190 MAANDAG 1 OCTOBER 1928. voordoen, zal spreker dit denkbeeld voorleggen aan het Be stuur van den Leidsehen Hout. Het zou echter niet practisch zijn, te zeggen, dat er wel geschillen zullen komen en daar door als het ware geschillen uit te lokken, door thans reeds over te gaan tot de benoeming van een commissie. Verder is door den heer Eikerbout gevraagd naar de sociale bepalingen, in het bijzonder ook naar de loonbetalingen bij onwerkbaar weer. De heer Groeneveld meende, dat bij werk verschaffing alle sociale bepalingen ter zijde worden gesteld. Dit is ten aanzien van de Ongevallenwet en de invaliditeits wet momenteel inderdaad het geval. De Centrale Raad van Beroep heeft herhaaldelijk beslist, dat arbeiders in werkver schaffing niet geacht worden in loondienst te zijn. De heer Groeneveld trekt nu al, bij wijze van interruptie, een con clusie, maar laat hij nog even rustig luisteren, want spreker is pas aan het begin. Sindsdien is de Ongevallenwet ge wijzigd en zijn de werkloozen onder de wet gebracht, nota bene, door een amendement van de sociaal-democratische leden, de heeren Hiemstra en Schaper. Dat weten de heeren hier niet eens. Dat was in de wet gebracht, maar het was zoo ongelukkig geredigeerd, dat de wet niet kon worden ingevoerd, om welke reden de Minister de vorige week een kleine novelle heeft ingediend, waarbij deze foutieve redactie wordt hersteld. Er is gevraagd dit met spoed te behandelen en dan zullen de arbeiders bij de werkverschaffing ook onder de Ongevallenwet vallen. Zoolang dit niet het geval is, zal toch de Leidsche Hout de menschen tegen ongevallen verzekeren. De arbeiders in werkverschaffing vallen niet onder de Inva liditeitswet. De Regeering heeft bepaald, dat, als de arbeiders zelf 25 cent plakken, de Regeering daarvan de helft terug betaalt, maar deze regeling heeft weinig opgang gemaakt, omdat de menschen van hun niet te groote belooning moeilijk zelf kunnen gaan plakken. Bij een wijziging van de Invalidi teitswet, 14 dagen geleden ingediend, is daarom ook een artikel opgenomen, dat voor de arbeiders in werkverschaffing moet worden geplakt. Naar spreker bekend is, heeft de Regeering er zich tot nog toe tegen verzet, dat bij werkverschaffing het geheele bedrag van het zegel voor rekening van de werkverschaffende organi- idsatie zou komen en de Leidsche Hout kon dus niet de bepaling maken het geheele bedrag te betalen, omdat men anders kans zou loopen den Regeeringssteun te verliezen. Nu de Regeering zich echter door de ingediende wijzigingen op het standpunt heeft gesteld, dat de werkverschaffing ook de rentezegels moet betalen, komt het spreker voor, dat het vroeger ingenomen standpunt onhoudbaar is geworden. Ook deze zaak zal dus in orde komen. De heer Eikerbout heeft voorts vragen gesteld ten aanzien van onwerkbaar weer. Bij niet aanhoudenden regen blijven de menschen op het terrein, er valt altijd wel iets te doen en wanneer het dagen aaneen regent of sneeuwt, zal de Leidsche Hout 70 van het loon hebben uit te betalen. Ingeval van ziekte zal gehandeld worden volgens het Bur gerlijk Wetboek, nl„ dat bij ziekte het loon gedurende be trekkelijk korten tijd wordt doorbetaald. Wanneer de men schen dan niet meer in de werkverschaffing kunnen blijven, zullen zij weer vallen onder de bepalingen, die dan voor hen zullen gelden, hetzij uitkeering van ziekenkassen, of van het Burgerlijk Armbestuur. Spreker kan de opmerking van den heer Wilbrink beamen, dat het loon op Christelijke feestdagen voorde volle 100% zal worden uitbetaald. Voorts deelt spreker mede, dat er een schaft lokaal zal zijn, dat verwarmd zal zijn en dat er ook gelegen heid is om fietsen te bergen. Er zal ook gezorgd worden voor koffie, dus het zal den menschen zoo aangenaam mogelijk worden gemaakt. Spreker zegt dit speciaal tot den heer Baart. Zelden heeft spreker met grooter verbazing kennis genomen van een rede voering van dit lid. Spreker had van den heer Baart een pluimpje verwacht, of althans een goedkeurend woord. Van sociaal-democratische zijde is herhaaldelijk aangedrongen op werkverschaffing, en de heeren hadden hiermede dus in hun schik kunnen zijn. Wanneer er sprake is van simulatie en aggravatie bij ge- steunden, dan zeggen de sociaal-democraten steeds: het is niet zoo erg; kom maar eens met werk, dan zult ge zien, hoe graag de arbeiders willen werken. Inderdaad, dat blijkt nu ook. Tal van arbeiders melden zich aan voor het werk in den Leidsehen Houtbij den heer Wijkmans loopen zede deur plat; zij willen gaarne werken, ook voor dit loon. Degenen, die wel bezwaren hebben, en wier bezwaren thans verklankt worden door de S. D. A. P., dat zijn de werkschuwe elementen, de menschen, die liever lui dan moe zijn, de menschen, die het vervelend vinden, dat er nu een werk verschaffing is, waar ze kunnen worden te werk gesteld. Die werkloozen kunnen nu worden getoetst op hun werk willigheid. Daar is deze zaak niet in de eerste plaats om begonnen, hoewel de vraag, of bepaalde personen werken willen, uitermate moeilijk te beoordeelen is en zij spreker iederen dag voor nieuwe problemen stelt. Er zijn arbeiders, die drie, vier, vijf jaren achtereen uitgetrokken zijn, maar die beweren, dat het hun schuld niet is en dat zij snakken naar werk. Maar zoodra men hun werk aanbiedt, zijn zij verdwe nen. Men zegt, zoo zijn er niet velen. Inderdaad, de meeste arbeiders mag men niet werkschuw noemen, dat zijn er maar enkelen, maar van hen komen de meeste bezwaren. De sociaal-democraten zijn in dit geval dan ook niet de woord voerders van de arbeiders, want de arbeiders willen wel in den Hout werken, maar zij zijn in deze de woordvoerders van die elementen, die het vervelend vinden, dat er nu een middel zal komen om hun werkwilligheid te toetsen. De Amsterdamsche Wethouder, dr. Yos, heeft nog onlangs aan een lid van den Socialen Dienst medegedeeld, dat alleen op het bericht, dat er een werkverschaffing zou komen in Wilnis, tal van menschen den steun te Amsterdam verlieten. In Dordrecht liet een groot aantal personen zich schrappen toen het werk van den Biesbosch in aantocht was. Toen de Bies- bosch dicht gevroren was, kwamen zij terug en wilden zij er dolgraag heen, maar toen de dooi inviel waren zij weer ver dwenen. De werkloosheid in Dordrecht ging op en neer met vorst en dooi. De heer Baart maakt een opmerking, maar hij kan gerust zijn. Hij krijgt zijn vet nog wel. De arbeiders zijn veel beter dan hun vertegenwoordigers het hier doen voorkomen. De heeren zijn tolk voor elementen, die liever niet werken. De heer van Eck. Dat vind ik een verdachtmaking. De heer Goslinga zal enkele voorbeelden noemen. Een man is van zijn kas uitgetrokken in 1922, 1923, 1924, 1925, 1927 en 1928. In totaal heeft hij 501 dagen steun genoten. De plaatsing bij den Leidsehen Hout had uitstekend resultaat; na een week had hij reeds werk gevonden. Een grondwerker is in 192219231925 t/m 1928 van zijn kas uitgetrokken en kan dus in 1929 niet trekken, omdat hij vier achtereenvolgende jaren uitgetrokken was. Hij trok van 1927 at totaal 468 dagen van de steun. Bezwaar kan hij niet hebben, omdat hij in 1927 grondwerk bij de spoorwegen ver richtte tegen 24,04 per week. In dergelijke gevallen acht spreker het uiterst moeilijk te bewijzendat de menschen niet werkwillig zijn. De werkverschaffing is dan uitermate geschikt om dat te toetsen. Men moet de zedelijke waarde daarvan niet onderschatten. Er is gezegd: het is eigenlijk geen werkverschaffing,maar spreker begrijpt dit bezwaar niet goed. De Leidsche Hout zou dat werk best willen doen in aanbesteding. Er wordt gezegd: dat is veel beter, maar nu begrijpt spreker er heelemaal niets meer van. Dan heeft men geen toetssteen voor werkwilligheid, dan kan men die menschen niet aan werk helpen, die het graag hebben, want dan is men vrij in het kiezen van zijn arbeiders. De architect zou het wel hebben willén aanbesteden, maar Burgemeester en Wethouders hebben er prijs op gesteld het in werkverschaf fing te doen met het oog op de voordeelen, daaraan ver bonden. Het loon is inderdaad niet hoog, maar het moet zich bewegen tusschen de grenzen: steunbedrag en het loon in het vrije bedrijf. Het moet meer zijn dan het steunbedrag, maar minder dan het loon in het vrije bedrijf. De heer Baart heeft het geval genoemd van een man met drie kinderen, die f 20,16 zou verdienen, maar hij krijgt 17,25 steun en is dan toch beter af met 20,16. De heer Baart weet evengoed als spreker, dat in de metaalindustrie losse sjouwers worden aangenomen voor 39 cent. De heer Baart. Vraag eens aan uw vriend Grootenhuis of dat waar is! De heer Goslinga heeft daarvoor zijn socialen dienst, die het precies weet. Spreker is ook uit anderen hoofde op de hoogte van de loonen, die in de gemeente betaald worden. Ook bij de grofsmederij worden dergelijke loonen betaald. Spreker krijgt nu van den heer Baart een briefje, een ont- slagbewijs van iemand, die voor 45 cent gewerkt heeft als los werkman. Maar dat bewijst niet, dat er ook niet tegen lagere loonen wordt gewerkt. Er is in 1925 een werkverschaffing geweest aan den IIoo- gen Rijndijk, onder dezelfde voorwaarden. Spreker weet niet of er toen ook zoo'n kabaal over gemaakt is. Daarbij zijn blijkens de loonstaten loonen uitgekeerd van 21.60, maar ook van 29,76. Bijna voortdurend is 45 cent gehaald, en de Regeering heeft daarop geen aanmerking gemaakt. De heer Baart zegt, dat de Regeering toen niets te zeggen had. Het was gewone gemeentelijke steun.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1928 | | pagina 10