MAANDAG 1 OCTOBER 1928.
£05
De Wethouder wil aan het particulier bedrijf overlaten te
beoordeelen, welke woningen noodig zijn. Daarmede geeft hij
blijk, de taak van de gemeente niet te begrijpen. Het gemeente
bestuur heeft dat te beoordeelen.
De opmerking van den Wethouder, dat Tuinstadwijk inden
duren tijd gebouwd heeft, geldt niet voor blok II, waarop
spreker zich heeft beroepen.
Wat betreft den grond in de nabijheid, die zooveel goed-
kooper is verkocht, moet men rekening houden met de ligging.
Er komt ook nog wel iets bij om den grond bouwrijp te
inaken.
Een specialen ambtenaar als koopman heeft de Wethouder
niet noodig. De gemeente moet zulken grond in het openbaar
te koop aanslaan of te voren een prijs bepalen, als men ten
minste op het standpunt staat van verkoopen.
De Wethouder zegt, dat hij op de cijfers niet kan ingaan.
Dat is wel gemakkelijk, maar omgekeerd kan spreker ook
niet op de cijfers van den Wethouder ingaan. Met veel meer
recht dan de heer Splinter kan spreker den Wethouder ver
wijten, dat deze zijn cijfermateriaal niet in de Commissie
heeft gebracht, waar men er over had kunnen oordeelen. Nu
kunnen de Raadsleden evenmin op de cijfers van den Wet
houder ingaan.
Het niet ingaan op sprekers cijfermateriaal toont de zwakte
van het betoog van den Wethouder heel duidelijk aan, maar
tevens komt duidelijk aan het licht, hoe thans de gemeente
gelden in handen gespeeld worden van particuliere bouw-
speculanten.
De Wethouder heeft gezegd te kunnen nagaan uit welken
hoek de wind woei. Op de bestuursvergadering van de fede
ratie, waar besloten werd een openbare vergadering te beleggen,
is ook besproken wie daartoe zou worden uitgenoodigd, waarbij
de aandacht is gevestigd op den heer van den Rergh en op
spreker. Er is opgemerkt, waarom dezevzaak door een sociaal
democraat moest worden behandeld. Men had geen bezwaar
tegen een ander, maar wilde alleen een spreker hebben om
de zaak uiteen te zetten. Aan de Christelijke vertegenwoor
digers in het bestuur is ook nog gevraagd om een spreker,
maar er was niemand te krijgen. Spreker is toen op het ver
zoek van het bestuur ingegaan.
Spreker heeft geen antwoord gekregen op zijn vraag, waarom
de leden niet mochten weten, wie de lastgevers waren van
den heer Lourijsen.
De heer Splinter zegt, dat op een publieke verkooping zoo
dikwijls wordt verkocht namens lastgevers. Het kan spreker
niets schelen wie het zijn, als hij maar tot een goede over
eenkomst kan komen.
De heer Schüller meent, dat er juist geen goede over
eenkomst wordt gesloten in het belang van de gemeente.
Spreker verzoekt den Wethouder op zijn cijfers in te gaan,
zoodat de leden over de cijfers van den Wethouder zoowel als
over die van spreker een oordeel kunnen vellen!
Spreker acht zijn voorstel duidelijk genoeg. Evengoed als de
maatschappij den grond kan bebouwen, kunnen ook de bouw-
vereenigingen het doen.
De Wethouder was van oordeel, dat, als de gronden, welke
overblijven na verkoop bebouwd zijn met de genoemde 215
woningen, de taak van het College daar ter plaatse geëindigd
is, maar spreker meent, dat ook daar de stadsuitbreiding zich
kan voltrekken. Het is dan ook onjuist daar grond te ver
koopen. De Wethouder moet aantoonen, dat er daar midden
standswoningen moeten komen en geen arbeiderswoningen.
Het zit niet in den grooten afstand, maar de bewoners wonen
daar niet rustig. De eigenaars verhuren beneden kostprijs en
trachten dan het huis te verkoopen. De kans om er uitgezet
te worden maakt, dat er veel verhuisd wordt, maar er zijn
woningen genoeg van deze soort.
Spreker zal thans besluiten met den wensch uit te spre
ken, dat de Raad in het belang der volksgezondheid en volks
huisvesting het besluit zal nemen de gronden niet te ver
koopen.
De heer Splinter ziet met het oog op het vergevor
derde uur af van beantwoording van de rede van den heer
Schüller.
De Voorzitter zegt, dat het eerste deel van het voorstel
van den heer Schüller precies het tegenovergestelde is van
het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Stelt de heer Schüller prijs op splitsing van zijn voorstel?
De heer Schüller antwoordt bevestigend.
De Voorzitter constateert, dat het nu vrijwel onverschillig
is, in welke volgorde de stemming plaats vindt. Hij zal eerst
het voorstel van Burgemeester en Wethouders in stemming
brengen.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt aan
genomen met 21 tegen 9 stemmen.
Vóór stemmen: de heeren Bosman, van Tol, Heemskerk,
de Reede, van Es, Romijn, Tepe, Splinter, Goslinga, van
Rosmalen, Bergers, Kuivenhoven, van der Reijden, Parmentier,
Wilbrink, Wilmer, Huurman, Manders, Eikerbout, Spendel
en Meijnen.
Tegen stemmen: de heeren Koole, Sijtsma, Baart, Groene-
veld, van Eek, Schüller, mevrouw Braggaarde Does, de
heeren Kooistra en Verweij.
De Voorzitter constateert, dat het stuk grond nu krachtens
besluit van den Raad verkocht is, zoodat dus het eerste
gedeelte van het voorstel van den heer Schüller geacht wordt
verworpen en het tweede gedeelte vervallen te zijn.
Spreker vraagt, of een der leden in het belang van de
gemeente nog iets in het midden heeft te brengen.
De heer van Eck vraagt, of het Burgemeester en Wet
houders bekend is, wanneer de sectievergaderingen zullen
worden gehouden.
De Voorzitter zal daaromtrent een mededeeling doen.
De heer Groeneveld wijst er op, dat sinds eenige weken
de woningen aan de verlengde President Stein- en Joubert-
straten bewoond zijn, maar dat er nog geen straatverlichting
is. Spreker begrijpt niet, dat er niet voor gezorgd is en vraagt,
of die nieuwe straten nu weer moeten worden opgebroken.
Hetzelfde geldt voor de doorgetrokken Potgieterlaan, waar
het bovendien zeer gevaarlijk is, omdat er een doodloopende
sloot ligt. Spreker dringt aan op spoedige verlichting en hoopt,
dat er in het vervolg op gelet zal worden.
De Voorzitter zal er de aandacht van de Directie der
Lichtfabrieken op vestigen.
De heer Baart heeft eenige maanden geleden gevraagd, of
er iets kon worden gedaan voor de blinden. In een persoonlijk
onderhoud heeft de Burgemeester spreker gezegd, dat er
maatregelen zouden worden getroffen, maar er is nog niets
gedaan. Spreker dringt er op aan, dat er voor die menschen
werk zal worden gezocht.
De Voorzitter zegt, dat de zaak in onderzoek is. Ook naar
sprekers zin duurt het te lang, maar het is moeilijk geweest
om precies op de hoogte te komen van den toestand van ver
schillende blinden. De gedachte bestond, dat er aanleiding
was een werkinrichting speciaal voor de blinden in het leven
te roepen, maar het onderzoek naar de toestanden en de per
soonlijke behoeften van de blinden in Leiden heeft uitge
wezen, dat het uitgesloten moet worden geacht een zoodanige
werkinrichting voor hen te stichten. Spreker is nu in onder
handeling met een commisie, die zich het lot der blinden
aantrekt, om, als er behoefte is aan ondersteuning, passend
werk voor hen te vinden, hetzij in Leiden hetzij in andere
gemeenten.
Spreker heeft thans nog een tweetal mededeelingen te doen.
In de eerste plaats, dat de begrooting morgen in druk zal
verschijnen, zoodat 3 October den leden dan alle gelegen
heid biedt om die nauwkeurig te bestudeeren. Spreker stelt
zich voor, dat 24 October de sectievergaderingen zullen wor
den gehouden om half acht, waaromtrent nog een nadere
mededeeling zal verschijnen.
Spreker wil voorts nog een persoonlijk woord spreken. De
Raad is in alle opzichten verdeeld krachtens verschil van
inzicht, maar spreker juicht het toe, wanneer men zich één
gevoelt in alle groote zaken, die de stad aangaan. 3 October
geeft daartoe alle aanleiding. Persoonlijk hecht spreker aan die
herdenking groote waarde; het is een herinnering hoe er
indertijd is geleden en gestreden en het besef, hoe dit lijden
en strijden tenslotte tot een grooten zegen is geworden voor
de stad en haar inwoners, acht spreker van groote beteekenis.
Ten einde de innerlijke beteekenis van dien strijd en
het geheel dier gebeurtenissen zich nog eens voor den geest
te stellen, is het reeds sinds het jaar 1575 gebruik, een ge-
oruik, waaraan al die jaren de hand gehouden is, dat
des morgens 10 uur in verschillende kerken het gebeurde
wordt herdacht. Vanaf deze plaats wenscht spreker de aan
dacht van de Raadsleden, en over hen heen van alle burgers
er op te vestigen, dat deze door de traditie gedragen dienst
ook dit jaar weer zal plaats vinden.
Ten slotte wenscht spreker den leden een aangenamen
3 October.
Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter
de vergadering.