MAANDAG 27 AUGUSTUS 1928. 161 Tegen stemmen: de heeren Tepe, Wilbrink, Huurman, Meijnen, Reimeringer, Splinter, Goslinga en Eikerbout. Ten slotte wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het aldus geamendeerd voorstel van Burgemeester en Wet houders besloten. XIII. Voorstel tot verlenging van den termijn van ontrui ming van verschillende onbewoonbaar verklaarde woningen. (Zie lng. St. No. 161.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XIV. Voorstel om eenige perceelen weiland, water en woningen met verdere opstallen aan en nabij den Warmon- derweg, in erfpacht uit te geven aan de Stichting »Fonds voor aanleg, onderhoud en beheer van Wandelparken" te Leiden. (Zie lng. St. No. 162.) De heer Manders heeft met verwondering kennis genomen van de statuten. Naar zijn meening geeft de gemeente alle recht uit handen, wanneer zij die 15 H.A. voor den tijd van 75 jaar in erfpacht uitgeeft. In dien tijd kan er heel wat geplant worden. Nu is het de bedoeling, dat, wanneer de Stichting wordt opgeheven, de beplantingen enz. aan de gemeente komen. Wanneer de Stichting nu na 75 jaar zou worden opgeheven, zou zij nog na 74 jaar met de beplan tingen kunnen doen, wat zij wilde. Zij zou alle boomen kunnen omhakken en de gemeente neemt dan het kale terrein over. Gaarne zou spreker de beperkende bepaling zien opgenomen: Verder wordt bedongen, dat geen beplantingen zullen worden gerooid of opstallen zullen worden verwijderd zonder toestemming van den Raad der gemeente Leiden. De heer Wilbrink gelooft, dat de heer Manders bezwaren ziet, die niet bestaan, Burgemeester en Wethouders zullen altijd volgens het reglement de meerderheid van het bestuur vormen en als de Wethouders door den Raad vervangen worden, treden zij ook af als bestuursleden van de Stichting. Spreker hoort den heer Bosman interrumpeeren dat zou wat moois zijn, de Raad beschikt er over en geeft er geen cent aan. Spreker gelooft echter, dat de gemeente er een aanzienlijk bedrag aan geeft. Hij hoopt, dat de stichting zal blijven bestaan en over de middelen zal kunnen beschikken om de Leidsche Hout te onderhouden. Spreker gunt het bestuur dan ook graag de zeggenschap er over om al dan niet boomen te rooien. De heer Bosman kan zich in vele opzichten vereenigen met hetgeen de heer Wilbrink zeide. Toen spreker de opmerking maakte, dat de schenking aan de gemeente niets kost, bedoelde hij, dat de gemeente op het oogenblik wel een terrein aan de stichting schenkt, maar van dat terrein stukjes aan zich behoudt, die, als er wegen zijn aangelegd en beplantingen aan gebracht, een waarde vertegenwoordigen evengroot als wat de gemeente betaald heeft voor de terreinen, die zij nu schenkt. In ruil voor het thans geschonken terrein ontvangt de gemeente dus naderhand van de stichting terug perceelen bouwrijp villaterrein, die wel in oppervlakte kleiner zijn dan het geschonkene, doch op een even groote verkoopwaarde ge taxeerd zijn, m. a. w. die schenking zal ten slotte aan de gemeentelijke schatkist niets kosten. Bovendien zal de gemeente er indirect een groot voordeel van hebben, omdat de groote verfraaiing, welke de stad zal ondergaan, verschillende menschen er toe zal brengen zich te Leiden te vestigen, terwijl dat vermoedelijk bewoners zullen zijn, die iets in de belastingen zullen bijdragen. Ook de vertering van die nieuwe bewoners komt aan Leiden ten goede. Wat de Stichting bezit, is door particulieren bijeengebracht uitsluitend in het belang van de gemeente. Is het nu toch niet al te dwaas om te veronderstellen, dat [het bestuur der Stichting geheel in strijd met haar statuten, op de een of anderen grond schade zou aanbrengen aan haar plantsoenen teneinde de waarde, bij overgang aan de gemeente, te ver minderen? Spreker vindt het voorstel van den heer Manders zoo dwaas, dat hij niet begrijpt, dat een zoo scherpzinnig man als de heer Manders het doen kan. Den Raad geeft hij dan ook in overweging het voorstel niet aan te nemen. De heer van Eck had aanvankelijk den indruk, dat het amendement van den heer Manders practisch onuitvoerbaar was, maar nu hij er even over nagedacht heeft, kan hij zich toch wel vereenigen met het principe, dat er aan ten grond slag ligt. Sprekers fractie is er altijd warm vóór geweest, dat Leiden een wandelbosch zou krijgen. De heer Knuttel heeft het initiatief er toe genomen, maar toen werd het idee door Burgemeester en Wethouders verworpen. Later heeft sprekers fractie de zaak weer ter sprake gebracht, maar zonder succes. Door het initiatief van den heer de Koster is het plan in een verder stadium gekomen, maar hij heeft den Raad niet vrij gelaten in de keuze van de wijze van exploitatie van het bosch. Hij wilde zijn gilt geven, mits er een stichting in het leven werd geroepen. Waar men stond voor de keuze: óf geen bosch, of die voorwaarde aanvaarden, heeft sprekers tractie het wezen gesteld boven den vorm en er in toege stemd, dat een stichting in het leven werd geroepen. Dat ging contre coeur, omdat sprekers fractie op het standpunt staat, dat, waar het geldt een publieke zaak, deze door de gemeenschap en haar organen moet worden geëxploiteerd. Nu is er noch bij den heer Manders noch bij spreker sprake van eenig wantrouwen in de heeren, die deel uitmaken van het bestuur der Stichting, maar waar bij de exploitatie in hooge mate het belang van de gemeente Leiden en van haar ingezetenen betrokken is, is het geen gewoonte die exploitatie aan enkele particulieren over te laten, al mogen onder dezen tevens leden van het College van Burgemeester en Wethouders zijn. Gezien het feit, dat streng de hand wordt gehouden aan al dan niet bevoegdheid om te interpelleeren, zouden de Raads leden, die bezwaren hadden tegen de wijze van exploiteeren en zich op Burgemeester en Wethouders zouden willen beroepen, onmiddellijk te hooren krijgen: Burgemeester en Wethouders hebben er niets mede te maken, alleen de personen van de leden van het College maken deel uit van de Commissie van beheer. Waar de Gemeentewet nu voorschrijft, dat de Raad toe stemming moet verleenen, als er in de gemeente één boom moet worden gerooid, acht spreker het wel gewenscht, dat, in den geest van het amendement-Manders, de Raad iets te zeggen krijgt over het beheer. Spreker meent niet, dat de Raad over die zaken beter kan oordeelen dan het bestuur van de Stichting, dat zich door deskundigen kan laten voorlichten, maar de innerlijke bedoeling van het amendement ziet spreker hierin, dat het erkent, dat het wandelbosch een zaak van publiek belang is, zoodat er dus omstandigheden kunnen zijn, die het wenschelijk maken, dat er in den Raad over wordt gesproken. De Raad zal wel niet zoo kleingeestig zijn om, wanneer er boomen gerooid moeten worden, te zeggen: dat mag niet, of, er mogen er maar zooveel gerooid worden. Op principiëele gronden zal spreker dus stemmen voor het amen dement van den heer Manders. De heer Bosman wil, in antwoord aan den heer van Eck, nog mededeelen, dat er inderdaad gevraagd is om bijdragen nadat in de statuten was vastgelegd, dat de Raad geen medezeggenschap zou hebben. Verschillende menschen hebben toen bijdragen gegeven. Enkele van die bijdragen zijn ge schonken, omdat die menschen wisten, dat de Raad geen medezeggenschap zou hebben in het beheer der Stichting. Wanneer dit, door aanneming van het voorstel-Manders, wél het geval zou zijn, voorzag hij daarvan allerlei moeilijkheden. Wanneer de Raad het voorstel-Manders aannam, zou spreker het mogelijk achten, dat het Fonds de schenking niet kon aannemen, wat spreker zou betreuren. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een amendement van den heer Manders, strekkende om aan het voorstel sub. b toe te voegen: »en verder onder beding, dat geene beplantingen zullen worden gerooid of opstallen worden verwijderd zonder toe stemming van den Raad der Gemeente Leiden". Den heer Romijn komt het voor, dat de beraadslaging, welke wordt gevoerd over de vraag, of nog een beding aan dit in erfpacht geven moet worden toegevoegd, mosterd na den maaltijd is. Toen indertijd door den heer de Koster het zeer gelukkig initiatief werd genomen om door een groote schen king er toe mede te werken, dat Leiden in het bezit kwam van een wandelpark, was bet naar sprekers meening tijd geweest om na te gaan, en dan zoo noodig vast te leggen, of de gemeente zich over de inrichting en het beheer van het park nog nadere bevoegdheden moest voorbehouden. Dat is toen niet gebeurd. Algemeen is het aanbod dankbaar aan vaard men zag er een zeer mooien vorm in om tot het zeer begeerde doel te komen en om nu aan dit voorstel, alleen strekkende om aan de Leidsche Hout een terrein in erfpacht te geven, bedingen omtrent allerlei kwesties, welke met het beheer en de exploitatie van het park verband houden, te gaan toevoegen, zou het niet juist en misplaatst zijn. Dit besluit is het b zeggen op het a zeggen van inder tijd en spreker acht het principiëel niet mogelijk om op de wijze, als de heeren van Eck en Manders het hebben voor gesteld, tot een dergelijke bepaling in de overeenkomst te komen. De heer Spendel verklaart zich positief tegen het voorstel

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1928 | | pagina 7