198
MAANDAG 1 OCTOBER 1928.
De heer Parmentier Dan komt er een voorstel, dat boven
dien dat en dat zal worden gedaan.
De heer Bosman acht het nog de vraag, of Burgemeester
en Wethouders werkelijk iets zullen kunnen voorstellen.
De heer Wilmer gelooft wel, dat de heer Parmentier
tevreden zal zijn gesteld, wanneer de Wethouder kan toezeg
gen, dat hij zijn volle aandacht aan punt zal schenken, en
in overleg met het bestuur van den Leidschen Hout zal trachten
daaruit te halen wat mogelijk is.
De Voorzitter: Het ligt niet aan het bestuur en niet aan
Burgemeester en Wethouders, maar aan den Minister.
De heer Parmentier zegt het subsidie niet in gevaar te
willen brengen. Er staat juist onder dat uitgaven andere
dan loonen, betaald aan te werk gestelde werkloozen, niet
voor subsidie in aanmerking mogen worden gebracht.
De heer Goslinga merkt op, dat uitkeering bij ziekte of
bij regenverzuim ook geen loon is en voor subsidie in aan
merking komt. Er kunnen ook uitgaven in natura verstrekt
worden. Het is de stellige wensch van het bestuur om te
doen wat mogelijk is teneinde de positie der menschen zoo
draaglijk mogelijk te maken. De heer Parmentier wil het
naadje van de kous weten, maar er zijn wel eens dingen,
waar het naadje van de kous niet altijd kan worden gezegd.
Het zal hier echter niet zijn in het nadeel van de menschen.
De Voorzitter deelt mede, dat de heer Parmentier zijn
voorstel heeft ingetrokken, zoodat dit geen onderwerp van
beraadslaging meer uitmaakt. Er is dus nog over het voor
stel van den heer Eikerbout om een trainingstoeslag te geven en
diens voorstel om een rentezegel van minstens 0.25 te plakken.
De heer Wilbrink is tegen het voorstel tot het geven van
een trainingstoeslag, omdat het z. i. geen zin heeft. De men
schen moeten daar te werk gesteld worden naar den aard
van hun kunnen en men kan dat niet gaan regelen naar
een ander tarief. Het lijkt spreker veel beter deze zaak in
vertrouwen aan de commissie voor uitvoering over te laten.
Van het geven van een trainingstoeslag kunnen de menschen
nog veel slechter worden.
De Voorzitter zegt, dat het inderdaad de bedoeling van
het bestuur is, om de arbeiders zóó te werk te stellen, dat
zij, wat ze ook tengevolge van niet voldoende bekwaamheid
praesteeren, komen tot een loon van te beginnen 40 cent.
Het voorstel van den heer Eikerbout, strekkende tot het
toekennen van een trainingstoeslag, wordt verworpen met
18 tegen 11 stemmen.
Tegen stemmende heeren Bosman, de Reede, van Es,
Romijn, Tepe, Splinter, Goslinga, van Rosmalen, Bergers,
Kuivenhoven, van der Reijden, Parmentier, Sijtsma, Wilbrink,
Wilmer, Huurman, Spendel en Meijnen.
Vóór stemmen: de heeren van Tol, Heemskerk, Koole,
Baart, Groeneveld, van Eek, Schüller, Mevrouw Braggaar—
de Does, de heeren Kooistra, Verweij en Eikerbout.
Het voorstel van den heer Eikerbout, strekkende om te
bepalen, dat voor de bij de werkverschaffing tewerkgestelden
rentezegels van minstens ƒ0.25 zullen worden geplakt, wordt
vervolgens aangenomen met 22 tegen 7 stemmen.
Vóór stemmende heeren Bosman, van Tol, Heemskerk,
Koole, de Reede, Romijn, van Rosmalen, Kuivenhoven, van der
Reijden, Parmentier, Sijtsma, Wilbrink, Baart, Wilmer,
Groeneveld, van Eek, Schüller, mevrouw Braggaarde Does,
de heeren Kooistra, Verweij, Eikerbout en Spendel.
Tegen stemmende heeren van Es, Tepe, Splinter, Goslinga,
Bergers, Huurman en Meijnen.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt ten
slotte aangenomen met 21 tegen 8 stemmen.
Vóór stemmen: de heeren Bosman, van Tol, Heemskerk,
de Reede, van Es, Romijn, Tepe, Splinter, Goslinga, van Ros
malen, Bergers, Kuivenhoven, van der Reijden, Parmentier,
Sijtsma, Wilbrink. Wilmer, Huurman, Eikerbout, Spendel en
Meijnen.
Tegen stemmen: de heeren Koole, Baart, Groeneveld, van
Eek, Schüller, mevrouw Braggaarde Does, de heeren Kooistra
en Verweij.
XXXI. Voorstel:
a. tot verkoop aan de N.V. Leidsche Exploitatie-Maat
schappij van Onroerende Goederen, van eenige perceelen
bouwterrein gelegen in het grondencomplex aan- en
nabij den Zoeterwoudschen Singel, genaamd »Zuiderzicht'';
b. tot verkoop aan F. L. J. Lourijsen, van eenige perceelen
bouwterrein, gelegen als voren;
c. tot ruiling met de Noord-Zuid-Hollandsche Tramweg
maatschappij, van eenige strooken grond en water tegen
een strook grond gelegen als voren;
d. tot ruiling met de Woningbouwvereeniging «Tuinstad-
wijk", van een strook grond, beide gelegen als voren;
e. tot beschikbaarstelling van gelden voor de uitvoering
van een stratenplan met bijbehoorende werken op het
sub o genoemd complex.
(Zie Ing. St. No. 172.)
Hierbij komen tevens in behandeling de desbetreffende
verzoeken en motie.
De heer Sijtsma acht het gewenscht, dit voorstel nauw
keurig onder de loupe te nemen, al is dat voor een leek niet
gemakkelijk. Burgemeester en Wethouders zijn ongeveer ander
half jaar bezig geweest met de voorbereiding van deze trans
actie, maar de Raad heeft niet meer dan vijf of zes dagen
gekregen om dit omvangrijke dossier door te werken en hier
en daar inlichtingen in te winnen. Onder die omstandigheden
is het wel heel moeilijk, zich een juiste opinie hierover te
vormen, maar een leek mag deze zaak ook wel eens be
kijken. Die doet het misschien geheel onbevangen.
Er zijn bij spreker verschillende vragen gerezen. Bij grootere
en kleinere gemeenten bestaat er een streven om grond te koopen
en in bezit te krijgen. Hier heeft men grond in bezit, wat men
vroeger noodig zeide te hebben voor de volkshuisvesting en
Burgemeester en Wethouders willen dien gaan verkoopen
aan bouwspeculanten. Spreker zou dit alleen goedkeuren,
wanneer de gemeente daarmede zooveel winst zou verkrij
gen, dat op andere plaatsen betere en goedkoopere grond
voor dit doel zou kunnen worden gekocht. Spreker heeft de
zaak nu eens nagerekend; heeft hij als leek zich misschien
vergist, dan verwacht hij nadere gegevens; hij is bij deze
berekening tot de conclusie gekomen, dat er in plaats van
winst gemaakt, verlies geleden wordt.
De ruwe grond wordt verkocht voor 2.75. In 1919 en
4923 is deze grond aangekocht voor resp. f 2.25 en 2.29.
Voegt spreker hierbij een renteverlies van 5 °/o, dan komt hij
tot een berekening, dat de grond moest opbrengen om geen
verlies te lijden, 2.80 en 3.26, dus gemiddeld 3.—. Op
de 31.300 M2. zou dus worden verloren ongeveer 7000.—.
Spreker begrijpt niet, waarom men hiertoe zou moeten
overgaan. Er is gezegd, dat er woningen noodig zijn, maar
daar komen in de eerste plaats woningen van f 650.buur
en spreker gelooft niet, dat aan zulk soort woningen behoefte
bestaat. Er zullen verder ook huizen worden gebouwd van
350.maar spreker heeft er niets van kunnen lezen wan
neer die er zullen komen. Spreker meent ook, dat men het
bouwen van deze huizen gerust kan overlaten aan gewone
bouwvereenigingen. Spreker wil dan ook niet medewerken
aan dezen verkoop, waar nog verlies op geleden wordt.
Hetzelfde geldt voor den bouwrijpen grond. Burgemeester
en Wethouders spreken van ƒ8.maar wanneer de straten
er eenmaal liggen, kan men ze niet hooger stellen dan 7.50.
Waar koopt men grond voor dat bedrag op zulk een stand?
Bij de laatstgehouden publieke veilingen zijn voor ruwen
en voor bouwrijpen grond hoogere prijzen besteed dan Bur
gemeester en Wethouders nu van deze maatschappij willen
bedingen. Welke redenen hebben Burgemeester en Wethou
ders er voor om dezen gemeentegrond zoo goedkoop van de
hand te doen?
In de tweede plaats willen Burgemeester en Wethouders
grond verkoopen aan den heer Lourijsen, dezelfde, die de
huizen heeft gebouwd aan de Korevaarstraat; hij was of is
directeur van die maatschappij. Een van de leden van de
Commissie van Fabricage zit in het bestuur van die maat
schappij. Kan het nu zijn, dat die maatschappij eigenaar zal
worden van den grond?
Burgemeester en Wethouders maken het voorstel aantrek
kelijk door de mededeeling, dat er ook flatwoningen zullen
komen. Daaraan is naar sprekers oordeel in het geheel geen
behoefte. Die huizen schijnen zelfs voor den Haag en Rot
terdam te duur te worden en zij zullen dus zeker niet voor
Leiden passen. Trouwens, ze zijn er nog niet, en wanneer
de maatschappij er geen voordeel in ziet, zal men de flat
woningen toch niet bouwen. Het zou dan ook veel beter zijn, als
de gemeente een deel van dien grond voor zich zelf hield of
desnoods dat terrein ter beschikking stelde van woningbouw-
vereenigingen. Overal gaat de grondpolitiek in de richting
van grondaankoop. Alleen de gemeente Leiden wil gronden
verkoopen aan bouwexploitanten, die waarlijk wel weten waar
iets te verdienen valt. Als zij er niet aan konden verdienen,