MAANDAG 30 JULI 1928.
125
Wat de Lopsenstraat betreft, spreker heeft zich niet ver
diept in de historie, om te onderzoeken hoe die naam is ont
staan. Hij heeft wel de rapporten van Gemeentewerken en
van den Archivaris bestudeerd. Hij meent, dat vroeger ter
plaatse het Lopsenklooster heeft gestaan, waaraan de naam
van de straat ontleend is. De heer Groeneveld zegt, dat blijkt
niet uit de stukken, maar men kan niet verlangen, dat alles
uit de stukken blijkt; de dossiers zouden dan nog omvang
rijker worden dan ze reeds zijn. Dit is dus de reden, waarom
de Archivaris voorstelt bij het doortrekken van de Lopsen
straat dien naam te behouden. Durgemeester en Wethouders
he ben niet voorgesteld, de straten te noemen naar bekende
Transvalers; zij zijn dan ook niet ingegaan op het voorstel
van den Archivaris, die bijv. een Herman Costerplein wenschte,
maar zij hebben zich gehouden aan namen als Transvaalhof,
Transvaalkade e.d. Daardoor zijn zij in het schuitje van den
heer Groeneveld terecht gekomen en zij wenschen hun voorstel
dan ook niet te wijzigen.
De heer Groeneveld zegt, dat de heer Splinter wel ver
moedt, dat de naam Lopsenstraat afgeleid is van een vroeger
bestaan hebbend Lopsenklooster, maar spreker heeft daarvan
nooit gehoord en het blijkt ook niet uit de stukken. Het is
wel vreemd, dat de Archivaris niet hierop heeft gewezen.
De zaak is niet zeer gewichtig en alleen, wanneer andere leden
blijk geven het met hem eens te zijn, zal spreker een voor
stel doen.
De heer Beroers vindt het heel aardig, dat men een
Transvaalbuurt heeft, maar de Lopsenstraat is er nu een
maal. Het veranderen van een straatnaam heeft altijd be
zwaren en leidt tot verwarring. Bovendien, aan den naam
Lopsen is een historische herinnering verbonden. Als de heer
Groeneveld naar het archief was gegaan, had hij dat kunnen
vernemen, maar daaraan heeft hij waarschijnlijk niet gedacht.
De heer Manders gevoelt veel voor het betoog van den
heer Groeneveld, maar de historie beteekent ook iets. Hij
kan de verzekering geven, dat de Lopsenstraat genoemd is
naar het klooster Lopsen, dat in de 14e of de 15e eeuw daar
ter plaatse »Lopsen" gebouwd is. Die historische herinnering
wenscht hij te behouden.
De heer Groeneveld dankt den heer Manders voor deze
mededeeling van hetgeen in de stukken was vergeten.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
(De heer Huurman was inmiddels ter vergadering gekomen).
XI. Voorstel tot onbewoonbaarverklaring van het perceel
Utrechtscbe Jaagpad No. 39.
(Zie Ing. St. No. 151).
Hierbij komt levens in behandeling het desbetreffend ver
zoek van J. Bijleveld.
De heer Wilbrink wil zich in het algemeen niet verzetten
tegen onbewoonbaarverklaringen, want in de meeste gevallen
is dat wel noodzakelijk. Spreker zal ook niet in een beoor
deeling treden, of in het onderhavige geval niet eens tot
onbewoonbaarverklaring zal moeten worden overgegaan, maar
meent, dat men dit op het moment niet moet doen.
De wijze, waarop deze zaak door den ambtenaar is behandeld,
kan sprekers goedkeuring niet wegdragen. Die ambtenaar-
moest opnemen, dat er herstellingen moesten plaats hebben
en gedeeltelijk hebben die plaats gehad, maar waar hij eener-
zijds den huisbaas sommeerde de zaak binnen twee dagen in
orde te maken, daar hij anders scherpe maatregelen zou nemen,
heeft hij anderzijds in tegenwoordigheid van de huurders tot
den heer Bijleveld gezegd: gij moogt niet meer dan dien en
dien huurprijs heffen, anders zal ik andere maatregelen nemen,
en spreker meent, dat hij daarmede buiten zijn boekje is
gegaan. Men zou dan tot deze gedachte komen, dat een
ambtenaar van de gemeente er maar over te beschikken
heeft, hoe de eigendommen van de gemeentenaren zullen
worden geëxploiteerd. Hij heeft te constateeren welke ge
breken er zijn, maar heeft niet te oordeelen over de huur
waarde en door zijn gezegde in tegenwoordigheid van de
huurders konden dezen tegenover den verhuurder de positie
innemen: gij eischt geld, waar gij eigenlijk geen recht op
hebt, want de zg. onpartijdige ambtenaar oordeelt, dat de
huur te hoog is. Spreker wijst er op, dat de huurder de huur
indertijd mocht heffen met toestemming van de Huurcommissie
en meent, dat de ambtenaar hier veel te ver is gegaan en
de zaak niet objectief heeft behandeld.
Indien spreker niet heel andere inlichtingen krijgt van den
Wethouder dan hij uit de stukken heeft kunnen opmaken, zal
hij er niet toe kunnen medewerken, dat op deze wijze wordt
ingegrepen in de eigendomsrechten van een der gemeentenaren.
De heer Heemskerk is ook in het algemeen genomen niet
tegen onbewoonbaarverklaringen, maar door inlichtingen, die
spreker heeft ingewonnen en door verklaringen, welke hij
hier en daar heelt opgevangen, schijnt hem aan deze zaak een
vreemde geschiedenis te zijn verbonden.
Er wordt voorgegeven, maar spreker kan voor de juistheid
daarvan niet instaan en acht het daarom noodzakelijk, dat
de Wethouder het weerspreekt als het niet juist is, dat de
bewoners gestijfd zijn in een zeker verzet tegen den eigenaar,
vooral door den ambtenaar, die met de voorbereiding van de
onbewoonbaarverklaringen is belast en die te kennen heeft
gegeven, dat zij niet meer dan 2.huur mochten betalen,
omdat anders tot onbewoonbaarverklating zou worden over
gegaan, terwijl indertijd door de Huurcommissie de huurprijs
gesteld was op 2.871/2,
Bovendien wordt in de stad bekend gemaakt, dat de be
woners 37 weken huurschuld hebben, omdat zij, na de ge
schiedenis, die voorafgegaan is, geen huur meer mogen betalen,
omdat anders tot onbewoonbaarverklaring zou worden over
gegaan.
Spreker wenscht dit alles niet als vaststaand aan te nemen,
maar hij verzoekt den Wethouder mede te deelen, in hoeverre
de betrokken ambtenaar de onbewoonbaarverklaring heeft
uitgelokt en of hij maatregelen heeft genomen, die buiten de
onbewoonbaar verklaring vallen.
De heer Kooistra is niet tegen deze onbewoonbaarverklaring,
zooals andere leden schijnen te zijn. Hij wil juist zijn bevreem
ding er over uitspreken, dat niet meer dan één woning ter
onbewoonbaarverklaring wordt voorgedragen. Er zijn zooveel
slechte woningen, dat er wel 100 op het lijstje konden staan.
Hij dringt er op aan de Gezondheidscommissie te verzoeken
aan het werk te gaan, zooals eenige jaren geleden is geschied
en rapporten in te dienen omtrent woningen, die noodzake
lijk onbewoonbaar moeten worden verklaard.
\\anneer, zooals hier gezegd is, een ambtenaar verkeerde
inlichtingen aan Burgemeester en Wethouders heeft gegeven,
is dat zeker niet goed, maar Burgemeester en Wethouders
zullen dat zeker kunnen recht zetten. Waarschijnlijk zijn de
inlichtingen, waarop de heeren zijn afgegaan, te eenzijdig. De
ambtenaar zal wel niet uitsluitend op den huurprijs zijn afge
gaan, maar de woning zal wel zoo slecht zijn, dat zij inderdaad
onbewoonbaar is.
Indertijd is besloten, dat niet telkens een enkele woning
onbewoonbaar zou worden ver klaard, maar een aantal tegelijk,
omdat, wanneer de termijn verloopen is, men voor alle
woningen tegelijk kan bespreken of zij moeten worden ont
ruimd of niet. Wanneer er telkens een voorstel komt voor
één woning, krijgt men telkens opnieuw dezelfde discussies.
Het is noodig, dat deze woning spoedig wordt ontruimd,
maar spreker gelooft niet, dat andere elementen aan het werk
zijn geweest om het den huisbaas lastig te maken. Hij hoopt
dan ook, dat de Wethouder door zijn antwoord den ambtenaar
zal kunnen zuiveren van de beschuldigingen, die tegen hem
zijn ingebracht.
De heer Splinter wil in de eerste plaats tegenspreken de
bewering van den heer Wilbrink, dat de betrokken ambtenaar
buiten zijn boekje is gegaan. Spreker kan de redactie van den
brief ook niet goedkeuren, de Directeur had dien in een
anderen vorm moeten gieten, maar spreker acht dit van
ondergeschikt belang en zal daarop niet ingaan.
Spreker moet den Directeur toch in bescherming nemen,
vooral omdat hij ongeveer een jaar geleden zelf den toestand
ter plaatse heeft gezien, waarbij ook de Burgemeester tegen
woordig was. Die woning was zoo sl cht, dat, toen spreker
hoorde, dat de menschen daar ƒ3.verwoonden, hij zich
heeft afgevraagd, hoe de Huurcommissie indertijd 2.87j heeft
goedgekeurd, al geeft spreker toe, dat dit wel zal zijn geschied
onder invloed van den woningnood. De eigenaar had ver
gunning om de benedenwoning te verhuren en eveneens apart
den onbeschoten zolder, die zeer slecht is. Den toestand ziende
heeft spreker deze zaak besproken met den eigenaar en den
Directeur van Bouw- en Woningtoezicht; den eigenaar is
toen aangezegd, dat er verschillende verbeteringen moesten
worden aangebracht en dat een huur van 2.voldoende was.
Waar nu de eigenaar uitgezonderd het riool niets heeft ge
daan, maar daarentegen een huur van ƒ3.— per week wilde
hebben, was dit een aanleiding voor Burgemeester en Wet
houders om thans tot onbewoonbaarverklaring over te gaan.
In ieder geval staat vast, dat deze woning, die in dat slop
haast niet te vinden is, onbewoonbaar verklaard moet worden.
De heer Heemskerk heeft gezegd: die bewoners zijn gestijfd
door het advies van dien ambtenaar. Spreker weet niet, of
dit advies is gegeven in het bijzijn van de bewoners.
De heer Kooistra heeft er zijn bevreemding over uitge-