202
MAANDAG 1 OCTOBER 1928.
tegen 2.75 per M2 ruw te verkoopen aan de Leidsche Maat
schappij tot Exploitatie van Onroerende Goederen.
De Wethouder heeft op sprekers vraag, hoe hij aan deze
prijsberekening komt, niet geantwoord; dit zal wel gelegen
zijn in het feit, dat de Wethouder niet zal kunnen aantoonen,
dat 2.75 het bedrag is wat het thans de gemeente kost,
in aanmerking genomen de rente, welke voor deze gronden
betaald is.
Volgens sprekers becijfering komt deze grond met de 6%
rente, welke in de jaren tusschen aankoop en thans betaald
is op 3.28 per M2 en niet op 2.75 per M2.
Men verkoopt dus 31300 M2 grond met 0.53 per M2
verlies, is 16589.
De verkoopwaarde van den ruwen grond is volgens de open
bare verkooping, welke in April j.l. door Notaris Versluis
is gehouden, en de gronden betreft aan het Filosophenpad,
3.46 per M2.
Hier verkoopt de gemeente dus onder den marktprijs voor
5654.—.
Het verlies door het verkoopen van deze gronden is voor
de gemeente 16589— plus 5654— onder den markt
prijs 22243.
Daartegenover staat, dat winst wordt gemaakt op andere
gronden, welke ter verkoop worden voorgesteld. Die gronden
kosten 3.64. Het bouwrijp maken kost volgens Burge
meester en Wethouders 4.49, te zamen 8.13 Er wordt
betaald 12.dus een winst van 3.87 per M2. Als men
aanneemt, dat vanaf 1 Januari 1926 aan huur van de villa
Zuiderzicht totaal is ontvangen 2250.als men de opbrengst
van de kleine woningen gelegen aan den Zoeterwoudschen
Singel heeft gesteld op 5096.60, totaal 7746.60 en dit
rekent bij de winst op den grond, zal men een winst krijgen
van 19.666.20. Trekt men dit af van het door spreker ge
noemde verlies, dan blijft er over een verlies van 2576.80.
Als men niet de winst zou berekenen van den marktprijs,
zou er in totaal aan deze twee verkoopingeri 3077.20 winst
gemaakt worden.
Het gaat niet aan, dat, als men op het standpunt staat,
zooals Burgemeester en Wethouders, men dan, om parti
culiere bouwspeculanten te bevoordeelen, gemeentegronden
met verlies verkoopt, want de Wethouder wil wel heel handig
deze verkooping van grond als één verkooping beschouwen,
maar dat is onjuist.
Ten eerste zijn het twee afzonderlijke stukken grond en
ten tweede heeft de voorgestelde verkooping plaats aan twee
afzonderlijke combinatie's, en dient men ook de winst en
verlies afzonderlijk te beoordeelen.
In dit licht bezien zal men de lezing van den Wethouder,
dat er aan dezen grondverkoop verdiend wordt,juister kunnen
beoordeelen.
De Wethouder heeft gezegd, dat hij persoonlijk, en dat het
hem ook niet bekend was van een van de andere leden, niet
bij deze zaak is betrokken. Spreker acht het zeer eigenaardig,
dat de heer Lourijsen nader zijn lastgevers zal noemen. Mogen
de Raadsleden niet weten aan wien eigenlijk de grond wordt
verkocht? Spreker vindt het vreemd, dat de heer Lourijsen
directeur is van de Algemeene Handelmaatschappij, waarvan
hij nu is afgetreden om, naar spreker veronderstelt, zijn handen
vrij te krijgen en met een gerust hart te kunnen zeggen, dat
hij geen directeur is van genoemde maatschappij. Voor spreker
staat het wel vast, dat zoo gauw de grond verkocht is, de
heer Lourijsen weer directeur zal worden.
Spreker heeft ook gevraagd, of er geen lid van den Raad
bij deze zaak betrokken is. Misschien heeft zich hetzelfde
spelletje afgespeeld als met den directeur, den heer Lourijsen,
maar in ieder geval kan spreker mededeelen, dat de heer
Huurman van deze maatschappij commissaris is.
De heer Lourijsen was de architect van de woningen, ge
bouwd aan den hoek van de Hoogewoerd en de Korevaar-
straat, en van de woningen, die gebouwd zijn doordeheeren
Splinter en Huurman. Nationaal Grondbezit interesseert zich
er sterk voor, dat deze verkoop zal plaats hebben. De Leidsche
Maatschappij tot Exploitatie van Onroerende Goederen heeft
gronden van Nationaal Grondbezit, die nog niet zijn betaald.
Wanneer zij nu deze gronden koopt, waaraan zij kan ver
dienen, zal zij ook een zeker bedrag aan Nationaal Grondbezit
kunnen afbetalen.
Zouden de hier gestelde betalingsvoorwaarden ook aan
anderen zijn toegestaan? Het gemeentebestuur, staande op
het standpunt van gemeentegronden te verkoopen, had moeten
trachten een kooper te vinden, die een zoo voordeelig mogelijk
bod zou doen. Uit een stukje in het Leidsch Dagblad heeft
men kunnen zien, dat er ook andere koopers waren en koo-
pers, die bereid waren contant te betalen. Wanneer het ge
meentebestuur met dezen verkoop het gemeentebelang wensehte
te dienen, zou het wijs beleid zijn geweest dezen grond in het
openbaar te verkoopen en ten verkoop aan te slaan. Dan had
men kunnen zien ot men niet een beteren prijs en voordee-
liger betalingsvoorwaarden had kunnen bedingen. Ook hieruit
blijkt, dat er stille krachten aan het werk zijn geweest om
den grond te brengen in handen speciaal van deze combinatie.
Spreker hoopt hierop een behoorlijk antwoord te ontvangen.
Speciaal verzoekt hij den Wethouder met cijfers aan te toonen
of er al dan niet in dit stadsgedeelte behoefte bestaat aan
middenstandswoningen, en over de prijsberekening van spreker.
De heer Kooistra heeft met verbazing uit het voorstel
vernomen, dat de grond zal worden verkocht. De partij, waartoe
spreker behoort, is tegen verkoop van gemeentegrond in het
algemeen en wanneer grond, in het bezit van de gemeente,
in het belang van de volkshuisvesting of de uitbreiding der
stad moet worden bebouwd, is het sprekers plicht er toe
mede te werken, dat die grond in erfpacht wordt uitgegeven.
Wanneer men nagaat, dat de bedoelde grond niet duur is
gekocht door de gemeente, verbaast het spreker toch, dat nu
wordt voorgesteld hem voor bijna denzelfden prijs weer te
verkoopen. Mocht de Raad niet op het standpunt staan van
uitgifte in erfpacht, dan begrijpt spreker toch niet, waarom
de gemeente niet begint dien grond bouwrijp te maken en,
hoewel spreker er niet voor zou zijn, hem dan aan particu
lieren te verkoopen; dan kon de gemeente het voordeel, dat
zij nu in handen speelt van deze maatschappij, zelf verkrijgen.
Aanvankelijk had spreker gemeend, dat geen der Raadsleden
in betrekking zou staan tot deze maatschappij, maar de heer
Schüller heeft medegedeeld, dat de Wethouder en de heer
Huurman wel in deze aangelegenheid betrokken zouden kun
nen worden. Spreker vindt het dus te onaangenamer, dat
Burgemeester en Wethouders een dergelijk voorstel hebben
gedaan, want wanneer de gemeente iets doet moet er voor
gezorgd worden, dat dit is in het voordeel van de gemeente en
niet in dat van enkelingen. Het ligt naar sprekers meening toch
op den weg van -de gemeente om aan den grond te verdienen
wat de particulieren er aan kunnen verdienen.
Spreker hoort den heer Wilbrink zeggen: het Raamland.
Het is spreker bekend, dat in den tijd van Wethouder van
der Pot dat is opgehoogd, wat men toen werkverschaffing
noemde.
Deze grond wordt nu verkocht voor ƒ9.per M2.
Er werd een eisch gesteld, die niet gesteld had mogen
worden, omdat de woningen, die gebouwd werden, niet door
arbeiders kunnen worden bewoond. Tuinstadwijk wensehte
daar te bouwen, maar dit is door den Raad geweigerd, omdat
daar geen arbeiderswoningen mochten worden gezet. Bij een
dergelijke taktiek zal men altijd schade lijden. Waarom kan
de gemeente niet zelf die gronden bouwrijp maken en ver
koopen aan particulieren of vereenigingen (al is spreker daar
niet voor), die er om gevraagd hebben? Nu verwijst de ge
meente hen naar de particuliere maatschappij, die den grond
van de gemeente heeft gekocht en weer met een winstje van de
hand doet. Ofschoon verkoop van gronden in strijd is met
het program van de S.D.A.P., heeft zij dergelijke voorstellen
meermalen zonder verzet laten passeeren. Deze maatschappij
echter koopt de gronden alleen om er aan te verdienen. Het
zou gewenscht zijn, dat hier arbeiderswoningen werden ge
bouwd. Met dit voorstel kan spreker zich dan ook niet ver
eenigen.
De heer Spendel heeft medegewerkt aan de totstandkoming
van dit voorstel. De heer Sijtsma beklaagde zich over den
korten tijd, die den Raad gegeven is om er kennis van te
nemen. Niettemin heeft hij tijd gevonden om een uitvoerige
calculatie op te stellen en, ofschoon hij zich leek noemde,
heeft hij zich ontpopt als een bekwaam deskundige. Hij heeft
voorspeld, dat woningen voor die huren geen bewoners zullen
vinden en dat de bouw dus een strop zal zijn voor die maat
schappij. Wanneer dat inderdaad het geval blijkt te zijn, zal
het gevolg zijn, dat de huren dalen.
De gemeente heeft zich daarover niet moeilijk te maken.
Wanneer de maatschappij dien grond niet behoorlijk kan
exploiteeren, heeft men alleen te zien naar de gevolgen, die
een dusdanige onderneming voor die maatschappij zal hebben.
Spreker moet er nu weer zijn verbazing over uitspreken,
dat de heer Schüller, wanneer hij in de commissie in de
minderheid was, in den Raad breed zijn gedachtengang komt
uitspinnen. Spreker ziet daar niets tegen, maar dan moet de
heer Schüller niet den indruk wekken, alsof hij in de Com
missie niet genoeg de beschikking heeft gehad over de stukken.
De stukken zijn lang genoeg in handen geweest van de ver
schillende commissieleden om in voldoende mate kennis te
kunnen nemen van het voorstel.
De heer Schüller heeft er de vroegere Commissie van het
Grondbedrijf bijgehaald. De zaak hangt echter al zoolang, dat
het tijd wordt haar af te wikkelen, niet in het belang van
de maatschappij, maar in dat van de gemeente.
Er is gezegd, dat de gemeente zelf als verkoopster van den
grond moet gaan optreden, maar spreker herinnert aan de
gevolgen van het in eigen exploitatie nemen van grond, zooals
aan het Raamland de heer Wilbrink wees er bij inter-