MAANDAG 1 OCTOBER 1928.
199
zouden de heeren de gronden niet koopen. Laat de gemeente
zich v\el bedenken voor zij tot den verkoop overgaat.
Als spreker niet betere inlichtingen ontvangt dan hij in
de stukken heeft kunnen vinden, zal hij tegen het voorstel
moeten stemmen.
De heer Schüller zegt, dat het wel een scherpe tegen
stelling is nu de bevolking zich gaat opmaken om te her
denken het lijden en strijden van haar voorvaderen, om de
gronden, die men toen wenschte te hebben, en het voorstel
van Burgemeester en Wethouders om gemeentegronden thans
te verkoopen. Ook is er een scherpe tegenstelling tusschen
dit voorstel en het voorstel van Burgemeester en Wethouders
van den Haag, dat dezer dagen is gepubliceerd, om niet gronden
te verkoopen, maar gronden aan te koopen in het belang van
de volkshuisvesting.
in eerste instantie zal spreker zich bepalen tot het stellen
van enkele vragen. Waarom is het advies van de nieuwe
Commissie voor het Grondbedrijf niet opgenomen in het ge
publiceerde stuk? In die Commissie heelt spreker zich tegen
het voorstel verzet en dat is in het rapport medegedeeld aan
Burgemeester en Wethouders, maar in het stuk is het advies
van de voormalige Commissie gepubliceerd en niet dat van
de tegenwoordige Commissie.
In den tijd, dat spreker in de Commissie werkzaam is, is het
hjem gelukt na groote moeite een kaart te krijgen, waarop
staan aangegeven de bezittingen aan gemeentegrond met de
grootte en de sectienummers. Spreker meende dit noodig te
hebben om zijn taak in de Commissie behoorlijk te kunnen
vervullen.
Wanneer spreker nu aan de hand van deze kaart, die hem
als nieuwste is verstrekt, een vergelijking maakt tusschen het
aan de orde zijnde voorstel en de Ingekomen Stukken van
1919, 1923 en 1925, dan kloppen de sectienummers niet. Op
die wijze maakt men het den Raadsleden zeer moeilijk zich
een juist beeld te vormen, welke stukken nu door de gemeente
ten verkoop worden aangeboden. Als de sectienummers ver
nieuwd zijn, hadden Burgemeester en Wethouders de oude
nummers tusschen aanhalingsteekens moeten vermelden. Thans
hebben de leden geen behoorlijk overzicht. Als aan de Raads
leden gegevens worden verstrekt, moeten deze ook juist zijn.
Spreker tracht altijd als lid van den Raad zijn werk zoo goed
mogelijk te doen en vraagt nogmaals met nadruk om geen
onjuiste of onvolledige inlichtingen aan de leden te verstrekken.
Spreker vraagt vervolgens: om welke reden rneenen Burge
meester en Wethouders, dat in dit stadsgedeelte het eerst de
grond moet worden verkocht en waarom moeten daar midden
standswoningen worden gebouwd? Spreker zou ook gaarne
vernemen, waar Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid
aan ontleenen om de woninghuur vast te stellen voor grond,
dien zij eventueel verkoopen.
Voorts vraagt spreker, hoe Burgemeester en Wethouders
gekomen zijn aan de prijsbepaling, die in het Ingekomen Stuk
is vervat, en of het juist is, dat Tuinstadwijk reeds twee jaar
geleden een bouwplan heeft ingediend op een gedeelte van
den grond, die nu ten verkoop wordt aangeboden.
In verband met hetgeen de heer Sijtsma heeft gezegd wil
spreker ten slotte nog vragen, of het Burgemeester en Wet
houders ook bekend is, dat één of meer leden van het College en
één of meer leden van den Raad bij een der beide combinaties,
waaraan de in het voorstel bedoelde grond zal worden ver
kocht, direct of zijdelings is betrokken. Met belangstelling zal
spreker het antwoord op zijn vragen afwachten.
De heer Wilbrink vindt de vraag, waarom men in Leiden
verkoopt, terwijl men in andere gemeenten gronden koopt,
vrij naief. Heeft men in andere gemeenten ook geïnformeerd
of er verkocht wordt? Men zegt, in den Haag wordt alleen
in erfpacht uitgegeven, maar er zijn nog andere gemeenten
genoemd, en bovendien, ook in den Haag gaan wel stemmen
op om over te gaan tot verkoop van gronden. Er is geen
reden, om het voor te stellen alsof verkoop van gemeente
gronden iets wonderbaarlijks zou zijn. Verkoopt Haarlem niet?
Heeft Amsterdam de laatste jaren niet verkocht, en Rotter
dam Nu Leiden ook eens eenmaal verkoopt, komt de pers
in beweging, men belegt een openbare vergadering en nu is
dit het belangrijkste punt, dat sinds jaren aan de orde is
geweest. Dat zou alleen begrijpelijk zijn, als er gebrek aan
grond voor arbeiderswoningen was en wanneer men terecht
kon zeggen als deze grond eenmaal verkocht is, zal de ge
meente geen terreinen meer hebben voor noodzakelijke arbei
derswoningen.
De heer Schüller was de leider van deze agitatie. Wie
was anders de man, die uit de Commissie van Fabricage
op de hoogte was en die de zaak ter kennis heeft gebracht
van de Federatie van Woningbouw-vereenigingen? Hij is de
leider van de agitatie tegen verkoop van gronden. Hij is goed
op de hoogte, welke gronden de gemeente heeften misschien
meer dan eenig ander Raadslid weet hij, dat aan verschil
lende bouwplannen nog zooveel grond aangehecht ligt om
die blokken nog weer uit te breiden. Hij heeft nu het grootste
bezwaar en voert een agitatie, die spreker eenvoudig schan
dalig moet noemen. Naar de meening van den beer Schüller
is het eigenlijk schandalig, dat Burgemeester en Wethou
ders grond gaan verkoopen aan particulieren, waarop geen
woningen voor arbeiders gesticht zullen worden, maar woningen
voor middenstanders en heerenhuizen.
Spreker kan zich begrijpen, wanneer men voor een bepaald
deel der bevolking het meeste voelt en dit deel zou zoo in
de verdrukking komen, dat er in Leiden geen behoorlijke
woningen meer daarvoor zouden zijn te krijgen, dat men met
kracht tegen een dergelijk voorstel zou opkomen. De bevol
king bestaat echter niet alleen uit arbeiders, maar ook uit
middenstanders en meer kapitaalkrachtige menschen en juist
voor die arbeidersbevolking acht spreker het van groot belang,
dat de middenstanders en meer kapitaalkrachtige menschen
te kust en te keur woningen in Leiden kunnen krijgen.
Buiten den Raad heeft de heer Schüller gezegder zijn
woningen genoeg, maar dan zou men deze menschen moeten
verwijzen naar de Vogelenbuurt aan de uiterste grens der
gemeente, wat spreker niet in het belang van Leiden acht.
Als het gemeentebestuur zoo royaal tegenover die menschen
is om te zeggen: daar aan de grens zijn nog woningen genoeg,
dan gaan zij een stapje verder, want al zijn de woninghuren
in üegstgeest even hoog, de belastingen zijn er veel lager.
Spreker acht het ook te behooren tot de taak der S. D. A. P.
om Leiden als woonstad voor de meer kapitaalkrachtigen
zoo aantrekkelijk mogelijk te maken, omdat dit ook is in
het belang van de arbeidersbevolking. Het is geen maat
schappelijk belang, dat zich in Leiden nog meer arbeiders
vestigen.
'lal van arbeiders prefereeren aan den buitenkant van de
stad te wonen en willen geen huis in de oude stad hebben,
en men kan ook verwachten, dat er kapitaalkrachtige men
schen zijn, die een gerieflijke woning willen hebben aan den
buitenkant van de stad. Wanneer het gemeentebestuur nu
zegt: de grond aan de grens van de gemeente blijft ter be
schikking voor arbeiderswoningen, dan ligt daar naar sprekers
oordeel in opgesloten, dat men de menschen, die aan den
buitenkant een ruime woning wenschen, eigenlijk de stad
uitdrijft.
Als men zegter is plaats in de zijstraten van den Rijns-
burgerweg, dan kan men ook zeggen: er is plaats in üegst
geest. Daarom is de agitatie, in het bijzonder door de S. D. A. P.
gevoerd, niet in het belang van de arbeidersbevolking. Voor
arbeiderswoningen blijft er nog ruimte genoeg, en hoe eerder
deze straten worden aangelegd, des te eerder krijgen de
arbeiderswoningen daarachter een betere verbinding met de
binnenstad. De gemeente had den grond ook beschikbaar
kunnen stellen voor speelterrein of voor fabrieksbouw tegen
hoogeren prijs dan zij thans bedingt. Nu zullen een aantal
welgestelden een woning krijgen in Leiden, ten bate ook van
den arbeidenden stand. Dat is dus ook verbetering van de
volkshuisvesting. Een voorstel, om op dit terrein door de
gemeente heerenhuizen of middenstandswoningen te bouwen,
zou geen meerderheid vinden in den Raad. Spreker zou er
althans niet voor zijn, want als de gemeente op deze plaats mid
denstandswoningen wilde bouwen, zou het risico veel te
groot zijn.
Op het oogenblik trekt de meer kapitaalkrachtige bevol
king de stad uit. Daarom moet men het waardeeren, dat deze
maatschappij, al heeft zij natuurlijk haar eigen belang op
het oog, op een gunstig gelegen plaats heerenhuizen en flinke
middenstandswoningen wil zetten. Wanneer zij reclame maakt
voor haar huizen, zullen zich daar welgestelden vestigen, of
anderen, die van plan waren te vertrekken, zullen hier
blijven.
Wanneer men dezen grond thans niet bebouwt, zal hij
lang renteloos blijven liggen, dus verlies veroorzaken. Spreker
juicht het voorstel van Burgemeester en Wethouders dus
van harte toe en zal er gaarne zijn stem aan geven. Zij doen
niet anders als wat andere gemeenten jarenlang hebben ge
daan: grond aankoopen en weer verkoopen. Als Leiden zich
op het standpunt had gesteld om nooit meer grond te ver
koopen, zou men zich ernstig moeten bedenken of nog grond
zou worden aangekocht. Wanneer men zich op het standpunt
stelt: wat de gemeente koopt is onvervreemdbaar, dan zou
Leiden een eenige positie innemen.
Het is een schandaal genoemd, dat er wordt voorgesteld
om grond te verkoopen, maar als het gemeentebestuur had
gezegdik verkoop geen grond, dan zou men met recht
kunnen zeggen, dat Leiden de eenige stad is, waar het Dage-
lijksch Bestuur zoo d waas is om te denken, dat, als het maar
grond aankoopt en in bezit houdt, het zijn taak zeer goed
vervult.
Grond moet productieve waarde hebben, anders heeft men
er niets aan. Spreker hoopt dan ook, dat het voorstel van
Burgemeester en Wethouders zal worden aangenomen.