152 MAANDAG 13 AUGUSTUS 1928. De heer Tepe zegt, dat Burgemeester en Wethouders zoo wei nig mogelijk willen opheffen. Alleen de school Duivenbodestraat A°zal eventueel worden opgeheven, want het kan gebeuren, dat die school weer aangroeit, hetgeen juist het voordeel is van het geleidelijk opheffingssysteem. Indien het echter uit sluitend tot deze school beperkt bleef, zou het voorstel te weinig financieel resultaat hebben. De Voorzitter zegt, dat het combineeren van klassen niet het middel is, waardoor geleidelijk de scholen zullen worden opgeheven; deze worden geleidelijk opgeheven door geen klassen te formeeren. Afgescheiden daarvan woidt de bezui niging gezocht aan alle scholen door combinatie van klassen. Die twee maatregelen staan naast elkaar en kunnen dus op dezelfde school worden toegepast. De heer Romijn merkt op, dat de gemeente door het op heffen van scholen een groot aantal boventallige onderwijzers kwijt raakt. Spreker meent, dat het de bedoeling zal zijn die dubbelklassen te handhaven, totdat het tijdstip van opheffing van de school, nu versterkt door het vormen van de dubbel klassen, is bereikt. Spreker zou gaarne vernemen, of het dan definitief zal worden doorgezet, want waar er omtrent het vormen van dubbelklassen een groot verschil van meening bestaat, zou spreker het wenschelijk vinden, wanneer eerst een proeftermijn zou worden bepaald. De heer Tepe meent, dat, wanneer door toepassing van dit systeem voldoende bezuinigd is, er geen reden meer bestaat het te handhaven. Door geleidelijke opheffing van de school aan de Duivenbodestraat eenerzijds en door toevloed van leerlingen aan het openbaar onderwijs anderzijds, zou het formeeren van dubbelklassen overbodig kunnen blijken te zijn, zoodat men weer enkele klassen zou kunnen hebben zonder een te veel aan boventallige onderwijzers. De heer Verweij zou naar aanleiding van hetgeen men hem heeft toegedacht in zake zijn standpunt nog dit willen zeggen. Spreker stelt het op prijs als Raadslid ernstig te worden ge nomen. In hoeverre dit argument indruk maakt op de heeren is een zaak, die buiten spreker omgaat, maar vooralsnog wenscht hij te worden beschouwd als iemand, die het met den gang van zaken ernstig meent. Wanneer spreker bevre diging kan geven door toe te stemmen, dat hij van meening is veranderd, dan is hij daartoe wel bereid, maar het wil er bij hem niet in, dat er veranderingen zijn. Spreker zou willen vragen, of hij in de commissie niet buitengewoon sterk heeft aangedrongen op de stichting van een school aan den Haagweg; als hij dat hier ook doet, is dat toch geen wijzi ging van standpunt. Als het zich neerleggen bij een besluit beteekent, dat spreker zijn oorspronkelijk standpunt vaar wel zeggen moet, dan heeft het lidmaatschap eener com missie een bedenkelijke zijde. De heer van Es: Dan hadt U daar tegen moeten stemmen. De heer Verweij zegt, dat, als men het in de commissie in eerste instantie had gelaten, zooals de discussies zijn gevoerd, dan was het advies der commissie absoluut afwijzend geweest. Toen het op stemmen aankwam en spreker zijn stem moest uitbrengen, heeft hij getracht een bemiddelingsvoorstel in te dienen, maar als dat inhoudt, dat hij hier zijn mond moet houden over zijn oorspronkelijk standpunt, dan zal hij daarmee in het vervolg ernstig rekening houden. Hetzelfde geldt de combinatie van klassen. Spreker heeft die combinatie als een noodzakelijk iets aangevoeld onder voorwaarde, dat aan een tweetal dingen moest worden voldaan. Waarschijnlijk gaat de Raad daarmee niet accoord. Nu zou het kunnen zijn, dat spreker zijn standpunt vaarwel zegt, liever dan mede te werken aan het doodsteken van het openbaar onderwijs, want dat kan men van spreker als eenig voorstander van het openbaar onderwijs in de commissie niet verlangen; hij is echter nog niet van meening, dat hij veranderd is, al zou dat ook nog geen schande zijn. Voorts is met een beroep op de democratie gepoogd te verdedigen het feit, dat de onderwijzersorganisaties niet zijn gehoord. De Wethouder heeft een andere liefde voor de demo cratie. Er bestaat ook een soort apenliefde en die zal hier wel van toepassing zijn. De Wethouder heeft niet geschroomd hier verschillende dingen te zeggen, die hij van hooren zeg gen heeft. Spreker heeft wel eens hooren zeggen, dat de Wethouder zich wel eens anders heeft uitgelaten. Het argu ment zou ook op den Wethouder van toepassing kunnen zijn, omdat hij zich ook wel eens als voorstander van het overleg heeft doen kennen. Dat maakt op spreker geen indruk. Het heeft hem in zijn overtuiging versterkt, omdat het vooral bij de Katholieken te doen gebruikelijk is om anders te stemmen dan zij spreken. Immers nog hedenmiddag verdedigt de heer Heemskerk de motie-Baart en het voorstel-Vallentgoed, doch stemt er later tegen. De heer Romjjn vraagt, of het woordje »zaT' in de betee- kenis van »kan" zal worden gelezen. De Voorzitter zegt, dat hetgeen de heer Romijn vraagt, ongetwijfeld het geval zal zijn. De heer Bergers kan niet nalaten een woord van hulde te brengen aan den Wethouder van Onderwijs voor de wijze, waarop hij deze zaak heeft behartigd en behandeld. Spreker hoopt voorts, dat de wensch van den heer Kooistra in vervulling moge gaan en dat de noodzakelijkheid zal blijken voor de vestiging van een bijzondere school in dat stads kwartier. De Voorzitter zegt, dat er dus thans zal moeten worden gestemd over de vier conclusie's van het voorstel van Burge meester en Wethouders en over de in de amendementen van de heeren Sijtsma en Verwey belichaamde denkbeelden. Deze zijn: 1°. het denkbeeld van de heeren Sijtsma en Verweij om slechts het onderwijs in twee op elkaar volgende klassen aan één leerkracht op te dragen; 2°. het denkbeeld van de heeren Sijtsma en Verweij om het onderwijs in twee klassen van een school voor gewoon lager onderwijs aan één leerkracht slechts dan op te dragen, wanneer die twee klassen niet meer dan 36 leerlingen tellen 3°. het denkbeeld van den heer Verweij, om het onderwijs in twee klassen bovendien slechts dan aan één leerkracht op te dragen, indien aan een school meer dan één boven tallige leerkracht werkzaam is. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt ge splitst in stemming gebracht. De conclusie sub I wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Bij do conclusie sub II van het voorstel van Burgemeester en Wethouders brengt de Voorzitter allereerst in stemming het in de voorstellen van de heeren Sijtsma en Verweij belichaamde denkbeeld om slechts het onderwijs in twee op elkaar volgende klassen aan één leerkracht op te dragen, welk denkbeeld wordt verworpen met 20 tegen 10 stemmen. Tegen stemmen: de heeren de Reede, Romijn, Parmentier, Bergers, Wilmer, Huurman, Heemskerk, Spendel, van Es, Meijnen, Kuivenhoven, Mandeis, van Rosmalen, van Tol, Reimeringer, Tepe, Goslinga, Bosman, van der Reijden en Wilbrink. Vóór stemmen: Mevr. Braggaar—de Does, de heeren Groe- neveld, Verweij, van Eek, Vallentgoed, Koole, Sijtsma, Baart, van Stralen en Schüller. Vervolgens wordt het in de voorstellen van de heeren Sijtsma en Verweij belichaamde denkbeeld om het onderwijs in twee klassen van een school voor gewoon lager onderwijs aan één leerkracht slechts dan op te dragen, wanneer die twee klassen te zamen niet meer dan 36 leerlingen tellen, eveneens verworpen met 20 tegen 10 stemmen. Tegen stemmen: de heeren de Reede, Romijn, Parmentier, Bergers, Wilmer, Huurman, Heemskerk, Spendel, van Es, Meijnen, Kuivenhoven, Mandeis, van Rosmalen, van Tol, Reimeringer, Tepe, Goslinga, Bosman, van der Reijden en Wilbrink. Vóór stemmenMevr. Braggaar—de Does, de heeren Groe- neveld, Verweij, van Eek, Vallentgoed, Koole, Sijtsma, Baart, van Stralen en Schüller. Hierop brengt de Voorzitter in stemming het in het amen dement van den heer Verweij belichaamde denkbeeld, om het onderwijs in twee klassen bovendien slechts dan aan één leerkracht op te dragen, indien aan een school meer dan één boventallige leerkracht werkzaam is, welk denkbeeld eveneens met 20 tegen 10 stemmen wordt verworpen. Tegen stemmen: de heeren de Reede, Romijn, Parmentier, Bergers, Wilmer, Huurman, Heemskerk, Spendel, van Es, Meijnen, Kuivenhoven, Manders, van Rosmalen, van Tol, Reimeringer, Tepe, Goslinga, Bosman, van der Reijden, Wilbrink. Vóór stemmen: Mevrouw Braggaarde Does, de heeren Groeneveld, Verweij, van Eek, Vallentgoed, Koole, Sijtsma, Baart, van Stralen en Schüller. (De heer Kooistra had gedurende deze stemmingen de ver gadering tijdelijk verlaten.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1928 | | pagina 20