176
DINSDAG 4 SEPTEMBER 1928.
weergeeft een zeer onevenredige verdeeling; drie rechts en
twee links zou nog in het voordeel van rechts zijn.
Het is altijd lastig iemand uit een commissie te stemmen
en in dit geval zou dat dubbel onaangenaam zijn, waar het
gaat om een zoo sympathiek man als de heer Wilmer, maar
juist omdat hij een welwillend man is, zal hij beter dan
menig ander de billijkheid van den wensch van ons inzien.
Spreker had dan ook gedacht, dat hij zou hebben gezegd:
Door mijn partij wordt behalve mijn zetel nog een zetel in
de Commissie ingenomen en nog wel den meest vooraan
staanden zetel, ingenomen door een Wethouder, ik trek mij
daarom vrijwillig terug!
Waar de heer Wilmer het blijkbaar zoover niet heeft
kunnen brengen, hoopt spreker, dat de andere leden van de
rechterzijde met het denkbeeld van den heer van Eek zullen
meegaan en een vrijzinnig lid zullen stemmen.
De heer Spendel zegt, dat, wanneer de heer Sijtsma argu
menteert gelijk hij heeft gedaan, men buitengewoon voorzichtig
moet uitkijken welke zijn bedoelingen zijn.
De heer Sijtsma voegt spreker toe, dat zijn bedoelingen
eerlijk zijn. Spreker zegt het tegendeel ook niet te hebben
beweerd. Z. i. wordt de kwestie een beetje verpolitiekt, terwijl
hij liever blijft op het platvorm der werkelijkheid. Hij zou
misschien met de heeren kunnen meegaan, indien zij hadden
bepleit om alle commissies een afspiegeling te doen zijn van
de Raadsfracties, maar daarover kikken zij niet. Toen de
Commissie van Fabricage werd uitgebreid, hadden de heeren
gelegenheid gehad er op te wijzen, dat verschillende andere
commissies ook niet een afspiegeling waren van de verhou
dingen in den Raad, o. a. de Commissie van Financiën, welke
geheel rechts is en welke dan had moeten worden uitgebreid
om er een sociaal-democratisch en een liberaal lid in te
kunnen benoemen.
Spreker vindt het eigenaardig, dat de leden der linkerzijde
blijkbaar de bedoeling hebben om juist in de Commissie voor
het Onderwijs tot meer invloed te komen. Het is geen kwaad
dat zij dat trachten, maar spreker begrijpt niet, hoe zij kunnen
meenen met twee leden meer invloed te hebben dan met
één lid.
Een vorige maal is deze zaak ook besproken. Mede namens
zijn partijgenooten kan spreker wel verklaren, aan het voorstel
van den heer van Eek niet te zullen medewerken in weerwil
van het beroep, dat de heer Sijtsma gedaan heeft op de leden
van de rechterzijde.
De heer Meijnen wil opkomen tegen de beschouwing van
den heer Sijtsma. die gezegd heeft, dat deze onderwijsaange-
legenheden door de rechterzijde zijn bezien uit een oogpunt
van het bijzonder onderwijs. Spreker wil dit, in ieder geval
wat zijn persoon betreft, pertinent ontkennen.
De heer Sijtsma. Dat is misschien onbewust geschied.
De heer Meijnen ontkent ook dit. Die zaken zijn bezien
uit een oogpunt van de belangen, die aan de orde waren,
n.l. of het beter was scholen ineens op te heffen of den weg
te volgen, dien Burgemeester en Wethouders voorstelden.
Het gold een zakelijke kwestie, die met voorliefde voor bijzonder
of openbaar onderwijs niet te maken had. Naar sprekers ge
dachte was het bijzonder onderwijs daarbij niet betrokken.
De heer Parmentier gevoelt wel iets voor de gedachte van
den heer van Eek, maar kan toch om verschillende redenen
niet met diens voorstel medegaan. De Commissie van Fabricage
geeft wel een juister beeld van den Raad, want behalve de
fractie van den heer Sijtsma zijn daar vijf fracties vertegen
woordigd, maar spreker vindt het verkeerd nu alleen de
Commissie voor het Onderwijs te wijzigen. Er zijn andere com
missies, die ook en even belangrijk zijn en waarbij het niet
ter sprake is gebracht. Er zijn ook kleinere commissies en als
men het zou willen stellen in den geest van evenredige ver
tegenwoordiging, zou spreker zich daarmede wel kunnen
vereenigen, tenminste als de Raad voor alle commissies in
dien geest zou willen handelen. Waar nu echter alleen wordt
voorgesteld de Commissie voor het Onderwijs 1e veranderen en
de heer van Eek er bovendien de geschiedenis, die de Raad
kort geleden met het onderwijs heeft beleefd, eraan verbindt,
kan spreker er zich niet mede vereenigen.
De heer Verweij is door omstandigheden buiten zijn schuld
in het debat betrokken met betrekking tot de onderwijsaan-
gelegenheid, die laatstelijk in de Commissie is behandeld. Bij
alle goede bedoelingen, die bij den heer Sijtsma voorzitten",
meent spreker ook, dat hij op een minder vleiende wijze in
die aangelegenheid betrokken is. De heer Sijtsma heeft gezegd,
dat, wanneer er twee voorstanders van het openbaar onderwijs
in de Commisie hadden gezeten, het advies anders zou zijn
geweest, maar spreker moet dit ontkennen. Hetgeen de Com
missie dien avond had te beoordeelen had een andere basis
als die, waarop het praeadvies van Burgemeester en Wet
houders was opgesteld. In de openbare raadsvergadering moest
spreker zijn standpunt dus veranderen. Spreker zou dit
kunnen aantoonen, maar zal het niet doen, omdat die zaak
niet aan de orde is, maar in ieder geval zou het advies van
de Commissie hetzelfde zijn geweest, als er twee voorstanders
van het openbaar onderwijs aanwezig waren geweest.
De heer Bosman kan zich in hoofdzaak aansluiten bij het
gesprokene door den heer van Eek. Volgens den heer Meijnen
is in de commissie-vergaderingen eigenlijk nooit gebleken de
tegenstelling tusschen openbaar en bijzonder onderwijs en
hebben de voorstanders van het particulier onderwijs nimmer
reden gegeven te denken, dat het openbaar onderwijs in hun
handen niet veilig was. Spreker wil dat gaarne aannemen,
maar de tegenstelling blijft niettemin bestaan, ook al zijn de
heeren met de beste bedoelingen bezield om het openbaar
onderwijs te geven wat het toekomt.
Slechts één van de leden der Commissie is voorstander
van het openbaar onderwijs en nu is spreker, om redenen
door den heer van Eek uitvoerig uiteengezet, het er volkomen
mede eens, dat het voor iemand, die in een Commissie
alleen staat te midden van menscheri, die allen een tegen
gestelde meening zijn toegedaan, dikwijls heel moeilijk is om
zijn opinie behoorlijk naar voren te brengen. Men heeft
dan zeer zeker behoefte aan den moreelen steun en den in-
tellectueelen steun van anderen, die omtrent bepaalde punten
dezelfde gedachten zijn toegedaan.
Uit de discussie heeft spreker den indruk gekregen, dat de
rechterzijde de billijkheid van het verlangen van den heer
van Eek wel inziet, maar dat zij met de moeilijkheid zit, dat
nu eenmaal de plaats is vervuld door iemand van een andere
richting. Spreker moet met denzelfden strooppot smeren als
de heer Sijtsma heeft gedaan, want ook hij vindt, dat die
plaats thans door een uitstekende kracht is bezet. Hij vindt
het dan ook jammer, dat de zaak alleen op deze wijze is op
te lossen; misschien zou de rechterzijde een andere oplossing
kunnen vinden. Intusschen blijft hij het een groote onbillijk
heid achten, dat slechts één lid van de linkerzijde zitting
heeft in een Commissie, welke een zoo belangrijke plaats in
het leven der ingezetenen inneemt. De vergelijking met andere
commissies gaat niet geheel op, omdat het onderwijs een
heel bijzondere zaak is, een zaak, waarover verschillende hoof
den zich dikwijls heel warm maken. Spreker blijft van oordeel,
dat het in alle opzichten billijk en ook gewenscht is, dat nog
een lid van de linkerzijde in deze Commissie zitting neemt.
De heer Wilbrink is een voorstander van het zooveel moge
lijk inachtnemen van de evenredige vertegenwoordiging bij
de samenstelling der commissies, maar in dit geval is het
buitengewoon moeilijk daaraan vast te houden. Bij de samen
stelling van de Commissie ten vorigen jare wist niemand wie
als voorzitter zou optreden en het lag voor de hand, dat van
ieder der grootere fracties een lid werd aangewezen. Nu wil
het toeval, dat een lid van een der grootere fracties tevens voor
zitter der Commissie is, zoodat die fractie er dubbel in ver
tegenwoordigd is. Moest dat lid nog benoemd worden, dan
zou spreker zich bij het betoog van den heer van Eek hebben
aangesloten, maar om incidenteel in te grijpen en mede te
werken tot het uitwerpen van iemand, van wien men mag
veronderstellen, dat hij zijn taak in de Commissie zeer goed
vervult, daartoe vindt spreker geen aanleiding.
Waar de heer Bosman de onderstelling heeft geuit, dat
misschien een andere oplossing ware te vinden, waarmede hij
wellicht bedoelde, dat een ander lid der Commissie zich zou
terugtrekken, verklaart spreker er niet aan te denken, om
den vertegenwoordiger van zijn fractie in de Commissie in
overweging te geven zich ten behoeve van den heer Romijn
terug te trekken.
Wat de uitbreiding der Commissie betreft....
De Voorzitter: Die is niet aan de orde.
De heer Wilbrink wil gaarne een gehoorzaam zoon zijn
en zal er dus over zwijgen.
De heer van Eck is voor het verwijt, dat de zaak verpoli
tiekt is, buitengewoon ongevoelig, want de Raadsleden zijn
alle politieke persoonlijkheden en spreker meent met toe
passen van zijn politieke beginselen het algemeen belang te
dienen.
Spreker heeft tot zijn genoegen gehoord, dat verschillende
leden der rechterzijde wel iets voelen voor zijn billijkheids
argument. De sociaal-democraten hebben altijd in die rich
ting gewerkt, maar hebben niet steeds de noodige medewer
king ondervonden van de rechterzijde. Wat de Commissie
van Financiën betreft, daarin had eertijds een lid van zijn
fractie zitting, maar dit lid is er uitgegaan, omdat die com
missie zulk onbelangrijk werk had te verrichten. De pogingen