150
MAANDAG 13 AUGUSTUS 1928.
beide staatjes, die spreker thans \oor zich heeft, had hij dan
dadelijk de combinaties kunnen maken. De heer Sijtsma zou
dan ook hebben gezien, dat bij zijn voorstel om het aantal
leerlingen op maximum 36 te stellen, een groot aantal com
binaties er uit waren gevallen.
Nog een enkel woord over hetgeen de heer Verweij gezegd
heeft. Deze is begonnen te zeggen, dat de vergadering van
de schoolcommissie uit den Raad heeft geduurd van 7llf
uur, hetgeen volkomen waar is. Er is dus tijd genoeg geweest
om over de concrete voorstellen zeer nauwkeurig te discus
sieeren. In die commissievergadering is geen stommetje ge
speeld en spreker staat evenals de heer Wilmer verwonderd,
dat de heer Verweij hier een heel ander geluid doet hooren.
Over de combinatie van klassen en het aantal leerlingen heeft
de heer Verweij in de commissie absoluut niet gesproken.
De heer Verweij. Ik heb er wel over gesproken; ik heb
dingen gezegd, die ik hier niet zou kunnen zeggen.
De heer van Es zegt, dat de heer Verweij aan de hand
van het door spreker genoemde staatje hetzelfde had kunnen
opmerken over het aantal leerlingen wat spieker zooeven
zeide. De heer Verweij is ten slotte geheel met de gedachte
der commissie meegegaan, ook wat betreft de stichting van
de openbare school in het Haagwegkwartier. Het oorspron
kelijk voorstel betrof den verbindingsweg en het stichten der
school. Toen heeft spreker gezegd, dat het wel wat eigen
aardig aandeed, dat, terwijl men bijeen was om te trachten
tot bezuiniging te komen, men kwam met de stichting van
een nieuwe school en het maken van den verbindingsweg,
waarmee groote kosten zouden gemoeid zijn. Spreker heeft
gezegdLaten wij den middenweg bewandelen en eerst zien
of het mogelijk is, dat de verbindingsweg er komt, dan kan
daarna nog over de openbare school gesproken worden. Het
voorstel luidt, dat er voorloopig van wordt afgezien. Het zou
kunnen zijn, dat de verbindingsweg er niet komt, b.v. door
te hooge grondkosten; dan komt het stichten van een open
bare school in het Haagwegkwartier des te meer ter sprake.
Spreker kan zich dus van harte aansluiten bij het voorstel
van Burgemeester en Wethouders en hij wil nogmaals de
verzekering geven, dat het er hem werkelijk niet om te doen
is om het openbaar onderwijs slechter te makenintegendeel,
laten wij ook dat onderwijs zooveel mogelijk verheffen en op
peil houden.
De heer Bosman wil nog even terugkomen op hetgeen de
Wethouder gezegd heeft in zake sprekers bezwaren tegen bet
twee-klassen-stelsel onder één onderwijzer, n.l. dat dat bezwaar
wel wat overdreven zou zijn. Naar hetgeen ook door des
kundige sprekers is aangevoerd acht hij het mogelijk, dat hij
de bezwaren wat te sterk belicht heeft gezien, en zal het
voor hem derhalve ook geen reden zijn om tegen het voorstel
te stemmen. De heer Verweij heeft zijn stem afhankelijk
gesteld van het aantal leerlingen. Hij wil kleine klassen, doch
dan treedt de bezuiniging geheel op den achtergrond; als
wij werkelijk bezuinigen willen, moeten wij liever het voor
stel van den Wethouder steunen.
Minder voelt spreker zich bevredigd over de school aan
den Haagweg. De Wethouder heeft gewezen op de verbinding
der beide Rijnoevers. De Wethouder wil afwachten, of daar
werkelijk een school noodig zal zijn. Spreker gelooft, dat die
proef niets zal uitwijzen. Wanneer er een goede oeververbin
ding komt, zal dat waarschijnlijk tengevolge hebben, dat de
school aan de Paul Krugerstraat beter bevolkt wordt, omdat
een deel van de Haagwegbewoners daar hun kinderen naar toe
zullen sturen, maar als die school niet overbevolkt wordt, wil
dat nog niet zeggen, dat er geen behoefte is aan een school aan
den Haagweg. Er wonen daar en ook aan den Morschweg tal
van menschen, die hun kinderen toch niet zullen sturen naai
de school in de Paul Krugerstraat, omdat dit een school
voor eindonderwijs is en zij een andere school verlangen.
Als die oeververbinding gereed is, gelooft spreker dus, dat
men nog even ver staat. De heer van Es wil uit bezuinigingsover
wegingen het bouwen der school voorloopig achterwege laten.
Als voorstander van het openbaar onderwijs vreest spreker,
dat in dien tusschentijd zich een vereeniging zal vormen, die
er een particuliere school zal stichten. De gemeente is dan
even ver, want zij zal die school dan toch hebben te bekostigen.
Spreker zal daarom stemmen voor het voorstel van den heer
Verweij om aan den Haagweg een openbare school te bouwen
voor voorbereidend onderwijs.
De heer Manders kan zich volkomen met het voorstel van
Burgemeester en Wethouders vereenigen, maar wil toch wel
even op het getal 42 terugkomen. Dat getal schijnt ontleend
te zijn aan het maximum-aantal leerlingen, dat per klas één
onderwijzer volgens de wet kan hebben, en is ontstaan,
doordat een algemeene bezuiniging bij het onderwijs moest
worden toegepast. Wanneer men het oor te luisteren legt in
de onderwijswereld, blijkt dat getal 42 toch wel bijzonder
hoog te zijn.
Spreker heeft echter een ander bezwaar. Wanneer vandaag
een klas met een andere te zamen 42 leerlingen telt, worden
zij onder één onderwijzer te zamen gevoegd. Wanneer er nu
morgen één leerling bij komt, zoodat zij te zamen 43 leer
lingen lellen, moeten dan die klassen weer gesplitst worden
en komt er dan weer een onderwijzer bij Het is toch beter,
dat er een grens bepaald wordt, b.v. van 38 tot 42. Dan zou
spreker er zich mede kunnen vereenigen.
De heer Kooistra wenscht in dit stadium van het debat
een enkel woord van lof te brengen aan zijn partijgenoot, den
heer Verweij, voor de wijze, waarop hij deze zaak heeft
behandeld, hoewel hij het niet in alle opzichten met hem
eens is ten opzichte van de bezuiniging en het onderwijs.
Spreker stelt niet de bezuiniging voorop, maar het onderwijs.
Alleen het onderwijs is voor hem doel. Hij heeft echter het
woord gevraagd om een voorspelling te doen. Door den heer
Sijtsma is verteld, dat de overzijde bezig is het onderwijs te
nekken, maar spreker wil wel zeggen, dat men al jaren bezig
is om te trachten het onderwijs geheel dood te maken, niet
alleen achter deze groene tafel, maar ook in verschillende
Provinciale Staten en in de Tweede Kamer doet men aan de
rechterzijde alle mogelijke moeite om het openbaar onderwijs
kapot te maken. Het is dus niets bijzonders faat de heer
Sijtsma gezegd heeft. Men kan het dagelijks zien en lezen,
als men b.v. let op de manier, waarop de handteekeningen
verzameld worden voor een Christelijke school. Nu wil spreker
zich aan een voorspelling wagen, n.l. dat bij de verbinding
van Haagweg-Morschweg (om de kinderen van het Haagweg
kwartier te sturen naar de Paul Krugerstraatschool) men van
Christelijke zijde zal beweren: een openbare school is nu niet
meer noodig aan dit gedeelte der stad en terwijl is men
reeds bezig handteekeningen te verzamelen voor een christe
lijke school voor datzelfde stadsgedeelte. De handteekening-
geschiedenis voor een Christelijke school aan den Morschweg,
daarover behoeven wij niets meer te zeggen. Spreker is van
meening, dat die handteekeningen op unfaire manier zijn
verzameld.
De Voorzitter constateert, dat het debat tot dusver zonder
hatelijkheden en interrupties is gehouden en hoopt, dat het
op dat peil zal blijven.
De heer Kooistra zegt, dat de Voorzitter toch zeker niet
bedoeld heeft, dat hij beneden Raadspeil is geweest. Spreker
waagt zich aan deze voorspelling. Indien dit voorstel van
Burgemeester en Wethouders wordt aangenomen, waar hij
ook absoluut tegen is....
De heer Goslinga: U was ook tegen de christelijke school
aan den Morschweg.
De heer Kooistra: Ja, maar jullie doen het toch, alleen
omdat je de macht hebt.
De heer van Es: En indien jullie de macht hebben wat dan?
De heer Kooistra: Men zou moeten afwachten of wij dan
niet meer rechtvaardigheid in acht zouden nemen.
De heer van Es: Ik voorspel van niet.
De heer Kooistra zegt, dat, als de verbindingsweg er is,
er dan een voorstel in den Raad zal komen voor een bijzon
dere school in het Haagwegkwartier; hij hoopt echter, dat
het nooit gebeuren zal; zijn stem zal hij daaraan natuurlijk
nooit geven.
De heer Romijn zegt, dat door het debat hem veel duidelijk
is gewordenalleen over de combinatie zou hij den Wethouder
twee dingen willen vragen, die spreker uit de stukken niet
duidelijk zijn geworden en die ook niet in het debat ter
sprake zijn gebracht. Spreker meent te hebben begrepen, dat
combinatie zal plaats vinden totdat goed en wel de school is
opgeheven. Men heeft de keuze tusschen directe opheffing of
geleidelijke opheffing met combinatie en spreker meent daaruit
de conclusie te mogen trekken, dat bij geleidelijke opheffing
combinatie slechts zal plaats hebben, totdat de opheffing zal
zijn tot stand gebracht en dat de zaak daarna opnieuw onder
de oogen kan worden gezien.
Voorts leest spreker onder II van het voorstel, dat, wanneer
twee klassen tezamen niet meer dan 42 leerlingen tellen, het
onderwijs zal worden opgedragen aan één leerkracht.
Vooral uit het betoog van den heer Meijnen heelt spreker
begrepen, dat er een zeer groote mate van overleg mogelijk
zal zijn tusschen den Wethouder en .het betrokken school-