180
DINSDAG 4 SEPTEMBER 1928.
De Voorzitter vraagt den heer Groeneveld, die inmiddels
ter vergadering is verschenen, of deze bereid is de benoeming
tot lid van de Commissie voor den Geneeskundigen Dienst
en den Keuringsdienst van Waren te aanvaarden.
De heer Groeneveld zegt de benoeming gaarne aan te nemen.
De heer van Eck vraagt, of reeds bekend is wanneer Burge
meester en Wethouders voornemens zijn de begrooting in de
secties te doen onderzoeken.
De Voorzitter antwoordt in ontkennenden zin.
De heer van Eck vraagt, of Burgemeester en Wethouders
dan in elk geval de toezegging willen doen te zullen zorgen, dat
tusschen het oogenblik, waarop de Raadsleden de begrooting
krijgen, en den dag, waarop het sectie-onderzoek plaats heeft,
eenige tijd verloopt.
De Voorzitter antwoordt, dat met dien wensch rekening
zal worden gehouden. Totdusverre verliep tusschen die beide
tijdstippen steeds een periode van 14 dagen of drie weken.
Spreker vraagt, of een der leden thans nog iets in het belang
van de gemeente in het midden te brengen heeft.
De heer Goslinga deelt mede, dat hij naar aanleiding van
de in de vergadering van 13 Augustus j.l. aangenomen motie
van den heer Baart, luidende:
»De Raad verzoekt Burgemeester en Wethouders alsnog aan
belanghebbende ambtenaren en werklieden een schriftelijke
verklaring af te geven, waarbij de mogelijkheid tot inkoop
van diensttijd door belanghebbenden wordt opengesteld."
den Raad namens het College kan mededeelen, dat, het voor
nemens is desgevraagd alsnog een verklaring af te geven,
waarbij zonder meer wordt geconstateerd van wanneer tot
wanneer de betrokkene in lossen dienst van de gemeente is
geweest. Daarmee is dan voldaan aan de wenschen van die
leden van den Raad, die bezwaar hadden tegen de z. g. staart
van de op 13 Aug. j. I. besproken verklaring. Het College
meent er evenwel op te moeten wijzen, dat uit de door
den Pensioenraad verstrekte inlichtingen is gebleken, dat een
dergelijke, in overeenstemming met de aanvrage der organi
saties opgemaakte verklaring niet tot inkoop bij den Pensioen
raad zal kunnen leiden, doch wel het uitlokken van een
beslissing van den Centralen Raad van Beroep de hoogste
instantie in deze mogelijk zal maken. De mogelijkheid
tot inkoop van diensttijd door belanghebbenden wordt hier
door dus opengesteld en zal effectief worden, indien de rechter,
in casu de Centrale Raad van Beroep, de opvatting van het
College, dat losse diensten niet inkoopbaar zijn, verwerpt.
Het College meent thans in deze zoover als eenigszins
mogelijk was aan de wenschen van den Raad te zijn tegemoet
gekomen zonder zijn eigen opvatting van de desbetreffende
bepalingen der Pensioenwet prijs te hebben gegeven. Aan
den rechter zij thans de beslissing, of deze opvatting al dan
niet juist is.
De heer Baart vraagt het woord.
De Voorzitter onderstelt, dat de heer Baart op de namens
het College gedane mededeeling wenscht terug te komen.
Waar Burgemeester en Wethouders deze mededeeling zelf
aan den Raad hebben gedaan, wil spreker voor dit geval bij
wijze van uitzondering afwijking toestaan van den regel, dat
bij de rondvraag geen discussie plaats heeft over de onder
werpen, welke ter sprake worden gebracht.
De heer Baart dankt het College voor zijn bereidwilligheid
om nu een verklaring af te geven, waarmede de vakorganisatie
haar nut kan doen, en vraagt of het niet gewenscht zou zijn,
dat die verklaring aan het hoofdbestuur der organisatie werd
verstrekt zonder dat dit er om behoefde te vragen.
De heer Goslinga zegt, dat herhaaldelijk is gebleken, dat
de organisaties van de besprekingen in den Raad buiten
gewoon secuur kennis nemen, en vraagt of het aangaat te ver
langen, dat Burgemeester en Wethouders, nu zij de zaak in
het openbaar hebben besproken, bovendien nog een brief aan
de organisatie zullen schrijven. Een andere organisatie heeft
reeds aan spreker een onderhoud verzocht op diens spreekuur
op morgen en spreker is bereid de vertegenwoordigers van
elke organisatie te ontvangen.
De heer de Reede spreekt er zijn groote tevredenheid over
uit, dat Burgemeester en Wethouders tot dezen stap zijn
overgegaan, en vraagt of er bij het College bezwaar bestaat
om de verklaring, zooals die zal worden gegeven, aan te vullen
met de mededeeling, dat die of die persoon op dien datum
in vasten dienst van de gemeente is overgegaan. De zaak
wordt dan zuiver gesteld, want die aanvulling is in verband
met de beoordeeling van de zaak van veel belang voor den
Centralen Raad van Beroep.
De heer Goslinga zegt, dat een dergelijke aanvulling van
de verklaring niet noodig is, omdat, wil iemand tot inkoop
van vroegere dienstjaren gerechtigd zijn, hij een bewijs moet
overleggen, dat hij in vasten dienst van de gemeente is over
gegaan. Uit die vaste aanstelling blijkt datgene, waarmede
de heer de Reede de verklaring aangevuld wenscht te zien.
De heer Sijtsma vestigt er de aandacht op, dat naar hij
hoorde de Spanjaardsbrug in een desolaten toestand verkeert.
Spreker is ook eens ter plaatse gaan kijken: er ging
toen juist een zwaar beladen vrachtauto over de brug en
toen zag spieker, dat de brug bedenkelijk doorboog. Vaneen
deskundige vernam spreker, dat hier inderdaad eenig gevaar
bestaat. Spreker weet niet, of Burgemeester en Wethouders
zijn gewaarschuwd, maar als dat niet het geval is, vestigt
spreker hun aandacht er op. Gebeuren er ongelukken en
hebben Burgemeester en Wethouders geweten, hoe de toestand
van de brug was, dan zouden zij terecht in verzuim kunnen
worden gesteld. Vandaar zijn aandrang, dat Burgemeester en
Wethouders een onderzoek zullen laten instellen.
Verder vraagt spreker wanneer, nu 't Gangetje is verbreed,
die leelijke muur daar in orde zal worden gemaakt.
Spreker had gedacht, dat reeds dezen zomer de vele rnen-
schen, die Leiden komen bezoeken, dit onooglijk aanzien van
dien grooten muur zou worden bespaard. Het wordt thans
hoog tijd, dat met het werk wordt begonnen.
Voorts heeft het sprekers aandacht getrokken, dat tijdens de
algemeene markt des Zaterdags, door het heen en weer rijden
van de auto's, het publiek zich heel moeilijk langs de kramen
en tenten kan bewegen. Het lijkt spreker wenschelijk, datde
auto's het gedeelte Burgsteeg tot het Gangetje in één richting
rijden; voor rijwielen mag het al niet meer.
De Voorzitter zegt toe met deze laatste wenschen rekening
te zullen houden.
Een oplossing ten aanzien van den muur van het Gangetje
is niet gemakkelijk. Zoo spoedig mogelijk zullen Burge
meester en Wethouders een plan voor een definitieve afwer
king beramen.
Mevrouw Braggaarde Does heeft voor en op 31 Augustus
verschillende kinderen langs de huizen zien gaan om geld op te
halen voor versieringen, die op straat waren aangebracht.
Spreekster zou gaarne vernemen, of daar toestemming voor
noodig is, want anders wordt dat opgehaalde geld maar ge
bruikt om te voldoen aan snoeplust en dergelijke.
De Voorzitter zal de zaak onderzoeken, als hem bepaalde
feiten worden aangewezen.
De heer Elkerbout vraagt eens aandacht te schenken aan
den toestand bij den ingang van het station, waar vaak een
vier- of vijftal kleine jongens staan, die de hand ophouden
om wat van de reizigers te krijgen.
De heer Manders zou gaarne de aandacht vragen voor den
overgang van de electrische tram aan den Zoeterwoudschen
Singel. Het is daar zeer gevaarlijk. De vorige week heeft er
nog een ongeluk plaats gehad. Spreker meent te weten, dat
de tram er al wat zachter is gaan rijden, maar misschien
kan het houtgewas, dat het uitzicht belemmert, wel wat
weggenomen worden; dit zou een heele verbetering geven.
De Voorzitter deelt mede, dat reeds geruimen tijd onder
handelingen gaande zijn met de N. Z. H. T. M. om een behoor
lijke voorziening te treffen. Het plaats gehad hebbende ongeluk
heeft nog eens opnieuw de noodzakelijkheid daarvan aan
getoond.
Niemand meer het woord verlangde, sluit de Voorzitter de
vergadering.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.