GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
81
IS«EK«ME9 STUKKEN.
N°. 154. Leiden, den 6en Augustus 1928.
In verband met de splitsing van eenige klassen is het
noodzakelijk ook voor den duur van den cursus 19281929
in de aanstelling van tijdelijke leeraren in de Aardrijkskunde
en in de Wiskunde aan het Gymnasium te voorzien.
Onder overlegging van het desbetreffende advies van den
Inspecteur der Gymnasia hebben wij de eer II we vergadering
voor te stellen, de navolgende personen tot tijdelijk leeraar
in het achter hunne namen vermelde vak aan het Gymnasium
voor den duur van den cursus 1928—1929 aan te stellen:
Mejuffrouw Dr. C. H. KOOL, leerares aan de Hoogere
Burgerschool voor Meisjes alhier, en gedurende den cursus
19271928 tevens tijdelijk leerares aan het Gymnasium,
in de Aardrijkskunde;
den heer Dr. J. D. A. BOKS, leeraar aan de Hoogere
Burgerschool met 5- jarigen cursus alhier en gedurende
den cursus 19271928 tevens tijdelijk leeraar aan het
Gymnasium, in de Wiskunde.
Curatoren van het Gymnasium,
L. Knappert, Voorzitter.
van Deventer, Secretaris.
Aan den Gemeenteraad.
N°. 155. Leiden, 6 Augustus 1928.
De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te
deelen, dat zij tegen de navolgende, in hare handen gestelde
stukken, geene bedenkingen heeft:
1°. Staat van af- en overschrijving op de begrooting,
dienst 1927, van de gemeentelijke Bank van Leening;
2°. Balans en Verlies- en Winstrekening, dienst 1927, van
de gemeentelijke Bank van Leening;
3°. Staat van af- en overschrijving op de begrooting,
dienst 1927, van den Keuringsdienst van Waren voor
het district Leiden;
4°. Balans en Verlies- en Winstrekening, dienst 1927, van
den Keuringsdienst van Waren voor het district Leiden;
5°. Rekening, dienst 1927, van het Leidsch Muziekcorps;
6°. Rekening, dienst 1927, van den Armenraad;
7°. Rekening, dienst 1927, van het Burgerlijk Armbestuur.
Zij geeft U derhalve in overweging de stukken sub 2° en
4° voorloopig vast te stellen, en die sub 1°, 3°, 5°, 6° en 7°
goed te keuren.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
Leiden, 6 Augustus 1928.
Aan bovenstaand advies van de Commissie van Financiën
voegen wij, wat betreft de rekening van het Burgerlijk
Armbestuur, dienst 1927, nog het volgende toe.
In verband met het in de Raadsvergadering van 11 Juli
1927 bij de behandeling van de rekening dier instelling,
dienst 1926, opgemerkte, naar aanleiding van het niet-
teekenen van bewijzen van ontvangst van ondersteuningen
in geld, heeft ons College overleg gepleegd met het bestuur
van het Burgerlijk Armbestuur en met den accountant Knol.
Na overweging van de ontvangen, in de Leeskamer ter
visie liggende rapporten, zijn wij met het Burgerlijk Arm
bestuur van oordeel, dat er geen aanleiding bestaat op dit
punt wijziging in de administratie van het Burgerlijk Arm
bestuur te brengen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 156. Leiden, 6 Augustus 1928.
Ons vereenigende met het hieronder afgedrukt voorstel
van de Commissie van Beheer over de gestichten „Ende
geest" c. a., geven wij Uwe Vergadering in overweging aan
Dr. A. H. Oort, eerste geneesheer en A. M. Blok, buiten
gewoon geneesheer aan die gestichten, ter belooning van
de door hen in verband met de ontstentenis van den Genees
heer-Directeur bewezen buitengewone diensten eene gratifi
catie voor eens toe te kennen van respectievelijk 1125.
en 750.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 30 Juli 1928.
Zooals Uw College bekend is, heeft Dr. A. H. Oort vanaf
het overlijden van den heer J. van der Kolk tot 1 Juli j.l.,
d. i. gedurende 9 maanden, de betrekking van Geneesheer-
Directeur van onze inrichtingen waargenomen. In verband
met hetgeen in dergelijke gevallen gebruikelijk is, stellen
wij Uw College voor te willen bevorderen, dat aan Dr. Oort
ter belooning van deze buitengewone diensten, die hij tot
onze volle tevredenheid heeft verricht, een gratificatie
wordt toegekend Hoewel de verordening, regelende den
rechtstoestand van de ambtenaren der gemeente Leiden, op
de geneesheeren van onze inrichtingen niet toepasselijk is,
bestaat er naar onze meening alleszins aanleiding om, ter
bepaling van het bedrag der toe te kennen gratificatie, de
regeling ter zake van art. 11, eerste lid, dier verordening
in dit geval analogisch toe te passen. Aldus zou de
persoonlijke toelage ad 500.die Dr. Oort geniet, buiten
beschouwing latende het bedrag der gratificatie kunnen
worden bepaald op 9/r> X (ƒ8000.-ƒ6500.ƒ1500.
1125.—.
Aangezien Dr. Oort naast het directoraat zijn functie van
eersten geneesheer van „Rhijngeest" is blijven uitoefenen,
moest bovendien worden voorzien in de geneeskundige be
handeling van de mannelijke patiënten van „Endegeest",
die door Dr. van der Kolk persoonlijk geschiedde; met
het oog daarop werd de buitengewone geneesheer A. M.
Blok met die behandeling belast, van welke taak hij zich,
eveneens gedurende 9 maanden, met grooten ijver en groote
toewijding heeft gekweten. Er bestaat dan ook naar onze
meening alle aanleiding om ook den heer Blok een gratifi
catie toe te kennen. Intusschen kan, ter bepaling van het
bedrag der gratificatie, analogische toepassing van art. 11
der bovengenoemde verordening in dit geval bezwaarlijk plaats
hebben. ïmmers de buitengewone geneesheer, die tevens
assistent van den hoogleeraar in de psychiatrie is, is krach
tens art. 32 van de verordening van den 27en Juli 1911
(Gem. Blad No. 24) tegen genot van vrije woning in eene
der inrichtingen, met kost, vuur, licht, bediening en be-
wassching, of, is hij, zooals de heer Blok, uitwonend, tegen
een vergoeding van 1600.'s jaars, verplicht o. m. bij
ontstentenis van een der andere geneesheeren diens dienst waar
te nemen. Het behoort derhalve tot de gewone, normale taak
van den buitengewonen geneesheer om den dienst waar te
nemen bij ontstentenis van een der geneesheeren en voor
het toekennen van een gratificatie deswege bestaat er dan
ook naar onze meening alleen dan aanleiding, indien en
voor zoover die waarneming de grenzen van het normale
heeft overschreden, hetgeen, zooals wij boven reeds deden
uitkomen, hier onzes inziens ongetwijfeld het geval is. Aan
gezien echter de gemiddelde normale duur van de waar
neming per jaar moeilijk in een bepaalden tijdsduur is uit
te drukken en ook de vergoeding, die de heer Blok ontvangt,
omdat hij uitwonend is, niet verband houdt met een zoo-
danigen bepaalden tijdsduur der waarneming, doch veeleer
moet worden beschouwd als de geschatte waarde van de
aan de betrekking verbonden emolumenten, moet de bepaling
van het bedrag der gratificatie noodwendig iets willekeurigs
hebben. In aanmerking nemende evenwel, dat de langdurige
waarneming door den heer Blok niet alleen aan onze in
richtingen, doch tevens aan zijn eigen wetenschappelijke
vorming ten goede is gekomen en bovendien gelet op het
bedrag der aan Dr. Oort toe te kennen gratificatie, komt
het ons voor, dat met een bedrag van 750.— de door den
heer Blok bewezen buitengewone diensten op billijke wijze
zijn beloond.
Op grond van het bovenstaande geven wij Uw College in
overweging den Raad voor te stellen [onze Commissie te
machtigen aan Dr. A. H. Oort en den heer A. M. Blok, ter
belooning van de door hen in verband met de ontstentenis
van den Geneesheer-Directeur bewezen buitengewone diensten
gratificatie's toe te kennen van resp. 1125.en 750.
De Commissie van Beheer voornoemd,
Aug. L. Reimeringer, Voorzitter.
J. A. v. d. Stok, Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders
van Leiden.