148
MAANDAG 13 AUGUSTUS 1928.
toekomst in de behoefte voorzien, want dan kunnen de kinderen
gemakkelijk worden gebracht naar de scholen in de Paul
Krugerstraat, daar de helft van de kinderen, die thans de
Paul Krugerstraat-scholen bezoeken, kan worden afgevoerd
naar de scholen op het Schuttersveld en in de Vrouwen
kerksteeg.
Spreker meent hiermede de voornaamste opmerkingen te
hebben beantwoord en zijn meening over de amendementen
te hebben gezegd. Spreker gelooft niet, dat het noodig is het
laatste punt, n l. IV, nog te behandelen, omdat daartegen
geen verzet gerezen is. Spreker kan zich verder geheel aan
sluiten bij het voortreffelijk betoog van zijn voorganger tot
verdediging van het voorstel, n.l. van den heer Meijnen,
waarvoor hij dezen zeer erkentelijk is.
De heer Sijtsma wil beginnen met de opmerkingen, die
gemaakt zijn naar aanleiding van hetgeen hij gezegd heeft
over het z.g. »nekken" van het openbaar onderwijs; men
heeft wel begrepen, dat spreker daarmee niet bedoelde, dat
men het nu dadelijk zou willen doen; maar toch denkt hij,
dat men aan de rechterzijde, waar men immers van het
openbaar onderwijs niet gediend is, zooals de voorstanders
daarvan, de stille hoop koestert, het openbaar onderwijs
geleidelijk te doen verdwijnen en het bijzonder, het sectarisch
onderwijs te doen groeien. Spreker hoort de heeren telkens
interrumpeeren, maar laten ze toch niet zoo onfatsoenlijk
zijn om te insinueeren.
De heer Wilbrink. U maakt ons zelf zoo onfatsoenlijk,
want U zegt op het oogenblik niets dan insinuaties.
De heer Sijtsma zegt, dat wat hij betoogde geen insinuaties
zijn, maar waarheden. Het zal zoo blijven voortgaan tot zoo
lang de voorstanders van het openbaar onderwijs niet wakker
worden. Thans helpen velen mede. Ook sommige S. D. A. P-
ouders hebben blijkbaar geen bezwaar om hun kinderen naar
de christelijke scholen te sturen. Een statistiek zou dit stellig
bevestigen.
Sprekers klacht, dat de stukken te laat zijn uitgekomen,
heeft haar gegrondheid vandaag in het debat gemanifesteerd.
Wie waren hier het best op de hoogte? De heer Meijnen,
die als oud-Wethouder de zaak al eens bekeken had en nu
weer bekeken heeft in de commissie; verder wist de heer
Verweij er iets meer van en dan de Wethouder, in wien
spreker goed vertrouwen heeft, welk vertrouwen de Wethouder
vandaag dcor zijn rustig betoog nog weer bevestigd heeft. De
commissie wist dus de dingen beter dan de overige Raads
leden; dezen hebben de zaak niet ernstig kunnen bestudeeren.
Bij de opmerking van den Wethouder, dat beperking tot 36
leerlingen geen bezuiniging zou geven, moet spreker zich
neerleggen. De heer Tjalsma heeft, naar de Wethouder zegt,
rapport uitgebracht aan zijn organisatie en de Bondsafdeeling
heeft er over gesproken; dit is echter binnenskamers geschied,
maar beter ware het geweest, dat dit lichaam den Raad zijn
gevoelen had medegedeeld, dan had de Raad ook van dien
kant advies gehad. Bovendien had spreker gaarne het oordeel
van hoofden van scholen enz. gehoord, maar in verband met
de vacantie ging dat ook niet. Wij moeten geheel afgaan op
wat ons in dat kleine ingekomen stukje is verteld en op wat.
de heer Tepe nu nog heeft medegedeeld.
Het spijt spreker, dat het zoo is gebeurd. Het liefst zou hij
de zaak voorloopig aan kant zien gezet, maar doordat in
hooge mate ook de financiën der gemeenle er bij betrokken
zijn, zal hij daartoe geen voorstel doen. Spreker is er nog
niet van overtuigd, dat een maximum van 36 leerlingen voor
één onderwijzer de financiëele gevolgen zou hebben als door
den Wethouder geschilderd. Tegen 42 leerlingen blijft spreker
met het oog op de belangen van het onderwijs, dat er zeer
onder zal lijden, zich verzetten. De gemeente heeft ook niet
alleen haar financiëel belang, maar ook het belang van het
onderwijs en van de kinderen te behartigen.
In twee groote gecombineerde klassen kan één onderwijzer
onmogelijk behoorlijk orde houden, vooral niet als die klassen
niet op elkaar volgen. Men moet niet te bang zijn, dat er
van de bezuiniging weinig terecht zal komen, wanneer men
nu eens niet tot die combinatie van groote klassen overgaat,
zooals Burgemeester en Wethouders dit voorstellen. Spreker
ziet zich dan ook verplicht om zijn amendement te hand-
haven.
De Wethouder noemde het dwaasheid te veronderstellen,
dat men een eerste met een zesde klasse zou gaan combi
neeren, maar spreker ziet ook niet in, dat men een derde
met een vijfde klasse zou kunnen samenbrengen zonder
groote schade aan het onderwijs. Men moet onderwijzer zijn
geweest om dat te kunnen beoordeelen. En als men zoo iets
niet wil, waarom zet men het dan niet in het besluit?
Spreker is bereid zijn voorstel aangaande de school aan
den Haagweg in te trekken, wanneer hij de pertinente toe
zegging krijgt, dat met het a s. voorjaar de verbinding zal
zijn tot stand gekomen. Zonder deze concessie denkt hij er
niet aan dat te doen.
Spreker is overtuigd, en heeft het ook uit de woorden
van den heer van Es beluisterd, dat men aan de overzijde
voelt, dat er aan den Haagweg wat gedaan moet worden en
een school moet komen. Z. i. zal het moeten worden een
openbare school. De vele handteekeningen bewijzen dat ook.
Spreker zal niet vasthouden aan een openbare school met
eindonderwijs en zal dus eenvoudig spreken van »een openbare
school". Men kan dan later overwegen van welken aard de
school zal zijn. Met dit voorstel doet men onrecht aan het
openbaar onderwijs.
Het verschil tusschen sprekers voorstel en dat van den
heer Verwey in zake de combinatie van klassen heeft spreker,
niet goed begrepen. Waarom de heer Verwey wel één boven
tallige leerkracht wil houden, is spreker niet duidelijk.
Waarschijnlijk heeft de heer Verwey dit voorgesteld om eenig
verschil te krijgen met sprekers voorstel, dat evenals de
overige voorstellen reeds was ingediend, toen de heer Verweij
nog met de voorstellen der commissie meeging.
De Voorzitter vraagt, of hij goed begrepen heeft, dat de
heer Sijtsma geen bezwaar heeft om het laatste deel van zijn
voorstel te laten vervallen betreffende het stichten van een
openbare lagere school voor eindonderwijs in het Haagweg-
kwartier.
De heer Sijtsma antwoordt bevestigendhet laatste gedeelte
van het voorstel van den heer Sijtsma is dus vervallen, zoo
dat het geen onderwerp van beraadslaging meer uitmaakt.
De heer Meijnen zegt, dat de Wethouder hem heeft uitge-
noodigd om in tweede instantie over de combinatie-mogelijkheid
nog iets te zeggen en het zou onheusch zijn om aan dat
verzoek niet te voldoen. Spreker wil zijn instemming betuigen
met het accentueeren door den Wethouder van de kwestie,
waarom het hier gaat. Spreker wil ook even in herinnering
brengen, dat hij heeft genoemd een som van 80.000.—,
waarmee de kosten voor boventallige leerkrachten in de
laatste jaren zijn vermeerderd. De heer Verweij heeft erkend,
dat dit de clou van de geheele zaak is en ook, dat bezuini
ging noodig is met het oog op eventueele voorstellen van diens
fractie op economisch gebied. Daarom bevreemdt het spreker,
dat de heer Verweij nu door zijn voorwaarden aan de zaak
gaat tornen en door zijn amendementen de bezuiniging zoo
gaat reduceeren, dat er haast niets overblijft.
De heer Sijtsma kan niet zoo gauw inzien, welk verschil
het maakt, of men nu 42 of 36 leerlingen neemt. Wanneer
de heer Sijtsma echter even de getallen voor zich neemt
aangaande de leerlingen, die er thans op de scholen zijn en ziet,
hoe die verdeeld zijn, dan kan hij zien, dat er van de bezui
niging ongeveer niets overblijft, als men 42 verandert in 36;
hoogstens zou er misschien nog één bezuiniging mogelijk zijn op
de school aan de Duivenbodestraat, tenzij de getallen van 1
April daar thans een kleine verhooging zouden te zien geven,
waardoor ook deze bezuiniging ons daar nog zou ontgaan.
En terwijl er zoo weinig overblijft van die vermindering
van uitgaven, komt de heer Verweij nog met een extra-eisch,
waardoor ook dat weinige nog zal verdwijnen. Het logisch
verband tusschen het inzien van de noodzakelijkheid om die
82.000.flink te verminderen en de ingediende amende
menten kan spreker dan ook niet ontdekken. Het moet voor
den heer Verweij moeilijk zijn, deze amendementen te hand
haven.
Spreker begrijpt, dat de Wethouder, die de zaak moet
uitvoeren, bezwaar heeft tegen een dergelijk bindend amen
dement als dat van den heer Sijtsma ter zake van de
combinatie van klassen. Spreker vraagt den heer Sijtsma
vertrouwen te stellen in den Wethouder, die in ieder voor
komend geval toch de zaak zal bespreken met het betreffende
schoolhoofd. De Raad kan zich immers moeilijk voorstellen,
hoe al die aparte gevallen er zullen uitzien.
Spreker weet niet, of het onmogelijk zal zijn een kleine
eerste en een kleine derde klasse te combineeren, of een
tweede met een vierde, een derde met een vijfde klasse, daar
dit alles zal afhangen van de nadere besprekingen tusschen
den Wethouder, van wien de Raad weer gehoord heeft, dat
hij de zaak trouw en met beleid zal uitvoeren, en de betrok
ken schoolhoofden, die toch ook geïnteresseerd zijn bij het
onderwijs op hun eigen school en die waarschijnlijk liever
combinatie van klassen zullen verkiezen boven opheffing van
hun school. Spreker zou deri heer Sijtsma dan ook in over
weging willen geven zijn amendement in te trekken en
vertrouwen te stellen in den Wethouder en in diens overleg
met de schoolhoofden.
Spreker wil nog een enkele opmerking maken over de
aanwezigheid op Christelijke scholen yan kinderen, wier
ouders persoonlijk niet instemmen met de beginselen, welke
aan die school ten grondslag liggen. «Volksonderwijs" heeft
gezegd, dat sommige ouders er heel lichtvaardig toe overgaan