MAANDAG 18 JUNI 1928.
97
systeem van turbo-generator en wellicht ook een nieuw
systeem aschvangers.
De quaestie van de roetplaag acht spreker niet gemakkelijk.
In Amsterdam klaagt men er erg over, maar heelt men
verwezen naar Leiden, waar de plaag ondervangen zou zijn.
De heer Groeneveld heeft uit de teekening, die thans is
rondgegaan, gezien, dat het beschikbare stuk terrein inderdaad
gedeeltelijk zal worden bebouwd. Spreker herhaalt, dat inder
tijd is toegezegd, dat het terrein niet zou worden bebouwd,
alvorens de kwestie van het maken van een doorgangerover
onder de oogen zou zijn gezien.
In het voorstel van 27 November 1924, waarbij een millioen
werd aangevraagd voor de laatste groote uitbreiding der
fabriek, schreven Burgemeester en Wethouders dan ook:
»Nug merken wij op, dat door de vergrooting van het
ketelhuis en het machinehuis de mogelijkheid, om over het
fabrieksterrein een doorgang naar den Maresingel te maken,
niet geringer wordt dan zij thans is. Uit de bijgevoegde
teekening kan zulks blijken."
Thans wordt daarover gezwegen en bovendien ontbrak
ditmaal een teekening, wat op spreker een eigenaardigen
indruk heeft gemaakt. Hij zal thans niet over die doorbraak
spreken, maar alleen opmerken, dat, al liep over het fabrieks
terrein een weg, z. i. de fabriek zeer wel zou kunnen functi-
onneeren, omdat, zoo noodig, de verschillende gebouwen
ondergronds of bovengronds met elkander in vei binding
kunnen worden gebracht. Verschillende andere groote onder
nemingen hebben haar gebouwen over de stad verspreid en
werken toch goed.
De Wethouder onderstelt ten onrechte, dat spreker alleen
bedoelt een weg voor de bewoners van den Maresingel. Hij
bedoelt een algemeenen verkeersweg noord-zuid door de stad
heen, welke nergens anders is te maken. In elk geval is
ditmaal die zaak weggedoezeld, wat spreker betreurt.
De heer Spendel heeft spreker kwalijk genomen, dat deze
op dit voorstel critiek heeft doeri hooren, omdat de commissie,
waarvan hij deel uitmaakt, de zaak goed heeft onderzocht,
maar, al heeft spreker veel respect voor de kennis van den
heer Spendel op het'gebied van het bouwen van centrales,
hij denkt er niet aan alles te slikken wat de heer Spendel
hem voorzet. Bovendien bedenke de heer Spendel, dat ook
hij zich wel eens verzet tegen voorstellen, die van een anderen
kant komen.
Volgens den heer Spendel zal met de uitbreiding van den
omzet van de fabriek de roetplaag percentsgewijs dalen,
maar absoluut zal de plaag toenemen. Wethouder Goslinga
zeide, dat door de aanschaffing vari de nieuwe ketels en de
verbeteringen, welke daarvan het gevolg zijn, de roetplaag
ook absoluut zal verminderen, maar aan dergelijke mededee-
lingen, welke hier reeds meermalen zijn gedaan, o. a. door
Wethouder Sanders, kan spreker niet veel waarde hechten.
De roetplaag is er nog en van vermindering bemerkt niemand
iets, ofschoon er, naar spreker heeft vernomen, een ton is
uitgegeven tot bestrijding van die plaag.
Thans wordt opnieuw, evenals vroeger, verzekerd, dat het
bij de nieuwe fabriek wel voor elkaar zal zijn.
Volgens den Wethouder zal het begin van de nieuwe
fabriek ongeveer 4 millioen kosten. Spreker meent echter,
dat de 2 millioen, die thans worden aangevraagd, daar af
gaan, want de nieuwe turbo-generator zal dan in de nieuwe
fabriek komen te staan. Spreker zou ernstig in overweging
willen geven over te gaan tot den bouw van een nieuwe
fabriek, waardoor men op den duur van den grooten last, dien
een dergelijke fabriek meebrengt midden in de stad, zal
worden verlost.
De heer de Reede sluit zich aan bij den heer Bosman
wat betreft de financiering van de nieuwe uitbreiding. Het
vinden van het benoodigde geld door een leening acht spreker
natuurlijk ook wel te verdedigen, maar hij wil toch vooral
de aandacht vestigen op het groote bedrag aan liquide
middelen van de Lichtfabrieken. Uit het proces-verbaal van
de kas van den Gemeenteontvanger is spreker gebleken, dat
op 6 Juni niet minder dan 1.400.000.— aan deposito's van
de fabrieken bij den Ontvanger berustten. Dat bedrag heeft de
dienst niet noodig voor het drijven van de zaak zelf. Blijkens
de stukken zal het vernieuwingsfonds tegen den tijd, dat de
aanbouw zal geschieden, ongeveer 2 millioen beloopen, ongeveer
het bedrag, dat voor de uitbreiding noodig is.
De Wethouder vreest een onjuiste rentabiliteitsberekening
als gevolg van het aanspreken van een dergelijk bedrag voor
de uitbreiding, maar spreker acht dit niet juist, want wanneer
de fabriek dat bedrag gebruikt, gaat dat naar zijn meening
op dezelfde manier als wanneer kapitaal van de gemeente
zou worden gebruikt. Bovendien wordt door de afschrijvingen
dat kapitaal weer hersteld.
Spreker is het met den Wethouder eens, dat de liquiditeit
moet worden behouden, maar vraagt wat men daaronder
verstaat. Er is nu doorloopend meer dan een millioen in kas
van de Lichtfabrieken, terwijl men weet, dat dit in de toekomst
nog zal stijgen en onder liquiditeit verstaat spreker toch, dat
men middelen genoeg heeft om zonder moeite zijn bedrijf te
kunnen voeren, niet, dat men middelen heeft liggen, waarmede
men voorloopig niets kan doen.
Op het vraagstuk van de belegging dier fondsen, dat te
eeniger tijd aan de orde zal moeten komen, zal spreker
thans niet ingaan, maar er is z. i. wel aanleiding om, in
afwachting van de oplossing van dergelijke vraagstukken,
waarover het accountantskantoor Kreukniet de gemeente
adviseert, thans niet te besluiten tot het aangaan van een
leening. Spreker zal dan ook met den heer Bosman een
voorstel indienen om het benoodigde bedrag van 1.900.000
voorshands uit de aanwezige middelen van de fabriek te
bestrijden. Men kan dan blijven in de lijn, welke altijd is
gevolgd, en alsnog een leening sluiten, als blijkt, dat de
liquiditeit van de labriek in gevaar komt.
De Voorzitter deelt mede, dat door de heeren de Reede
en Bosman een voorstel is ingediend, luidende als volgt:
ȟndergeteekenden stellen voor het bedrag van 1.900.000.
ten behoeve van de aanschaffing van een nieuwe turbo-gene
rator met bijbehoorende werken voorshands uit de aanwezige
middelen der Fabrieken te bestrijden."
Spreker zegt, dat dit voorstel is te beschouwen als een
amendement op punt b van het voorstel.
Het voorstel van de heeren de Reede en Bosman wordt
voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp
van beraadslaging uit.
De heer Wilmer heeft met belangstelling vernomen, dat
de Wethouder, die de roetplaag een zeer belangrijk vraagstuk
heeft genoemd, haar opnieuw in de Commissie voor de
Lichtfabrieken zal ter sprake brengen en daar zal vragen of
alles is gedaan wat mogelijk was om die plaag te bestrijden.
Uit het betoog van den Wethouder heeft spreker reeds
tusschen de regels door opgemaakt, dat die vraag ontkennend
moet worden beantwoord, omdat b.v. niet de beste brand
stoffen, welke minder roet geven, zijn gebruikt, en waar nu,
gezien den grooten last, welken zeer vele ingezetenen onder
vinden, met groote belangstelling zal worden vernomen wat
in deze wordt gedaan en wat niet kan worden gedaan,
verzoekt spreker aan den Wethouder om het resultaat van
de besprekingen in de eerstvolgende vergadering van de
Commissie voor de Lichtfabrieken mede te deelen.
De heer van Eck wijst er op, dat-de heer de Reede zijn
voorstel om de benoodigde gelden voorshands uit de aan
wezige middelen te bestrijden en niet een leenirig aan te
gaan, heeft ondersteund met de mededeeling, dat de fabriek
op dit oogenblik over zeer groote deposito's beschikt, welke
bij den Gemeente-ontvanger aanwezig zijn. Spreker kan dat
niet beoordeelen. Het kan door bijzondere omstandigheden
zoo zijn, maar, voor zoover spreker den financiëelen toe
stand van de fabriek kent, zou hij niet gaarne zijn stem
aan het voorstel van de beide heeren geven. De fabriek
beschikt wel over middelen, die gereserveerd zijn voor af
schrijvingen, maar dat geld mag voor dit doel niet worden
gebruikt. Er moeten hier niet machines en gebouwen, die
door het gebruik versleten zijn, worden vernieuwd daar
voor dienen die gelden maar door de uitbreiding van het
debiet van de fabriek moet de capaciteit worden vergroot eh
daarvoor is geld noodig. Het lijkt spreker niet gewenschtom
het vernieuwingsfonds, dat, naar hij meent, niet ver van de
2 millioen zal bedragen, voor deze uitbreiding aan te spreken.
Dat fonds heeft z.i. de bedoeling om, wanneer de verandering
van de techniek het noodig maakt om machines en gebouwen,
die feitelijk nog in goeden staat zijn, door andere te ver
vangen, men over de noodige middelen kan beschikken.
De aanzienlijke winst, die de fabriek in het afgeloopen jaar
heeft gemaakt, is aanwezig in den vorm van deposito's in de
kas van den Gemeente-ontvanger. Spreker zou gaarne over
die middelen beschikken, maar de Raad heeft besloten, dat de
gemeente aanspraak mag maken op die winst, zoodat die
dus beschikbaar moet blijven bij den Ontvanger.
Spreker ziet dan de eenige mogelijkheid, dat een gedeelte
van het vernieuwingsfonds voor deze uitbreiding werd bestemd,
maar zou dat geen voorzichtige taktiek vinden, want, hoewel
geen technicus, weet spreker toch heel goed, dat er op het
gebied van de electriciteitstechniek een ontzaglijke ontwikke
ling is. Men zou misschien later het geld noodig hebben,
omdat door de ontwikkeling der techniek verschillende ge
bouwen en machines onbruikbaar zouden zijn geworden. Spreker
acht het dus beter het voorstel van Burgemeester en Wet
houders aan te nemen.
De quaestie van de roetplaag is herhaaldelijk besproken,
ook in de Commissie voor de Lichtfabrieken. Er is herhaal-