144
MAANDAG 13 AUGUSTUS 1928.
bezuiniging op dezen post. De tweede vraag is, hoe men zich
de manier van bezuiniging voorstelt. Uiteindelijk heeft spreker
zich vereenigd met het voorstel van de Oommissie van bijstand
voor het onderwijs uit den Raad. Er was ook een ander
standpunt mogelijk geweest, n.l. dat men zeide: Het is niet
de schuld van de scholen van het openbaar onderwijs, waar
door deze maatregelen getroffen moeten worden en daarom
draag ik voor dezen gang van zaken in geen enkel opzicht
de verantwoordelijkheid en men had zoodoende de geheele
verandering kunnen overlaten aan de vertegenwoordigers van
het bijzonder onderwijs. Als voorstander van het openbaar
onderwijs had men er zich hiermee kunnen afmaken. Spreker
gelooft echter, dat dat een onhoudbaar standpunt is, omdat
alle partijen zich hebben uitgesproken voor de linanciëele
gelijkstelling op onderwijsgebied en wanneer men zich als
partij uitspreekt voor een bepaalde zaak, dan heelt men ook
de consequenties te aanvaarden. Een dier consequenties is
deze, dat wij, nadat hier de gelijkstelling ongeveer 8 jaar
heeft doorgewerkt, worden geplaatst voor voorstellen als deze.
Het is natuurlijk met een bloedend hart, dat de voorstanders
van het openbaar onderwijs tot deze maatregelen moeten
overgaan, maar zij zien vooralsnog geen andere mogelijkheid
om er uit te komen.
Nu zijn er twee middelen aan de hand gedaan om tot be
zuiniging te geraken. Het eerste middel, door de Plaatselijke
Schoolcommissie aanbevolen, komt hierop neer, dat radicaal
twee scholen zouden worden opgeheven. Spreker ziet daar
iets aantrekkelijks in uit een oogpunt voor de gemeentefinanciën
en ook omdat men daardoor ontkomt aan de combinatie van
klassen, maar dit is niet sprekers standpunt geweest in de
Commissie van onderwijs. Doel is immers niet opheffing van
scholen, doch vermindering van uitgaven. Daardoor zou men
al te radicaal optreden en zou aan die scholen, die op het
punt staan te worden opgeheven, de mogelijkheid worden
ontnomen om alsnog kans te hebben zich in de practijk te
kunnen handhaven. Op grond daarvan is spreker dan ook op
het standpunt gekomen die moeilijkheid geleidelijk door com
binatie van klassen op te heffen. In principe is spreker tegen
stander van een dergelijken maatregel. Vooral den laatsten
tijd heeft spreker geaarzeld of het wel goed was zijn stand
punt, in de Commissie van onderwijs ingenomen, te handhaven.
Gedwongen door den eis&h van de noodzakelijkheid meent
spreker zijn standpunt te moeten blijven innemen, hoewel het
combineeren van klassen het gevaar doet loopen, dat het
peil van het onderwijs naar beneden gaat. Spreker heeft
echter zooveel vertrouwen in het onderwijzend personeel,
vooral aan de bedoelde scholen, dat het, met het spook van
eventueele opheffing voor oogen, wel zal trachten die scholen
op te werken tot volwaardige scholen. In ieder geval behoudt
spreker zich het recht voor om, als het stelsel eenigen tijd
zal hebben gewerkt, nader op de aangelegenheid terug te
komen. Het is dus met een bloedend hart, dat spreker zich
heelt neergelegd bij de combinatie van klassen.
Van het advies van de Commissie van bijstand ten aanzien
van de school aan den Haagweg is spreker de geestelijke
vader. Wanneer er in de commissie over was gestemd, zou
met 3 stemmen tegen 1 stem zijn besloten, dat de school
daar niet zou komen, en spreker stelde het op prijs, dat een
dergelijk besluit door de commissie niet zou worden genomen.
Tenslotte is het bemiddelingsvoorstel van spreker aangenomen,
maar z. i. sluit dit weer niet uit, dat hij in het openbaar
voor zijn standpunt mag uitkomen.
Spreker meent, in navolging van zijn standpunt in de
Onderwijscommissie ingenomen, dat een openbare school aan
den Haagweg wel degelijk op haar plaats is. Spreker herinnert
aan zijn voorstel bij de behandeling van de begrooting voor 1925
om in dat stadsdeel een openbare school te bouwen. Dat
voorstel is toen verworpen, maar spreker is nog overtuigd van
de noodzakelijkheid, dat daar een dergelijke school komt.
Spreker zegt nogmaals: wanneer men zooveel mogelijk wil
trachten, dat de bevrediging ook inderdaad bevrediging blijft,
dan is het noodzakelijk, dat in dat deel een openbare school
komt, hetgeen ook gebleken is uit het adres, dat de bewoners
van dat stadsdeel den Raad hebben doen toekomen, waarin
voor niet minder dan 160 a 170 kinderen plaatsing werd ver
zocht. Waar de Lager Onderwijswet tot in bijzonderheden de
voorstanders van het bijzonder onderwijs recht laat weder
varen, meent spreker, dat naar analogie daarvan de voorstan
ders van het openbaar onderwijs hetzelfde mogen verwachten.
Waar de Raad eenigen tijd geleden heelt goedgekeurd de
stichting van een christelijke school aan den Morschweg voor
121 kinderen, daar gaat het niet aan om in dit gelijkluidende
geval de zaak te laten zooals ze is. Spreker gelooft, dat dit
voorstel in zijn wezen heel wat beter is dan de oorspronkelijke
voorstellen, zooals ze aan de Plaatselijke Schoolcommissie zijn
toegezonden en dat het verstandig zal zijn het voorstel van
Burgemeester en Wethouders te verkiezen boven dat van de
Plaatselijke Schoolcommissie. De sociaal-democraten zullen
echter alleen kunnen meegaan, als er eenige wijzigingen wor
den aangebracht, waarvan deze er een is, dat tevens wordt
vastgelegd, dat mettertijd een openbare school aan den Haag
weg zal verrijzeo. Een andere wijziging is deze, dat spreker
de combinatie van klassen zou willen beschouwd zien als een
proefneming niet alleen, maar ook dat het aantal leerlingen
iets lager wordt gesteld. Van een onderwijzer, die voor 2 klassen
staat, zal meer worden geëischt dan van hem, die maar één
klas heeft; een aantal van 42 moet dus te hoog worden ge
acht, te meer waar hier een dergelijke maatregel nog nooit is
ingevoerd. Verder zou spreker namens zijn partij nog deze
restrictie willen maken, dat het combineeren van klassen bij
een maximum van 36 leerlingen alleen zal plaats vinden,
wanneer er meer dan één boventallige leerkracht aan een
school werkzaam is. Dan zal sprekers fractie zich met het
voorstel kunnen vereenigen.
De heer van Es kan zich vrijwel geheel aansluiten bij het
geen de heer Meijnen gezegd heeft en ook in veel opzichten
bij hetgeen de heer Verweij heeft opgemerkt, hoewel dat
tamelijk afwijkt van datgene, waarmee de heer Verweij het
in de Commissie van bijstand voor het Onderwijs uit den
Raad met de andere heeren eens is geweest.
De heer Sijtsma is begonnen de uitdrukking te gebruiken
van het nekken van het openbaar onderwijs en hij kan daarmee
niet anders bedoelen dan dat de rechterzijde dat onderwijs
zou willen nekken.
Spreker gelooft wel te kunnen uitspreken, dat het der
rechterzijde absoluut niet te doen is om het openbaar onderwijs
te nekken. Als Raadslid moet men het openbaar onderwijs
zooveel mogelijk voorstaan, waar dit noodig en passend is.
Met dan heer Verweij wil spreker het oog gevestigd houden
op de pacificatie, maar waar in de jaren 19221924 door her
bijzonder onderwijs ƒ27.000.is bespaard, welk bedrag zou
zijn uitgegeven, wanneer het openbaar onderwijs zou zijn
geweest, moet men er, naar sprekers overtuiging, toch ook
toe komen, dat op het openbaar onderwijs wordt bezuinigd. Dit
is mogelijk in verband met de vele kleine klassen, die er zijn.
De heer Sijtsma verwacht, dat door de propaganda voor de
openbare school dit over enkele jaren wel anders zal zijn,
maar spreker stelt zijn verwachtingen daartegenover, dat het
geen groote veranderingen kan geven, omdat er aan den kant,
waar het openbaar onderwijs in hoofdzaak wordt begeerd, in
de toekomst gebrek aan kinderen zal zijn.
Spreker wijst er voorts op, dat in de commissie is besloten
eenstemmig te adviseeren niet over te gaan tot het stichten
van een school aan den Haagweg, maar daarmede is bedoeld,
dat men eerst wilde afwachten welke uitwerking de verbin
dingsweg tusschen Haagweg en Morschkwartier zou hebben.
Of dit nog in de verre toekomst zal liggen, hangt van Burge
meester en Wethouders af. De commissie heeft te kennen
gegeven, dat zij daaromtrent gaarne meerdere gegevens zou
ontvangen om eventueel later over een aanvrage voor een
Haagwegschool te kunnen oordeelen.
Spreker doet den heer Bosman opmerken, dat diens denk
beeld om daar geen eindonderwijs, maar U. L. O. te maken,
ook in de commissie is besproken, maar dat deze er niets voor
voelde, omdat er al 8 dergelijke scholen bestaan, en er ook
in die wijk voldoende in was voorzien.
Er is gezegd, dat op de bijzondere school aan het Noord
einde een derde van het aantal kinderen eigenlijk niet thuis
hoorde. Spreker wil op dit cijfer geen aanmerking maken,
omdat hij dit niet kan controleeren, maar wil wel opmerken,
dat die kinderen uit de geheele stad komen en dat zij niet
in de eerste plaats op die school gaan, omdat het een Christe
lijke school is, maar omdat het onderwijs er zoo buitengewoon
goed is. Er moet ook per kind een tamelijk hooge toeslag
worden betaald, dus die kinderen worden er lang niet alle
noodgedrongen naar toe gestuurd. De ouders begeeren dat
onderwijs.
Wanneer de rechterzijde bij de behandeling van de be
grooting heelt aangedrongen op bezuiniging bij het openbaar
onderwijs, is het geenszins de bedoeling geweest dit onderwijs
daarmede te nekken, maar om werkelijk bezuiniging aan te
brengen in het openbaar onderwijs, hetgeen niet anders dan
een terugslag zal hebben op het bijzonder onderwijs.
Wat het combineeren van klassen aangaat, dat is in kleinere
plaatsen regel bij het bijzonder en ook wel bij het openbaar
lager onderwijs, en het gaat daar uitstekend. Van de meeste
scholen worden heel weinig of in het geheel geen klachten
gehoord. Dat er meer eischen aan de leerkrachten gesteld
worden, daarmede is spreker het eens.
Wat de heer Sijtsma wil opnemen alleen combinatie
van opeenvolgende klassen heeft voor spreker al in het
systeem opgesloten gelegen, al staat het er niet in. Iemand,
die eenigszins redelijk aangelegd is, zal toch niet beginnen
de eerste met de zesde klasse te combineeren.
De Voorzitter deelt mede, dat de heer Verweij heeft
ingediend