196
MAANDAG 1 OCTOBER 1928.
voor 42 cent en hij gaat in het vrije, normale bedrijf, kan op
grond daarvan zijn loon niet gedrukt worden. Eerst beweert
de heer Groeneveld, dat, als iemand voor 42 cent gewelkt
heelt en hij komt weer in het vrije bedrijf, zijn loon gedrukt
wordt en nu beweert hij, dat het gelukkig is, dat de man
niet zijn geheele leven voor dat loon behoeft te werken. De
heer Groeneveld gebruikt argumenten, die elkaar opheffen.
Volgens den heer van Eek zou spreker den sociaal-demo
craten in de schoenen hebben geschoven, dat zij de werk-
schuwen verdedigen. Spreker heeft echter gezegd: de eenige
bezwaren, die tegen dit voorstel komen, komen van dien kant.
Wanneer de sociaal-democraten zich zoo sterk tegen dit
voorstel verzetten, maakt het op spreker den indruk, alsof zij
zich door de werkschuwen laten beïnvloeden om het voorstel
te bestrijden. Wanneer de heer van Eek zegt, dat de werk
schuwen moeten worden geholpen, meent spreker, dat dit niet
beter kan gebeuren, dan door hen aan werk te helpen.
De heer Heemskerk is niet bevredigd door dit voorstel, maar
spreker gelooft, dat niemand er zoo enthousiast voor is. Er
wordt echter een belangrijk rijkssubsidie mede binnengehaald
en alles bij elkaar genomen lijkt het spreker toch verstandig
het voorstel aan te nemen. Voortdurend komen zich menschen
aanmelden, die aan het werk willen. De arbeiders zelf zien
het dus anders in dan hun vertegenwoordigers in den Raad.
Die menschen zouden ook wel wat meer willen verdienen,
maar als het voorstel wordt afgestemd, gebeurt er niets van
het jaar. Onder de Leidsche arbeiders zou het groote ontstem
ming verwekken.
Spreker gelooft niet, dat aan den Leidschen Hout een smet
van hongerloonen zou kleven, als het voorstel wordt aan
genomen.
Gelukkig zien de arbeiders dit anders in dan hun vertegen
woordigers. Volgens den heer van Eek zouden zij moeten zeggen
ik ben een slachtoffer van de kapitalistische maatschappij en de
gemeenschap moet mij maar helpen. Het gros van de arbeiders,
ook van hen, die zich scharen onder de roode vaan, heeft
echter een hooger besef van hun roeping om te arbeiden en
de natuur gaat bij hen boven de leer.
De heer Bergers zal over de zaak zelve niet meer spreken.
Als het voorstel wordt afgewezen, zal er dezen winter aan
den Leidschen Hout niets worden gedaan. Daarom is het
beter, het voorstel aan te nemen. De arbeiders ontvangen ook
liever 20.loon voor dit werk dan ƒ13.of ƒ14.steun.
De heer Groeneveld sprak over de belangen van den midden
stand, maar hij begrijpt niet wat de middenstand is, of hij wil
dat niet begrijpenhoe beter de inkomsten zijn bij den arbeider,
des te grooter is zijn koopkracht. Bij de sociaal-democraten
komt de middenstand in de knel, maar hij zal zich toch
weten te handhaven. Spreker heeft straks gezegd, het is een
grove leugen, maar dat schijnt niet veel te geven, want het
zelfde is al meer verkondigd.
De heer Parmentier zegt, dat het voorstel wel zal worden
aangenomen. Dat neemt niet weg, dat alle leden het bezwaar
gevoelen van de lage loonen. De heer van Eek heeft daarover
een zeer idealistisch betoog gehouden, maar spreker heeft
evenzeer een hekel aan lage loonen. Nu heeft de heer Heems
kerk hedenmiddag reeds een vraag gesteld omtrent de voor
waarde sub «Uitgaven, andere dan loonen, betaald aan
tewerkgestelde werkloozen, mogen niet voor subsidie in aan
merking worden gebracht." De Wethouder heeft op die vraag
niet geantwoord. Is het mogelijk, zonder het subsidie in gevaar
te brengen, krachtens die voorwaarde de loonen eenigszins
te verhoogen?
Er zullen misschien arbeiders zijn, die liever den geheelen
winter blijven niets doen voor ƒ16.ondersteuning, dan te
werken voor ƒ21.maar dat kan niet het standpunt zijn
van den heer van Eek en zijn partijgenooten. Spreker acht
het ook beter, dat de menschen werken.
Spreker vindt ook een loon van 42 cent per uur voor een
arbeider, die flink werkt, bitter laag, maar ziet geen anderen
uitweg. Spreker vraagt daarom, of het niet mogelijk is om
door middel van de uitgaven genoemd onder het loon wat
hooger te brengen, en zal eerst het antwoord van den Wet
houder afwachten alvorens daaromtrent een voorstel te doen.
De heer Elkerbout meent maar een vaag antwoord van
den Wethouder te hebben ontvangen naar aanleiding van de
onderwerpen, die spreker heeft te berde gebracht. Zoo heeft
de Wethouder gezegd, dat het weinig zin zou hebben een
trainingstoeslag in het leven te roepen, zoodat spreker vreest,
dat daarvan wel niets terecht zal komen. Spreker acht het
toch noodzakelijk, dat er voor die menschen, die misschien
nooit een spade in de hand hebben gehad, een zekere tijd
gesteld wordt en het lijkt spreker het beste om daarvoor een
afloopenden trainingstoeslag te geven gedurende drie weken
van 3, 2 en 1 gulden. De menschen kunnen dan zien of zij
aan die werkzaamheden wat kunnen verdienen.
Spreker had ook gaarne een hooger loon zien toegekend,
maar het criterium is hier ook: is het werkverschaffing of
pioductief werk. Waar zelfs de ophooging van de veemarkt
als werkverschaffing is beschouwd, meent spreker, dat de
aanleg van den Leidschen Hout ook als zoodanig kan worden
bestempeld. Waar op andere plaatsen aldus is voorgegaan en
een regeling is getroffen als hier wordt voorgesteld, kan men
naar sprekers oordeel daarvan ook moeilijk afwijken.
Iets anders is, of geen tegemoetkomende houding kan worden
aangenomen en uit het antwoord van den Wethouder leidt
spreker af, dat er ten aanzien van punt één niet veel van
hem te verwachten is. Spreker moet zijn idee dus als een
voorstel indienen.
Ten aanzien van sprekers voorstel over de 80 betaling
bij regenverzuim heeft spreker wel een zoodanige toezegging
ontvangen, zoodat hij zijn voorstel kan terugnemen.
De Wethouder kon zich omtrent de tariefregeling niet in
denken, hoe men met een zoodanige gedachte naar voren kon
komen, maar spreker kan zich niet begrijpen, hoe de Wet
houder daar iets vreemds in ziet. Wanneer het werk wordt
aangenomen voor ƒ1.en het kan niet in die mate worden
afgeleverd, dan zal, wanneer het voor ƒ1.50 geprijsd wordt,
minder werk daarvoor behoeven te worden gedaan, waardoor
men toch aan dat bedrag zal kunnen komen. Als men met
dat werk niet op de hoogte is, is er zeker aanleiding orn de
prijzen te bepalen, die bij andere werkverschaffing voor gelijk
soortig werk worden gesteld.
Spreker kan niet zeggen, dat de menschen maar zoo hard
moeten werken, dat zij dat loon kunnen halen of bijna kunnen
halen. Ook zonder dat de menschen geregeld hurry up werken,
moeten zij met het gewone tarief toch geld kunnen verdienen.
Het gemiddelde moet ongeveer 25% hooger zijn.
Ten aanzien van de zegelplakkerij heeft de Wethouder mede
gedeeld, dat er een wijzigingsvoorstel door de Regeering is
ingediend. Er zou wellicht kans zijn, dat er 60 cent zou
worden geplakt, maar spreker meent, dat dat ook niet zoo
kan zijn, b.v. doordat de wetswijziging niet werd aangenomen.
Daarom acht spreker het veiliger nog een voorstel in te
dienen, luidende:
«Ondergeteekende stelt voor, dat voor de arbeiders, die in
de weikverschaffing „de Leidschen Hout" worden geplaatst
op hun rentekaart minstens een zegel van f 0.25 wordt
geplakt."
Aangezien de heer Eikerbout zijn voorstel betreffende de
uitkeering van 80 van het loon bij onwerkbaar weer
heeft ingetrokken, maakt dit geen onderwerp van beraadslaging
meer uit.
De heer Baart, voor de derde maal het woord verkrijgende,
bespreekt de vraag, die van verschillende zijden is gesteld,
hoe men een betere oplossing zou hebben kunnen verkrijgen.
Het bestuur van de stichting, dat is Burgemeester en Wet
houders, heeft zich met een verzoek tot den Minister gewend.
Wanneer Burgemeester en Wethouders ernstig hadden gewild,
dat het loon 62 cent zou zijn en niet 42 cent per uur, dan
zou daarvoor wel een weg te vinden zijn geweest. De Wet
houder ontkent dit, maar de zaak is alleen, dat Burgemeester
en Wethouders niet willen tegemoetkomen aan de plaatselijke
loonen. Wanneer men dat had gewild, had men het subsidie
moeten loslaten. Men klaagt aan den overkant over de lage
loonen, maar dat blijft bij woorden, want men wil vasthouden
aan de regeling van den Minister. Wanneer het op daden
aankomt, zegt menlaten wij het maar niet afstemmen, want
dan hebben wij niets.
Er is gezegd, dat de besturen van de landarbeiders-organi
saties soebatten om dit werk, maar blijkens de officieele ge
gevens zijn er in die bonden weinig werkloozen. Verleden jaar
waren er 6 October 6 werkloozen, op 19 October 8, en op
26 October 3. Dit jaar waren er in de week van 5 September 5,
in de week van 12 September 4. Er zijn er 11, van wie er
nog 4 werkzaam zijn bij de gemeente, maar deze zijn gewaar
schuwd zich vast bij de Arbeidsbeurs te laten inschrijven
om straks te kunnen worden overgeheveld naar den Leidschen
Hout. Waar er betoogd is, dat de organisaties van de land
arbeiders staan te dringen om werk in den Leidschen Hout zou
spreker wel eens gaarne van de organisaties zelf willen weten
of dit juist is en hoe de cijfers zijn.
Spreker handhaaft zijn standpunt ongeacht het feit, dat
verschillende arbeiders, die daar te werk zijn gesteld, ook lage
loonen hebben verdiend. Waar de organisaties daar echter
kans toe zien, zijn zij ook bezig de arbeidsvoorwaarden beter
te maken.
Spreker geeft toe, dat 12.90 inderdaad minder is dan
20.16, maar blijft er bij, dat een arbeider zichzelf verlaagt,
wanneer hij een overeenkomst heeft getroffen, zooals bij de
bouwvakarbeiders, bijv. die ongeveer f 30.verdienen, als
hij hetzelfde werk, dat hij altijd heeft gedaan, nu moet gaan
aanvaarden voor 20.16 per week.