MAANDAG 1 OCTOBER 1928. 193 aan den dag kunnen treden. Daarom is het van groote be- teekenis, dat personen, die een leidende rol vervuilen in de vakcentralen, tot leden van de Commissie worden aan gewezen. Voor regen- en vorstperioden is toegezegd 70% van het loon. Het normale is 80 en spreker verzoekt, dat men zich daaraan zal houden. Zoo noodig zal hij den Raad gelegenheid geven, zich uit te spreken over een motie van die strekking. Ten aanzien van de ziekte-uitkeering heeft spreker geen antwoord ontvangen op zijn vraag. Hij zou wenschen, dat ingeval van ziekte vanwege het Burgerlijk Armbestuur 80% zal worden uitgekeerd of anders, dat de stichting de Leidsche Hout zich daarvoor garant stelt. De mededeeling, dat een wijziging van* de Invaliditeitswet in uitzicht is gesteld, geeft niet veel. De vraag is alleen: zal voor deze menschen een zegel van 25 cent geplakt worden, ja of neen. Zoo niet, dan zou spreker alsnog willen voorstellen, dat wel te doen. De Voorzitter deelt mede, dat de heer Eikerbout twee voorstellen heeft ingediend, luidende: 1°. »Ondergeteekende stelt voor om aan de werklieden, die in de werkverschaffing voor de aanleg van „De Leidsche Houtworden te werk gesteld, en niet geacht kunnen wor den met die werkzaamheden bekend te zijn, een trainings toeslag gedurende drie weken toe te kennen van 3.voor de eerste, 2.voor de tweede en 1.voor de derde week''; en 2°. sOndergeteekende stelt voor, dat voor de arbeiders, die in de werkverschaffing »De Leidsche Hout" worden geplaatst, een regeling wordt getroffen, dat hun, bijaldien zij wegens regen, vorst of dergelijk niet werkbaar weer, niet in staat zijn arbeid te verrichten, 80 van het in D genoemd loon wordt uitbetaald." De heer Spendel stelt voor de beraadslaging te schorsen en hedenavond voort te gaan. De Voorzitter meent, dat dit ook de wensch van den Raad is. De Voorzitter schorst vervolgens de vergadering tot des avonds 8| uur. Voortzetting van de geschorste openbare vergadering des avonds te 8anr. Ook thans zijn de heeren Reimeringer, van Stralen en Vallentgoed afwezig. Voortgezet wordt de behandeling van punt 30 der agenda. De heer van Eck kan zich volkomen vereenigen met wat zijn partijgenoot, de heer Baart, heeft gezegd, doch wenscht nog even buiten twijfel te stellen het standpunt, dat de sociaal-democraten ten opzichte van de onderhavige quaestie innemen. Het spijt den sociaal-democraten, evenals den heer Bosman, dat van de zijde, waarvan men den meesten steun verwachtte voor »De Leidsche Hout", niets dan critiek is gehoord. Spreker wil waken voor het maken van fouten, juist uit liefde voor »De Leidsche Hout". Hij heeft veel sympathie voor die instelling en zou die ook gaarne zien bij de bevolking, doch vreest, dat, wanneer dit voorstel wordt aangenomen, een belangrijk deel van de Leidsche bevolking met heel andere gedachten zal zijn vervuld jegens die instel ling, dan men gaarne zou wenschen. In het gunstigste geval, wanneer dus slechts bij uitzondering menschen aan het werk worden gezet, die een hooger loon verdienden en dus de loondrukkende invloed niet zoo groot zal zijn, dan nog blijft het feit bestaan, dat de Ioonen, die betaald worden, zoo buitengewoon laag zijn, dat niemand in den Raad ze voor zijn verantwoording zal willen nemen. Men schuift de verantwoor ding naar den Minister. Men zegt: »De Leidsche Hout" heeft subsidie gevraagd in overleg met het gemeentebestuur en de Minister stelde daarbij de voorwaarden vast. Spreker richt een scherp woord van protest tot den Minister, die niet heeft gewaakt, dat, als menschen nuttig werk verrichten, dit ook behoorlijk betaald wordt, maar juist zijn invloed heeft aan gewend jegens het gemeentebestuur en de instelling, die gesubsidieerd wordt, om de loonen zoo laag mogelijk te houden. Men kan wel zeggen, dat in de Tweede Kamer alleen daarover beslist kan worden, maar wanneer de Minister een dergelijken noodlottigen invloed uitoefent, heelt de Gemeente raad het recht te protesteeren. Spreker wordt niet gedreven door mindere gevoelens van sympathie voor »De Leidsche Hout". Integendeel, wanneer het bestuur van »De Leidsche Hout" tot den Raad zou komen en zeggenhet valt ons tegen, de onkosten zijn grooter, dan waarop wij gerekend hebben, de bijdragen vloeien niet zoozeer, als wij verwachtten, zoodat andere maatregelen moeten worden genomen om Leiden in het bezit te stellen van »De Leidsche Hout" en is het gemeentebestuur niet bereid door middel van een subsidie deze taak gemakkelijker te maken, dan kan spreker zeggen, hoewel hij zijn partijgenooten niet heeft geraadpleegd, dat zijn partij hier eenstemmig voor zou zijn geweest, omdat het een werk is, dat allen ten goede komt, omdat het een bron van vreugde en zedelijke opheffing kan worden. Spreker is bereid hiervoor de noodige offers te brengen. Het spijt spreker zeer zijn afwijzend standpunt te moeten innemen. De heer Goslinga heeft gezegd, dat de sociaal democraten opkomen voor de werkschuwen, dat zij het standpunt innemen van hen, die liever niet willen werken. Mede namens zijn partijgenooten wijst spreker dit grievende verwijt met verontwaardiging af. Persoonlijk heeft hij juist voortdurend getracht den kreet productief werk te maken tot den strijdkreet van de socialisten. Door productief werk zal niet alleen de rijkdom der gemeenschap toenemen, maar zal ook het inkomen van de massa stijgen. Daardoor zal men kunnen ontkomen aan den noodlottigen cirkelgang in het kapitalisme: lage loonen, werkloosheid, nog lage loonen. Hoe kan nu de heer Goslinga een dergelijke bewering uiten? De heer Goslinga toonde zich verbaasd, omdat van sociaal democratische zijde gezegd is: dit is geen werk verschaffing. Het heeft spreker verbaasd, dat de heer Goslinga dit niet onmiddellijk erkende. Werkverschaffing is het doen verrichten van nuttig werk ter wille van de werkloozen; er ligt werk, dat men anders niet zou laten doen, maar dat men aangrijpt als een middel om de werkloozen te halen uit hun ellende. Productief werk echter is werk, dat ook gedaan zou worden, wanneer er geen werkloozen waren. Productief werk bevre digt behoeften, schept artikelen, die noodig zijn, in dit geval helpt Leiden aan een zeer nuttige instelling. Dat is werk verruiming en dat werk mag niet besmet worden met hon- gerloonen. Dit doet spreker leed en pijn. Men kan zich er niet afmaken door luchtig te zeggen ja, het is niet veel, maar in elk geval meer dan de werkloozenuitkeering, en door zich te verschuilen achter het voorschrift van den Minister. Men had pogingen moeten doen om tot een ander resultaat te komen. Spreker en zijn vrienden zijn er voor, dat de menschen werken, maar werk, dat dient om de loonen te drukken, althans laag te houden, is uit een maatschap pelijk oogpunt nadeelig. Laat men aan de oprichting van den Leidschen Hout niet verbinden een proefneming, om de menschen te toetsen op arbeidsschuwheid. Die woorden zouden den Leidschen Hout gehaat kunnen maken bij een belangrijk deel van de be volking. Spreker wenscht geenszins de arbeidsschuwheid in bescherming te nemen, maar het is al te gemakkelijk over die menschen te spreken met een air de dédain. Degenen, die wel willen werken, maar die geen werk kunnen krijgen en die daardoor langzamerhand het werken ontwend zijn, zijn geen minderwaardigen, maar slachtoffers van de kapita listische verhoudingen. Men moet die menschen helpen, maar het is een verfoeilijke maatregel, niet in het belang van den Leidschen Hout, als men die nuttige instelling gebruikt om de menschen te toetsen op arbeidsschuwheid. Wanneer geld gevraagd wordt voor productief werk, zullen de sociaal democraten niet uitsluitend vragen naar de onmiddellijke baten voor de gemeentekas. Zij willen verder zien. Men gaat nu aan die werkloozen, die geruimen tijd zonder werk zijn, die misschien voor een groot deel ondervoed zijn, van wie het op prijs gesteld moet worden, dat zij dat werk verrichten, een werk geven, dat mogelijk niet geschikt voor hen is, tegen een loon, waarvoor zij niet eens aan hun gezin de noodige voeding kunnen verstrekken. Daaraan kan spreker niet mede werken en wanneer er geen verbetering komt, zal spreker er zijn stem niet aan kunnen geven. De heer Goslinga heeft gesproken van loonen van 24.— of 25.—, maar daar heeft men niets aan, want het gemiddelde loon is ƒ21.— Er zullen er wel zijn, die f 25.verdienen, maar ook, die 16.of 17.halen. Daarvoor kan spreker noch de moreele, noch de maatschappelijke verantwoordelijkheid op zich nemen, want het eerst noodige in dezen tijd is toeneming van de inkomsten van de massa. Dat moet de maatschappij helpen uit de maatschappelijke misère. Aan het voorstel, zooals het thans luidt, algescheiden van de sympathie voor »De Leidsche Hout", kan spreker zijn stem niet geven. De heer Groeneveld zegt, dat door de leden van zijn partij telkens is betoogd, dat men hier niet met werkver schaffing te maken heeft. Spreker heelt den Wethouder gevraagd aan te toonen, dat dit werkverschaffing is, waarop deze antwoordde, dat het werk verschaft. Deze definitie is fout, want dan zou alles werkverschaffing zijn, zooals b.v. de bouw van de nieuwe Havenbrug of de verbouwing van het stadhuis. Als dit allemaal werkverschaffing is, is er geen ander werk meer. Spreker meent, dat de definitie van werk-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1928 | | pagina 13