MAANDAG
21 MEI 1928.
83
X. Voorstel tot het voeren van verweer tegen den eisch,
welke door J. Plu tegen de gemeente is ingesteld, ter zake
van schade, ontstaan aan het perceel Maresingel No. 22, in
verband met het doen leggen van een stamriool aan den
Maresingel.
(Zie Ing. St. No. 99).
De heer Schüller zegt, dat hij tot zijn teleurstelling voor
de zooveelste maal moet opmerken, dat het College van Bur
gemeester en Wethouders niet die stukken ter inzage geelt
aan de Raadsleden, die noodig zijn om een behoorlijk oordeel
over een zaak te vormen. Zoo is de correspondentie, die ge
voerd is met den bewoner en diens advocaat, niet bij de stukken
gevoegd. In de stukken worden aanhalingen gedaan uit de
besteksbepalingen en nu had men toch mogen verwachten,
dat die besteksbepalingen in de Leeskamer ter inzage waren
gelegd. Spreker heeft hedenmiddag nog moeten vragen naar
het bestek en dat slechts vluchtig kunnen inzien.
Spreker is er niet tegen, dat de gemeente zich in dezever-
iveert, maar hij kan zich niet indenken, waarom zij zoowel
op een verzoek van den bewoner als van den rechtskundigen
adviseur geen antwoord heeft gegeven en de zaak niet in
der minne heeft geschikt.
Waar deze bewoner verleden jaar aan de gemeente een
stuk grond van ongeveer 14 M2 cadeau heeft gedaan, had
men mogen verwachten, nu door toedoen van derden in
opdracht van de gemeente zijn woning is beschadigd, dat
tegenover hem een meer lankmoedige houding zou zijn aan
genomen en men de zaak ook goed had nagegaan. Het is
echter alleen bij kijken gebleven. Spreker heeft gehoord,
dat de Wethouder, de leden van de Commissie van Fabricage,
de opzichters en de Directeur van Gemeentewerken de zaak
zijn wezen opnemen, maar daarbij is het gebleven; er zijn
geen pogingen gedaan om met den aannemer en den be
woner tot een redelijke schikking te komen, terwijl toch tot
heden ten dage de bewoner en diens verdediger bereid zijn
de zaak in der minne te schikken. Het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders steunt, naar spreker meent, op
een zeer onbenullig advies van den rechtskundigen adviseur
van de gemeente.
De Voorzitter acht thans het oogenblik gekomen om de
deuren te doen sluiten, omdat de heer Schüller treedt in
een beoordeeling van het advies van den rechtskundigen
adviseur.
De Voorzitter doet de deuren sluiten.
Na hervatting van de openbare vergadering wordt de
behandeling van punt 10 der agenda voortgezet en zonder
hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burge
meester en Wethouders besloten.
XI. Voorstel tot opnieuw vaststelling van de verordening
tot heffing van schoolgeld voor het Lager Onderwijs in de
gemeente Leiden.
(Zie Ing. St. No. 93.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De artikelen 1 tot en met '14, dit laatste in dien zin ge
wijzigd, dat het luidt:
»l)eze verordening treedt in werking op 1 September 1928,
op welken datum de verordening van 11 April 1927 (Gem.
blad No. 2) tot heffing van het schoolgeld voor het lager
onderwijs in de gemeente Leiden, vervalt.",
worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming aangenomen, waarna de geheele verordeningeven-
eens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming opnieuw
wordt vastgesteld.
XII. Praeadvies op het verzoek van een drietal Transport
arbeiders-Organisaties, om het besturen van met paarden
bespannen rijtuigen door personen beneden 18 jaar en door
andere personen zonder rijbewijs, te verbieden.
(Zie Ing. St. No. 100.)
De heer Groeneveld wenscht het verzoek van deze orga
nisaties te steunen, omdat het hem wel goed lijkt het be
sturen van rijtuigen niet aan kinderen toe te vertrouwen.
Personen van 16 tot 18 jaar zijn nog kinderen en bezitten
niet voldoende verantwoordelijkheidsgevoel voor dit werk. In
het praeadvies wordt gezegd, dat te Rotterdam een bepaling
als hier wordt gevraagd wel bestaat, maar het verkeer daar
van geheel anderen aard is. Spreker kan dat niet inzien.
Waar Rotterdam een veel grooter stad is, zal daar wel meer
verkeer zijn, maar dat is dan over een grootere oppervlakte
verdeeld. Waar de. Motor- en Rij wiel wet het besturen van
een automobiel verbiedt aan personen beneden de 18 jaar,
ziet spreker niet in, waarom men datzelfde verbod niet zou
invoeren ten aanzien van met paarden bespannen rijtuigen.
De Voorzitter zegt, dat het College geen aanleiding vond
op het verzoek van adressanten in te gaan, omdat door de
bestaande bepalingen voldoende voorzorg is genomen. Spreker
is het niet eens met den heer Groeneveld, dat de toestand
te Rotterdam ongeveer dezelfde is als te Leiden. De toestand
te Rotterdam levert z. i. heel wat meer gevaar op. Het rijden
met zware sleeperswagens in Rotterdam is van geheel anderen
aard dan het rijden met een groentewagen of een enkelen
vrachtwagen te Leiden. Indien men hier, zooals te Rotterdam,
personen beneden 18 jaar verbood met paard en wagen te
rijden, dan zouden vele menschen, die hun kinderen dat nu
laten doen, gedupeerd worden. Het College voelt er over het
algemeen weinig voor om door meer voorschriften de vrij
heid van de bewoners in dezen meer in te perken dan strikt
noodzakelijk is, te meer waar in het rapport van den Com
missaris van Politie geen enkele klacht voorkomt over het
rijden met paard en wagen door personen beneden de 18
jaar. Spreker geeft daarom in overweging, op het verzoek van
de drie transportarbeiders-organisaties niet in te gaan.
De heer Heemskerk merkt op, dat het zeer goed mogelijk
is, dat personen tusschen 16 en 18 jaar beter kunnen rijden
dan die van b. v. 19 en 20 jaar. Een bepaalde leeftijd behoeft
nog niet in zich te sluiten een meerdere of mindere ge
schiktheid.
In het adres worden een tweetal dingen gevraagd in de
eerste plaats het verbieden, dat personen beneden 18 jaar
een paard besturen, en in de tweede plaats het verstrekken
van een rijbewijs aan personen boven 18 jaar. Spreker vraagt,
of de beste oplossing nu niet deze is, dat in Leiden een
rijbewijs wordt ingevoerd, zoodat de autoriteiten, die met
het toekennen daarvan belast zijn, aan jonge menschen,
indien zij bekwaam genoeg zijn, dat rijbewijs kunnen ver
strekken.
De heer Groeneveld zegt, dat het verstrekken van een
rijbewijs hem niet wel mogelijk toeschijnt. De boeren, die
Vrijdags in de stad komen, zouden dan allen een rijbewijs
moeten hebben. Maar een eenvoudige bepaling, waarbij aan
personen beneden 18 jaar wordt verboden als bestuurders
van met paarden bespannen voertuigen op te treden, lijkt
spreker uitvoerbaar en gewenscht. Bij de Motor-en Rij wiel wet
wordt het besturen van auto's door personen beneden 18 jaar
toch ook verboden, en spreker heeft zich wel eens laten
vertellen, dat een motor gehoorzamer is dan een paard en
het besturen van een auto gemakkelijker dan dat van een
rijtuig is. Het lijkt spreker juist, ook om de volgende reden.
Een chauffeur heeft het voordeel, dat hij vlak vooraan in
zijn wagen zit, terwijl een koetsier een drietal meters achter
den kop van zijn paard zit, zoodat hij, als hij een steeg in
moet draaien, tevoren niet kan zien wat er zich in die steeg
bevindt.
Waar nu de Motor- en Rijwielwet aan personen beneden
de 18 jaar verbiedt een auto te besturen, zou spreker diezelfde
bepaling willen maken voor rijtuigen, te meer omdat het
besturen van een rijtuig moeilijker is dan dat van een auto.
Het is wel waar, dat het aantal voertuigen met paarden-
tractie is afgenomen en dat met motortractie toegenomen,
maar daardoor moet een koetsier er ook op letten, dat het
gevaar van den anderen kant kan komen, want het is hetzelfde
of een auto een rijtuig dan wel een rijtuig ean auto aanrijdt.
Spreker zal een voorstel indienen om het verschil, dat in
deze wordt gemaakt tusschen auto's en rijtuigen, weg te
nemen.
De Voorzitter deelt mede, dat door den heer Groeneveld
het volgende voorstel is ingediend:
»De Raad verzoekt de Commissie voor de Strafverordenin
gen bij den Raad voorstellen in te dienen, waarbij het besturen
van rijtuigen wordt verboden aan personen beneden de 18
jaar."
Het voorstel van den heer Groeneveld wordt voldoende
ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraad
slaging uit.
De heer Bergers meent, dat het verschil van 2 jaar, tusschen
de 16 en de 18 jaren, voor een koetsier niet zoo groot verschil
maakt. Een jongen van 16 jaar, die altijd met paarden heeft
omgegaan, kan een betere koetsier zijn dan iemand van 18
jaar en waar nu volgens het rapport van het hoofd der
politie de bestaande toestand geen gevaar oplevert, verklaart
spreker zich vóór het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
I