zonder eenig argument. Dat heeft de Wethouder behoorlijk weerlegd, maar dan begint de heer Kooistra opnieuw een redeneering te houden zonder eenig argument. Spreker heeft niet om de woorden van den heer Kooistra gelachen, maar hij wil nu wel uitdrukkelijk zeggen, dat hij dit optreden inderdaad bespottelijk en be lachelijk: vindt. De heer Sijtsma zegt, dat, terwijl de heer Kooistra aan het woord was; en, zooals hij gewoonlijk op zijn manier doet, de puntjes- op de i zette, aan de overzijde een drietal leden druk aan het lachen sloegen, hetgeen op spreker den indruk maakte^ dat zij het over den heer Kooistra hadden. Wat de zaak zelf betreft, spreker is steeds een vriend .ge weest van de onderwijspacificatie en heeft daaraan gaarne willen medewerken, maar langzamerhand heeft hij de overtuiging ge kregen, dat het voor. de gemeente een heel dure geschiedenis is geworden, met name door de vele bijdragen aan het bijzonder onderwijs. In het onderhavige geval verplicht de wet nu eenmaal de gemeente om het subsidie toe te staan; ware het anders, spreker zou ook niet voor het voorstel zijn geweest. Het komt hem nu voor, dat het geheele debat niet anders is dan een praatje voor de vaak. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt aan genomen met 22 tegen 7 stemmen. Vóór stemmende hoeren Bosman, van Tol, Heemskerk, de Reede, van Es, Romijn, Tepe, Splinter, Goslinga, van Rosmalen, Bergers, Kuivenhoven, van der Reijden, Parmentier, Sijtsma, Wilbrink, Wilmer, Huurman, Manders, Eikerbout, Spendel en Meijnen. Tegen stemmen: de heeren Koole, Baart, van Eek, Schüller, mevrouw Braggaarde Does, de heeren Kooistra en Verweij. (De heeren Wilmer en Huurman waren inmiddels ter ver gadering gekomen). XXVIII. Verordening, houdende wijziging van de verorde ning van 25 October 1920, regelende het tarief van bijdragen, te voldoen wegens Ziekenhuis verpleging vanwege de gemeente Leiden (Gemeenteblad No. 16). (Zie Ing. St. No. 195). Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. Het eenig artikel en daarmede de geheele verordening wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vastgesteld. XXIX. Voorstel: a. tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de aanfluiting van wijk III op de Centrale rioleering; b. tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de demping, rioleering en bestrating van de Lusthofsloot en -laan, vanaf den Heerensingel tot aan de Nassaustraat; c. tot overneming in eigendom van de Gereformeerde School- vereeniging, van het perceel sectie K no. 3429; d. tot overneming in eigendom van de Inrichting van Liefdadigheid voor Roomsch-Katholieken, van het per ceel sectie K, no. 449, ged.; e. tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de aansluiting van wijk IV op de Centrale rioleering; f. tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de verbreeding van den Rijnsburgersingel vanaf de Haar lemmervaart tot aan den Stationsweg met bijkomende werken g. tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de verbreeding en verbetering van een gedeelte van den Maresingel vanaf de eerste bocht ten westen van de uitmonding van de Pasteurstraat ongeveer tot het riool gemaal voorbij den spoorwegovergang. (Zie Ing. St. Nos. 183, 184 en 185.) De Voorzitter deelt mede, dat het College van Burge meester en Wethouders nader heeft overwogen, dat een andere financiering van de verbreeding en de verbetering van den Maresingel en den Rijnsburgersingel meer aanbeveling verdient, nl. om de kosten1 der verbetering van den Maresingel ad 12000.— te betalen door afschrijving van den post «Onvoor ziene Uitgaven" en niet uit geldleening te vinden en voorts thans alleen in beginsel goed te keuren, dat voor de verbetering van den Rijnsburgersingel, die eerst het volgend jaar aan de orde komt, een bedrag van 19.500.wordt uitgegeven en dat eerst later de middelen daarvoor nader zullen worden aangewezen. In verband hiermede stelt spreker voor de conclusiën van het voorstel, vervat in Ing. St. No. 184, zoodanig te wijzigen, dat gelezen wordt: a. door vaststelling van den overgelegden begrootingsstaat beschikbaar te stellen een bedrag van ƒ62000.voor de aan sluiting van wijk IV, op de kaart nader aangegeven, op de centrale rioleering; b. goed te keuren, dat voor de verbreeding van den Rijns burgersingel vanaf de Haarlemmervaart tot aan den Stations weg met bijkomende werken een bedrag van 19.500. wordt uitgegeven, uit nader daarvoor aan te wijzen middelen." De geheele wijziging komt dus hierop neer, dat de kosten niet zullen worden betaald uit leening, maar dat de eerstge noemde post zal worden gevonden uit Onvoorzien, terwijl voor de financiëele regeling van den tweeden post nog een nader voorstel zal worden gedaan. De heer Baart erkent, dat het voorstel sub b een verbetering beteekent. De sloot, waarvan in het voorstel spi ake is, wordt slechts voor een deel gedempt. Het gevolg zal zijn, dat het een nog rommeliger toestand zal worden dan het daar nu al is. Den laatsten tijd zijn geregeld diie of vier man van de Reiniging bezig met het schoonmaken van die sloot, en de overblijvende helft zal nu in nog sterkere mate een vuilnisbak worden. Het schijnt niet gemakkelijk, den heer de Leeuw te overtuigen tot het afstaan van de sloot, maar, wanneer die sloot toch voortdurend geld kost van schoonhouden, zou het misschien verkieselijk zijn hem zoo noodig een zeker bedrag voor de sloot te betalen en die te dempen. Anders wordt de toestand voor de omwonenden op den duur onhoudbaar. De heer Splinter zou het inderdaad beter achten, de geheele Lusthofsloot te dempen. Na de uitvoerige conferenties, die verleden jaar met den heer de Leeuw zijn gehouden inzake de Os- en Paardenlaan, staat echter wel vast, dat men thans niet tot overeenstemming zou komen. Het is wel de bedoeling, nog eens met den heer de Leeuw te spreken, als dat werk gereed is. Spreker zou het echter zeer verkeeid vinden, den heer de Leeuw een geldsom aan te bieder:, wat trouwens in strijd zou zijn met de verordening. Burgemeester en Wethouders zullen echter op deze zaak het oog houden. Wanneer de heer de Leeuw ook aan den anderen kant grond gaat verkoopen, zal hij waarschijnlijk vanzelf bij de gemeente komen. De heer Baart merkt op, dat, als men blijft afwachten tot de heer de Leeuw wellicht wat meer tegemoetkomend gestemd zal zijn, de bewoners van de gemeentewoningen achter aan d; Lusthoflaan blijven zitten met die stinksloot. Het is een onhoudbare toestand, de ratten loopen over de straat, de menschen moeten hun huisdeur dichthouden. Het kan zijn, dat voor den heer de Leeuw geen bedrag beschik-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1928 | | pagina 6