MAANDAG 1 OCTOBER 1928.
197
Er is gesproken van werkschuwen en daarbij is gegenera
liseerd. Spreker acht dit zeer foutief, want van de arbeiders,
die nu naar den Leidschen Hout worden gezonden, wordt ge
zegd: zij zullen ook wel behooren tot de arbeidsschuwen. Men
moet zijn oor maar eens te luisteren leggen in de kringen
der arbeiders. Een werkloos bouwvakarbeider, bijv. die uit
getrokken is en naar dit werk wordt gezonden, zal gevoelen
alsof hij ook tot de arbeidschuwen behoort en als gevolg daar
van wordt uitgezonden naar deze strafkolonie. Niet alleen
de moderne, maar ook de Christelijke vakbonden hebben een
verzoek gericht aan den secretaris der stichting om een onder
houd. In die kringen wordt er dus ook zoo over gedacht, dat
het geen werkverschaffing is, maar een werk, dat toch moet
worden gedaan en dat daarom loonen moeten worden betaald,
die in overeenstemming zijn met de contracten.
Spreker kan niet begrijpen, hoe in het reglement voor de
steun verleening gezet is: passende arbeid. De heer Wilbrink
kon zich begrijpen, dat een geschoold metaalbewerker het
werk zou weigeren. Ook voor ieder ander arbeider is het een
verlaging. Een tijd geleden bestond de gedachte om den steun
te verhoogen en men is zelf daartoe overgegaanmisschien
heeft men toen al de gedachte gehad deze arbeiders in de
werkverschaffing te zetten tegen een loon, dat ver beneden
peil is. Spreker acht dit voor Leiden een schande. Burge
meester en Wethouders, die de meerderheid uitmaken in het
bestuur van de stichting, hebben het zelf in handen de
noodige maatregelen te nemen en de loonen te bepalen naar
de overeenkomst, die bestaat. Om de gedachte weg te nemen,
dat spreker de consequentie niet aandurft, verklaart hij tegen
het voorstel te zullen stemmen.
De heer Goslinga antwoordt den heer Parmentier, dat
punt van de voorwaarden bedoelt het geven van uitkeeringen
in natura. Men kan bijv. het vervoer van de arbeiders naar
en van het werk betalen; of wel, men kan een arbeider
schoenen geven, die hij voor het werk noodig heeft; of wel
men kan brandstoffen geven. Deze uitgaven komen niet in
aanmerking bij de berekening van het subsidie.
De heer Eikerbout kan met zijn voorstel betreffende den
trainingstoeslag de zaak zelve in gevaar brengen, want als
het voorstel wordt aangenomen en de Minister aanvaardt die
voorwaarde niet, dan kan men niet voortgaan. De heer Eiker
bout moet deze zaak niet te donker inzien. Voor een werk
van zoo geringen omvang heeft een trainingstoeslag geen
beteekenis. Blijkt het wel noodig, dan zal spreker alsnog het
denkbeeld ondersteunen.
Ten aanzien van het tarief heeft spreker den heer Eikerbout
twee keer verkeerd begrepen. Hij meende, dat deze het tarief van
het normale bedrijfsleven verlangde. Tegen een tarief gelijk
aan dat, hetwelk bij andere werkverschaffingen wordt toe
gepast, bestaat natuurlijk geen bezwaar. Men moet niet den
ken, dat de bedoeling is, de menschen hier in ongunstiger
condities te laten werken dan bij andere werkverschaffingen.
Het is juist de bedoeling binnen het raam van de ministe-
riëele voorschriften alles voor de menschen te doen wat
mogelijk is. Men kan dat echter niet alles zwart op wit
zetten, omdat anders misschien het subsidie in gevaar zou
worden gebracht.
Tegen het voorstel in zake het rentezegel bestaat geen
bezwaar. Het is echter wel eenigszins dwaas, nadat spreker
de mogelijkheid in uitzicht heeft gesteld, dat 60 cent zal
worden geplakt, te besluiten om 25 cent te plakken. Er staat
nu reeds in het reglement op de steun verleening, dat 25 cent
cent geplakt wordt.
Het is nu duidelijk geworden, wat de heer Baart wil: deze
wil eenvoudig het rijkssubsidie opofferen. Spreker heeft reeds
aangetoond, dat het gevolg daarvan zou kunnen zijn, dat de
Leidsche arbeiders er naast grijpen.
De heer Baart noemde voorts de cijfers van de werkloos
heid onder de landarbeiders in Augustus, September en October,
maar hij weet zeer goed, dat er voor deze menschen niet de
minste aanleiding is om zich te melden vóór December, omdat
hun steunregeling eerst begint te werken in December. Hij
had cijfers moeten geven van December en Januari; dan zou
gebleken zijn, dat er heel wat meer werkloozen in dit vak waren.
Dat de moderne en Christelijke landarbeidersorganisaties nu
reeds komen pleiten voor hun menschen, acht spreker een
bewijs van activiteit, want al is de werkloosheid in die vakken
op het oogenblik niet groot, het is toch te voorzien, dat zij
in de komende maanden zal toenemen. Sprekers argumentatie
was, dat die organisaties wel komen pleiten voor hun leden
en er geen bezwaar tegen hebben om dat loon te aanvaarden,
al hadden zij natuurlijk ook liever een hooger loon gezien.
De S. D. A. P. wijst dit af en doet dus niet, wat de eigen
organisatie zoo gaarne zou willen. Men kan den honger beter
bestrijden met ƒ21.— dan met 12.90 en als de heer Groene-
veld dit zou willen toegeven, zou de geheele oppositie van de
S. D. A. P. in elkaar zakken. Deze wil niet toegeven, dus
blijft die oppositie in de lucht hangen.
De heer Groeneveld kan niet de meening van den heer
Parmentier onderschrijven, dat het beter is te werken voor
een laag loon dan werkloos te zijn. Spreker heeft vroeger ook
in de bouwvakken gewerkt. Er waren toen nog wel geen
collectieve contracten, maar toch wel standaardloonen, die
door eiken behoorlijken werkgever werden betaald. Wanneer een
werkgever dan een lager loon wilde betalen, heeft spreker
geweigerd. Wanneer een arbeider tegen een lager loon gaat
werken, brengt hij zijn levenspositie in gevaar, want morgen
komt er een ander werkgever, die nog minder wil betalen.
De heer Parmentier legt nog eens den nadruk op het
bepaalde onder f van het voorstel. Naar zijn oordeel bestaat
de mogelijkheid om nog iets bij dat loon te doen, daar anders
dit punt niet zou zijn genoemd. Spreker zou er prijs op stellen,
indien Burgemeester en Wethouders zich daarover nog eens
zouden beraden en een voorstel aan den Raad zouden indienen.
In verband hiermede dient spreker een voorstel bij den
Voorzitter in.
De Voorzitter deelt mede, dat de heer Parmentier het
volgende voorstel heeft ingediend
»Ondergeteekende stelt voor de behandeling van het voorstel
van Burgemeester en Wethouders inzake te werkstelling van
werkloozen aan de Leidsche Hout uit te stellen tot een
volgende vergadering en verzoekt Burgemeester en Wethouders
na te gaan of de mogelijkheid bestaat het totaal inkomen der
te werk gestelden te verhoogen door middel van uitgaven aan
dezen als bedoeld onder f van het voorstel van Burgemeester
en Wethouders."
De heer Bergers vraagt, of, als het voorstel van den heer
Parmentier wordt aangenomen, de arbeiders aan den gang
kunnen gaan.
De Voorzitter antwoordt, dat, indien dit voorstel wordt
aangenomen, het bestuur van de Stichting zich zal moeten
beraden, of de werkzaamheden zullen kunnen voortgaan,
ja of neen.
De heer Baart merkt op, dat het werk al begonnen is en
dat de menschen Zaterdag j.l. al betaald zijn met het geld
van de gemeente, dat in strijd-is met het besluit, dat nog
moet worden genomen.
De heer Huurman zegt, dat men reeds begonnen is in de
onderstelling, dat de Raad het voorstel wel zou aanvaarden
als de Raad nu echter begint met een uitstel van eenige weken,
staat de zaak z. i. morgen stop.
De heer Groeneveld heeft herhaaldelijk sprekers naam ge
noemd en schijnt hem te beschouwen als autoriteit op dit
gebied. Hij wil daarom ook zijn opvatting mededeelen. Hij
is het eens met den heer Groeneveld, dat een arbeider, die
in een bedrijf 70 of 80 cent verdiende en die dat loon waard
is, niet werkschuw is, als hij weigert voor lager loon werk
aan te nemen. Het cardinale verschilpunt in deze zaak is
echter, dat de heer Groeneveld en zijn vrienden weigeren,
dit werk te beschouwen als werkverschaffingterwijl alle
andere leden van den Raad dit wel als werkverschaffing be
schouwen. Ook spreker beschouwt deze zaak als werkver
schaffing en meent, dat het oude spreekwoord hier van toe
passing is: »een half ei is beter dan een leege dop." Al is
het loon laag, te laag om er van te kunnen bestaan, de werk
loozen worden met f 20.16 loon toch beter geholpen dan met
12.90 steun. Wanneer krachtens de voorwaarde sub nog
een suppletie kan worden gegeven, zal spreker daaraan gaarne
medewerken.
De heer Kuivenhoven kan zich niet vereenigen met het
voorstel van den heer Parmentier. Hij vertrouwt, dat de stich
ting het besluit zal uitvoeren in den geest als het door den
Raad wordt bedoeld. Hij betreurt, dat de loonen niet hooger
kunnen zijn, maar er is een onuitgesproken toezegging in dit
opzicht gedaan door Burgemeester en Wethouders. Daarom
zal spreker zich met het voorstel van Burgemeester en Wet
houders vereenigen.
De heer Bosman vindt het een eigenaardige opdracht, die
de heer Parmentier het College wil geven, n.l. te onder
zoeken wat zij voor de arbeiders kunnen doen krachtens de
bepaling onder Misschien kunnen Burgemeester en Wet
houders dat niet eens te voren uitmaken. Zou het niet beter
zijn, dat het wordt overgelaten aan het bestuur om nog
iets te doen in die richting? Het bestuur zal het z. i. zeker
doen, kennende het gevoelen van den Raad. Het voorstel
van den heer Parmentier lijkt spreker toch ook niet veel
te zullen geven. Burgemeester en Wethouders zouden dan
een onderzoek moeten gaan instellen om te zien wat zij
zouden kunnen doen.