200
MAANDAG 1 OCTOBER 1928.
De heer van Tol kon zich oorspronkelijk niet goed met
dit voorstel vereenigen, maar spreker heeft de zaak nog eens
goed overwogen en hier en daar inlichtingen ingewonnen en
is daarbij tot andere gedachten gekomen. Door dit voorstel
komen de verschillende bouwvereenigingen niet in het gedrang.
Er blijft nog een gedeelte van dien grond over en vereeni-
gingen, die in de buurt gebouwd hebben, kunnen daar haar
plannen nog wel verwezenlijken. Spreker gelooft ook niet, dat
op dien grond arbeiderswoningen zouden kunnen worden
gesticht, omdat de grond daarvoor veel te duur is. De gemeente
heeft bovendien nog grond genoeg in haar bezit om verschil
lende bouwvereenigingen in de gelegenheid te stellen werk
manswoningen te stichten, indien daar gebrek aan is. Spreker
meent zelfs, dat er nog zooveel is, dat er nog meer woningen
op kunnen worden gesticht dan nu reeds door de verschillende
bouwvereenigingen zijn gezet.
De maatschappij neemt hier het risico op zich en spreker
heeft er dan ook geen bezwaar tegen om zich met het voorstel
te vereenigen.
De heer Splinter wil zoo mogelijk trachten in de duister
heden, die volgens den heer Schüller in het onderhavige
voorstel zijn, licht te brengen.
De heer Sijtsma wilde het voorstel nog eens goed onder de
loupe nemen! Spreker vindt het heel mooi, dat de heer
Sijtsma dit als Raadslid wil doen. Het eerste punt, doorhem
aan de orde gesteld, was, waarom Burgemeester en Wet
houders den grond willen verkoopen. Spreker hoort den heer
Sijtsma nu verschillende opmerkingen maken, maar zal op al
die interrupties niet ingaan.
De Voorzitter verzoekt den heer Sijtsma, om niet voort
durend in de rede te vallen. Verschillende Wethouders hebben
er al over geklaag 1, dat de heer Sijtsma telkens interrum
peert.
De heer Sijtsma zegt, dat hij zoo dicht bij hen zit.
De Voorzitter verzoekt hem juist daarom, het interrum-
peeren na te laten.
De heer Splinter vervolgt zijn rede. De heer Sijtsma ver
baasde zich over het voorstel, omdat de gemeente wel moet
trachten meer grond in haar bezit te krijgen, maar zij dien nooit
zou mogen verkoopen. Burgemeester en Wethouders zijn
voortdurend bezig te trachten, gronden aan den rand van de
stad voor de gemeente tegen redelijke prijzen te verkrijgen.
Weet de heer Sijtsma wel hoe groot het grondbezit van de
gemeente is? Voor volkshuisvesting en voor andere doel
einden is ongeveer 140 H.A. aangekocht. Burgemeester en
Wethoudeis willen nu dit kleine stukje verkoopen, omdat zij
het van belang achten, dat een rechtstreeksche verbinding tot
stand komt tusschen Zuiderzicht en het hartje van de stad.
De heer Sijtsma heeft, aan de hand van een berekening,
getracht aan te toonen, dat de gemeente bij dezen verkoop
geen winst zou maken, maar verlies zou lijden, en wel ƒ7000.
Hij gaat daarbij uit van de prijzen, die de gemeente betaald
heeft in 1919 en 1923, maar het gedeelte, dat in 1919 gekocht
is, voorzoover in dit voorstel begrepen, is een zeer klein stukje
tegenover hetgeen in 1923 gekocht is. Met het renteverlies
over die jaren is de kostprijs van den grond niet meer dan
2.75. De cijfers, die de heer Sijtsma noemde, 2.80 en ƒ3.26,
zijn absoluut onjuist. Spreker heeft een uitvoerige berekening
voor zich, niet een ruwe berekening zooals de heer Sijtsma
gaf, en waaruit blijkt, dat de gemeente bij den verkoop van
Zuiderzicht een winst maakt van ƒ10.000.rond.
De heer Sijtsma vraagt verder: waarom bouwt men alleen
huizen van ƒ650.— huur, die dus niet geschikt zijn voor
arbeiderswoningen? Hij vergeet, dat het grootste gedeelte
een gemiddelde huur zal moeten opbrengen van 350. Er
zullen dus huizen komen van ƒ300.van 500..misschien
ook wel van ƒ250.Beter gesitueerde arbeiders kunnen die
huren betalen en deze bouw is dus zeker in het belang van
de volkshuisvesting.
Het verkoopen van grond is in Leiden op zich zelf ook
geen nieuwigheid. Op het Raamland tracht de gemeente altijd
te verkoopen. Verleden jaar zijn aan den Roomsch-Katholieken
Volksbond een paar perceelen verkocht, gelegen aan de Mun-
nikenstraat, ook gronden bestemd voor de volkshuisvesting.
Spreker herinnert er aan hoe indertijd een stuk grond, ook
bestemd voor de volkshuisvesting, is verkocht aan de N.V. Oris
Eigendom, waarop nooit een aanmerking is gemaakt.
De heer Sijtsma meende, dat er ook geen behoefte was aan
een flatgebouw, maar spreker begrijpt niet, hoe de heer Sijlsma
dat kan weten. Voor spreker als deskundige is het ook niet
te beoordeelen. Het is een proef, die de maatschappij wil
nemen. De heer Sijtsma wees op andere plaatsen, maar in
den Haag zijn vele flatgebouwen en spreker heelt er nog
nooit een woning zien leegstaan. Spreker zou het zeer op
prijs stellen, wanneer het zou lukken. Met den heer Lourijsen
is een contract afgesloten, dat, wanneer de proef niet mocht
slagen, er heerenhuizen moeten worden gebouwd. Spreker
hoopt echter, dat de proef wel mag slagen en dat er een
monumentaal gebouw zal komen. Spreker meent hiermede den
heer Sijtsma te hebben beantwoord.
De heer Schüller wil spreker uit zijn tent lokken en wil
hebben, dat spreker eerst vertelt hoe hij er over denkt om
dan te kunnen gaan zeggen, dat de Wethouder het mis heeft,
maar spreker is van die methode niet gediend. Spreker zal
op de vragen antwoorden, maar de heer Schüller moet niet
denken, dat spreker dieper op de zaken zal ingaan.
In antwoord op de vraag van den heer Schüller, waarom
de grond verkocht wordt, kan spreker zeggen, dat Burge
meester en Wethouders van de gedachte zijn uitgegaan, dat
er grond genoeg is. Aan de hand van den staat hoopt spreker
straks aan te toonen, dat de verschillende bouwvereenigingen
geen bezwaar behoeven te maken.
Spreker wil mededeelen wat er op Zuiderzicht nog te koop is.
I. bouwblok langs de tram, waarop thans het huis
staat2400 M2.
II. bouwblok aan Bloemistenlaan en
Leliestraat1500 M2.
af voor eventueele Fröbelschool 600 M2.
900 M2.
III. de blokken aan het Pioenhof van »Ons Doel" 4550 M2,
IV. de blokken aan de Zuidzijde van de Koninginne-
laari3500 M2.
V. voorts de tusschen laatstgenoemde blokken
en de Kastanjekade gelegen gronden langs de tram,
die bij gebleken behoefte dadelijk bouwrijp gemaakt
kunnen worden, groot, na aftrek van het terrein,
benoodigd voor een eventueelen speeltuin 11900 M2.
Totaal
23250 M2.
Op al deze terreinen te zamen kunnen gebouwd worden
215 woningen, waarbij er op gerekend is, dat op het Pioenhof,
in aansluiting met de thans daar aanwezige bebouwing, beneden
en bovenwoningen zullen worden gesticht.
Buiten deze terreinen, ter grootte van 23250 M2., heeft de
gemeente in hetzelfde stadsgedeelte nog andere gronden ter
beschikking, die reeds aansluiten op bestaande straten of in
de onmiddellijke nabijheid daarvan zijn gelegen.
Genoemd kunnen worden:
het Raamland, waarvan op het zuidelijk gedeelte de straten
slechts behoeven te worden doorgetrokken, groot 32150 M2.
de gronden bij het Rijn- en Schiekanaal,
grenzende aan het woningcomplex van »Ons
Doel" aan de Kanaalstraat, eveneens gunstig
gelegen om desgewenscht dadelijk bouwrijp te
maken, groot23080 M8.
Voorts heeft de gemeente nog de volgende nu reeds bouw
rijpe terreinen
a. de perceelen aan en nabij de Sophiastraat (ten noorden van
den Maresingel) groot10000 M2.
b. den grond ten noorden van den Lagen Rijn
dijk, aan de reeds aangelegde Sumatrastraat 3300 M2.
c. den grond aan de Munnikenstraat j 2600 M2.
Eindelijk heeft de gemeente, daargelaten de groote com
plexen in den Boschhuizerpolder en aan den Haarlemmerweg,
nog de terreinen benoorden den Maresingel en Heerensingel,
groot +12J H.A. en die ten noorden van den Lagen Rijndijk
bij de zweminrichting, groot 17| H.A., tezamen derhalve
30 H.A., waarvan de eerstgenoemde terreinen geheel en
de andere voor +5 H.A., d.i. dus samen 17 H.A., door hun
ligging gemakkelijk bouwrijp zijn te maken.
Uit deze cijfers blijkt, dat ook na den voorgestelden verkoop
aan de L. E. M. V. O. G. nog genoeg gronden overblijven voor
den bouw door anderen, de vervanging van krotten en de
huisvesting van groote gezinnen.
De heer Schüller heeft gevraagd, waarom in het praeadvies niet
melding is gemaakt van de meening der minderheid der nieuwe
Commissie voor het Grondbedrijf. In die Commissie was de heer
Schüller de eenige, die zich verklaarde tegen den verkoop. Hij
heeft het daarbij voornamelijk gehad over erfpacht; vereenigings-
bouwisniet ter sprake gekomen. Waar de minderheid slechts
uit één persoon bestond, hebben Burgemeester en Wet
houders het niet noodig geacht van de meening dier min
derheid melding te maken, te meer, daar alle Raadsleden
konden begrijpen, dat de heer Schüller zich tegen een derge-
lijken verkoop zou verzetten. Ook bij Burgemeester en Wet
houders is het geen gewoonte, in de stukken melding te
maken van de afwijkende meening van één lid.
De heer Schüller heeft Burgemeester en Wethouders ver
weten, dat hij eerst na lange weken wachten een kaart heeft
gekregen, waarop de gronden van de gemeente staan aan
gegeven.
Als de heer Schüller alleen om een kaart gevraagd had,
had hij die dadelijk kunnen krijgen, maar hij wilde ook