MAANDAG 1 OCTOBER 1928. 201 bijlagen hebben met de sectienummers enz. Het is mogelijk, dat wellicht enkele sectienummers niet kloppen, maar deze veranderen ook bijna dagelijks. Spreker begrijpt ook niet, hoe de heer Schüller moeite kan hebben gehad bij het nagaan van de grootte, want als men op de kaart een duimstok legt, kan dat gemakkelijk nagemeten worden. De heer Schüller heeft voorts gesproken, dat de grond in dat stadsgedeelte verkocht wordt en heeft het gehad over den huurprijs .van 350.Dit is de gemiddelde huurprijs; er moet een zekere basis zijn. Wanneer de heer Schüller vraagt, waarom de huren zijn vastgesteld, kan spreker daarop antwoorden, dat dit gedaan is om vooraf te weten welke soort woningen er komen. Op de vraag van den heer Schüller omtrent de prijsbe paling heeft spreker al geantwoord, toen de heer Sijtsma beweerde, dat er 7000.aan verspeeld werd. Verder vroeg de heer Schüller, of Tuinstadwijk reeds bouw plannen had ingediend, waaromtrent spreker kan mededeelen, dat reeds geruimen tijd geleden een plan is ingediend, terwijl er voorts een klein plan is ingediend op een stuk grond, dat nu in den verkoop is begrepen. Tenslotte deelt spreker mede, dat hij noch in de combi natie van de L. E. M. V. O. G. noch in die voor den flatbouw is betrokken. De heer Wilbrink heeft naar sprekers meening al duidelijk uiteengezet, waarom Burgemeester en Wethouders dit voorstel hebben ingediend. Men krijgt daarmede doortrekking van de straten en geen renteverlies op de gronden. Het College is ook van oordeel, dat op deze wijze de grond spoedig be bouwd zal zijn binnen vier jaar moet 75% en binnen 6 jaar het geheele terrein bebouwd zijn en wanneer het op andere wijze was geschied, was men in dien tijd niet klaar gekomen. De maatschappij neemt hiermede een groote ver plichting op zich, want bij niet nakoming daarvan komt zij voor moeilijke voorwaarden te staan. Spreker had eerst gedacht, dat de heer van Tol niet voor verkoop zou zijn. Het doet spreker genoegen, dat de heer van Tol na onderzoek tot een andere overtuiging is gekomen en dat hij wil medewerken aan den verkoop, dien spreker acht in het belang van de gemeente Leiden. De heer Schüller wil beginnen met een opmerking aan het adres van den heer Wilbrink, die tot spreker het verwijt richtte, dat hij de agitatie tegen dit voorstel zou hebben gemaakt. Indien dit zoo was, zou spreker de verantwoording daarvoor wel willen dragen. Het was al jaren een publiek geheim, dat die grond zou worden verkocht aan genoemde combinaties. Zelfs was dit aan verschillende personen bekend, vóór spreker er van op de hoogte was. De Wethouder van Fabricage heeft onderhandeld met een combinatie te Leiden en toen heeft de Wethouder op een bepaald oogenblik gezegdwendt u tot de Leidsche Maatschappij van On roerende Goederen, want Burgemeester en Wethouders zijn voornemens den grond aan die maatschappij te verkoopen. Noch de heer Wilbrink, noch de Wethouder heeft aange toond, dat er inderdaad behoefte bestaat aan woningen als men zich thans voorstelt te bouwen. De heer Wilbrink zegt, dat dit niet behoeft, maar het gemeentebestuur zou zijn taak slecht vervullen, als het maar laat bouwen zonder zich rekenschap te geven van de behoefte. Burgemeester en Wet houders hebben niet voldaan aan den aandrang, herhaaldelijk door den heer Kooistra uitgeoefend, om een wonirigbeurs in te stellen, maar zonder woningbeurs is een goed beleid van de gemeente op dit gebied niet denkbaar. De Wethouder heeft dan ook niet met cijfers kunnen aantoonen, dat er behoefte is aan dezen bouw. De Wethouder heeft in den Haag rondgekeken en heeft daar geen flatwoningen zien leegstaan. Hij zal echter niet kunnen ontkennen, dat die woningen slechts met de grootste moeite verhuurd kunnen worden. Burgemeester en Wethouders kennen de mentaliteit van de Leidsche bevolking niet. Zij willen niet graag op een bovenhuis wonen, maar zij geven de voorkeur aan een eengezinswoning. Het staat ook volstrekt niet vast, dat die flatwoningen zullen worden gebouwd. Als de grond eenmaal verkocht is, kunnen de eigenaren wel wo ningen gaan bouwen van een geheel ander type en van een geheel andere huurwaarde. De heer van Tol heeft gezegd, dat de grond voor arbeiders woningbouw te duur is, maar spreker meent, dat deze dan onvoldoende inlichtingen heeft ingewonnen, want spreker heeft op de bekende vergadering inlichtingen gegeven en als de heer van Tol die ter harte had genomen, zou hij deze woor den niet gesproken hebben. Al was de heer van Tol daar niet aanwezig, spreker mag toch aannemen, dat Raadsleden, die een dergelijke zaak te beoordeelen hebben; in ieder geval de dagbladen lezen. Tuinstadwijk heeft voor haar tweede bouwplan nog op duurder grond gebouwd. De heer de Reede merkt op,° dat de woningen daarom leeg staan, maar spreker meent, dat ook deze opmerking blijk geeft van niet op de hoogte te zijn, want Tuinstadwijk heeft arbeiderswoningen gebouwd van het tweede bouwplan, die niet acht of tien gulden doen, maar 4.25 en f 4.65. Als dat kippenhokken zijn, zooals de heer Heemskerk opmerkt, had deze er zijn stem niet aan moeten geven. Spreker heeft er niet aan medegewerkt. De Wethouder heeft ook betoogd, dat de gemeente nog zooveel grond in haar bezit heeft en dat er nog genoeg arbei derswoningen kunnen worden gebouwd en heeft verschillende bouwblokken opgenoemd. Aan de hand van de beschikbare gegevens heeft spreker het overblijvende gedeelte van Zuider- zicht ^berekend op 19000 M2. Volgens den Wethouder kon spreker het met een duimstok precies op de kaart nameten, maar de sectienummers kon spreker niet opmeten, want de opgave op de kaart was foutief, z. i. een bewijs, dat de zaak bij Gemeentewerken niet in orde is. Men kan hem dus niet verwijten, dat hij ongeveer 4000 M2. mis gerekend heeft. Spreker berekende, dat er ongeveer 100 huizen gebouwd kunnen worden, en de Wethouder berekent 215. Dat worden dan echter woningen van een zeer klein tyPe> kippenhokken. De Wethouder heeft ook niet gerekend op het voorstel, dat binnenkort in den Raad zal komen, voor den bouw van een badhuis. De heer Splinter heeft dat er buiten gelaten. De heer Schüller vervolgt, dat de Wethouder heeft willen aantoonen, dat er nog voldoende bouwgrond is. Spreker heeft het gehad over voldoende bouwgrond in dit stadsgedeelte. Laat men nu eens aannemen, dat er na dezen verkoop nog ruimte zal overblijven voor 215 woningen. Zijn Burgemeester en Wethouders van meening, dat met den bouw van die woningen hun taak in dit stadsgedeelte zal zijn afgeloopen? Kan het feit zich niet voordoen, dat de bevolking verder wil in die richting, en dat de gemeente groote sommen zal moeten uitgeven'om, door aankoop van de aangrenzende gronden, aan die behoefte te voldoen Spreker meent, wanneer de gemeente gronden in haar bezit heeft, dat zij die niet moet verkoopen, zoo' lang niet aan de hand van de feiten kan worden aange toond, dat in dit stadsdeel geen behoefte meer is aan woning bouw voor volkshuisvesting. Spreker zal nog wel gelegenheid vinden daar nader op in te gaan. Dat het gemeentebelang hier niet wordt gediend, meent spreker voldoende te kunnen aantoonen door te wijzen op de verklaring van genoemde maatschappij, dat zij reeds twee jaar lang onderhandelt en dat haar belangen met deze wijze van werken door het gemeentebestuur ernstig gedupeerd zijn. Hier wordt dus juist weergegeven, dat deze maatschappij niet de gemeentebelangen, maar haar eigen belangen op het oog heeft. Niemand zal dat ook willen ontkennen, want dat is het geval bij al dergelijke soort groudaankoopen. Spreker herinnert er aan, dat de Wethouder eens heeft gezegd, al was het niet op deze plaats, dat hij geen anderen kooper had, maar uit een ingezonden stuk in het Leidsch Dagblad blijkt, dat een ander waar spreker het intusschen ook niet aan had willen geven den grond had willen koopen, als het meer bekend was geweest. Kort geleden had ook een combinatie van arbeiders gaarne den grond gehad om er voor haar leden eigen woningen te stichten. Spreker wil hiermede alleen de onjuistheid van het betoog van den Wet houder aantoonen. Spreker zal niet ingaan op de prijsbepaling, die de heer Sijtsma heeft gegeven, welke door den heer Splinter is be streden. Spreker wil een oogenblik aannemen, dat inderdaad aan den grond verdiend wordt, zooals de Wethouder beweert, maar als men zich op een koopmansstandpunt stelt, moet men ook aan beide stukken grond verdienen, maar moet men naar zijn meening niet twee voorstellen doen, waarbij in het eene geval verspeeld wordt en in het andere verdiend, met het resultaat, dat men aan beide combinaties toch wint. Spreker kan zich voorstellen, dat een koopman op een gegeven oogenblik een stuk moet verkoopen met verlies, omdat hij in geldverlegenheid zit. Als hij dan na een tijd een ander stuk met winst kan verkoopen en zijn verlies er uit kan halen zal hij zaken doen, maar geen koopman zal, als hij twee stukken tegelijk verkoopt, het eene met verlies en het andere met winst verkoopen. De tijd, dat de sociaal-democraten in den Raad als halfwas konden worden behandeld, is voorbij. Zij kunnen mede een oordeel vellen over de verschillende onderwerpen, ook al zitten zij niet direct in het vak. Dank zij hun scholing in partij en vakbew-eging. Wanneer een Wethouder met cijfers komt, die natuurlijk door een ambtenaar zijn opgesteld, is het voor een Raadslid altijd moeilijk met andere cijfers te komen, omdat de Raad eerder geloof zal hechten aan de berekeningen van Burge meester en Wethouders. Burgemeester en Wethouders stellen voor om den grond

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1928 | | pagina 21