82 MAANDAG 21 MEI 1928. De heer Manders doet den heer Gosïinga, die heeft gezegd, dat, als voorstellen als dit van Burgemeester en Wethouders worden becritiseerd, daardoor de werklust van den Wet houder van Fabricage en misschien van het geheele College zal verdwijnen, opmerken, dat, indien de Raadsleden zulk een bestrijding van de tafel van het College ondervinden, hun ook de lust zou kunnen ontgaan om iets voor de gemeente te doen. Dat acht spreker geen open bestrijding. De Wethouder van Financiën neemt gaarne zijn eigen standpunt in, maar spreker doet gaarne hetzelfde. De Wethouder betwist hem zelfs het recht om te opponeeren, maar spreker behoudt zich het recht voor om ook, als hij zulks noodig acht, te oppo neeren. Volgens den heer Goslinga zou spreker met de duurste oplossing komen, maar straks heeft hij juist aangetoond, dat de door hem gewenschte oplossing veel goedkooper is dan die, welke het College voorstelt, o.a. omdat dan het maken van een betonnen walmuur geen 100.per strekkenden Meter zal kosten, doch slechts 45.Voor denzelfden prijs, waarvoor de Wethouder een houten schoeiing wil maken, zal dan een betonnen walmuur kunnen worden verkregen. Laten de beide werken in eens gebeuren! Men houde dit kleine werk aan en voere dan het volgende jaar de beide werken tegelijker tijd uit. Men spaart dan een bedrag van ƒ3000.— uit. De Wethouder heeft gevraagd, welk bedrag bij aanneming van sprekers voorstel zou moeten worden uitgetrokken. Dat kan ƒ5500.zijn, hetzelfde bedrag als de Wethouder zelf heeft berekend. De heer Splinter verklaart zich bereid de uitvoering van beide werken tot het volgend jaar aan te houden. De heer Goslinga doet opmerken, dat de heer Manders begonnen is de zaak vooral uit financiëel oogpunt te bekijken. Men kan dan toch niet verlangen, dat de Wethouder van Financiën zich buiten het debat houdt. Spreker wenscht nergens buiten gehouden te worden. De heer Manders wil spreker het recht betwisten te opponeeren, maar spreker heeft dat den heer Manders toch ook niet gedaan. Spreker heeft toch het recht om zijn meening tegenover die van een Raadslid te stellen, indien hij zegt: ik geef den Raad in ernstige overweging niet met het voorstel van Burgemeester en Wethouders mede te gaan. Spreker wijst er op, dat, indien het voorstel van den heer Manders wordt aangenomen, er toch direct meer geld wordt uitgegeven dan bij aanneming van het voorstel van Burge meester en Wethouders. Behalve partiëele herziening moeten er nog grootere herzieningen gebeuren. Spreker komt, om financiëele redenen, op tegen het voorstel van den heer Manders, waartoe hij meent het volste recht te hebben. Spreker geeft toe, dat een op het oogenblik duurdere oplossing per slot van rekening goedkooper kan zijn dan een partiëele, maar hij dringt er op aan om toch niet meer geld uit te geven, daar een partiëele oplossing toch ook tot een behoorlijk resultaat kan leiden. De heer Kooistra meent, dat er in het voorstel van den heer Manders geen datum is genoemd. De Voorzitter zegt, dat de heer Kooistra het dan verkeerd heeft gehoord. Door den heer Manders is voorgesteld met de werken tot verbetering nabij den ingang van de Stadshulp- werf terzelfder tijd te doen uitvoeren de werken ter verbe tering van het terrein van de Stadshulpwerf, en aangezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders bedoelt on middellijk met de werken tot verbetering van den toestand nabij den ingang van de Stadshulpwerf te beginnen, is het dus ook de bedoeling van het voorstel van den heer Manders om onmiddellijk te beginnen met de andere werkzaamheden. De heer Manders zegt, dat het wel de bedoeling van zijn voorstel is om beide werken tegelijkertijd te doen uitvoeren, maar dat het niet de bedoeling is om het direct te doen; hij heeft opzettelijk geen tijdsbepaling in zijn voorstel opgenomen en het zóó gesteld, opdat aan het College van Burgemeester en Wethouders ruimte wordt gelaten om de werken uit te voeren, zooals hun dit het best toeschijnt. De Voorzitter zegt, dat het de bedoeling is, om, indien het voorstel van Burgemeester en Wethouders aangenomen is, direct met het werk te beginnen, en aangezien het voorstel van den heer Manders niet bedoelt het voorstel van Burge meester en Wethouders te verwerpen, is het ook zijn bedoeling om direct te beginnen met de verbetering van het terrein van de Stadshulpwerf. De heer Manders zegt bereid te zijn, zijn voorstel aan te vullen met de woorden: »het volgend jaar." De heer Kooistra zegt zooeven de interruptie te hebben geplaatst: »dan gaan zij maar weg!", omdat het, als een Raadslid over een onderwerp een opmerking maakt, waartoe hij meent volkomen gerechtigd te zijn, geen juiste bestrijding van de zijde van het College is om te zeggen: als gij niet goedvindt wat wij voorstellen, haalt gij de aardigheid voor de leden van het College er af! De heer Goslinga voegt spreker toe, dat deze zijn woorden verdraait, maar spreker heeft ze toch in dien geest begrepen. Maar bovendien, wanneer de heer Manders Voorstelt het geheele werk ineens uitte voeren en daardoor besparing wordt verkregen, dan kan niemand daartegen bezwaar hebben en zeker niet een Wethouder van Financiën. Waarom moet het College altijd zijn zin doordrijven, als een Raadslid iets voorstelt in het belang van de gemeente, dat bovendien uit een bezuinigingsoogpunt aanbeveling verdient? De heer Schüller zegt, dat het College van Burgemeester en Wethouders eigenaardig handelt. Doet een Raadslid een bepaald voorstel, dan heet het: dergelijke partiëele voor stellen kosten duur, een definitieve oplossing is al lang in voor bereiding. Komt er echter een voorstel van Burgemeester en Wethouders, waartegen in den Raad bezwaar wordt gemaakt, en wordt er op aangedrongen om de zaak ineens goed te doen, dan wordt er gezegd, dat het voorstel van het College zooveel goedkooper is. In dit geval heeft noch de Wethouder van Fabricage, noch de Wethouder van Financiën kunnen aantoonen, dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders goedkooper is dan dat van den heer Manders. Het tegendeel is ook het geval; wanneer het geheele werk het volgend jaar kan worden uitgevoerd, zal dat ongetwijfeld een besparing van kosten geven. Spreker verzoekt den Wethouder eens cijfers te noemen, want aan woorden heeft men niets. De heer Spendel zou, als hij op de publieke tribune stond, een eigenaardigen indruk van de discussie krijgen en daaruit zijn conclusie trekken. De heer Schüller vraagt aan den Wethouder cijfers te noemen, maar spreker zou liever zien, dat de heer Schüller aan den heer Manders vroeg met cijfers aan te toonen, dat de Commissie van Fabricage en de Wethouder op een verkeerd standpunt staan. De heer Splinter doet den heer Kooistra opmerken, dat het de bedoeling van Burgemeester en Wethouders was, om, nadat het geld zou zijn toegestaan, het werk onmiddellijk te doen uitvoeren, maar indien de heer Manders er genoegen mede neemt, dat het werk in zijn geheel het volgend jaar* zal worden uitgevoerd, dan heeft spreker daar geen bezwaar tegen. De heer Manders: Daarvoor heb ik den geheelen tijd zitten strijden. De heer Splinter antwoordt, dat de heer Manders zijn voorstel dan in dien zin moet aanvullen. De Voorzitter vraagt, of de heer Manders er genoegen mede neemt, dat zijn voorstel aldus zal luiden: nOndergeteekende stelt voor te zijner tijd tegelijk met de uit voering der werken tot verbetering van den toestand nabij den ingang van de Stadshulpwerf aan de Oude Heerengracht te doen uitvoeren de werken tot verbetering van het terrein van de Stadshulpwerf, bestaande in het maken van 80 M. betonnen walmuur langs den Heerensingel met bijkomende werken en daarvoor de benoodigde gelden ter beschikking van Burge meester en Wethouders te stellen." De heer Manders antwoordt in bevestigenden zin. De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders dan tegen het voorstel geen bezwaar hebben. De heer Huurman geeft Burgemeester en Wethouders in overweging dit punt der agenda aan te houden, en omtrent het voorstel van den heer Manders praeadvies uit te brengen. Spreker kan uit de verwarde discussie niet wijs worden en moeilijk zijn stem bepalen. Het verdient misschien aanbeveling de zaak nog eens a tête reposée te bezien. De Voorzitter stelt namens Burgemeester en Wethouders voor de verdere behandeling van punt. 9 der agenda aan te houden en het gewijzigd voorstel van den heer Manders in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies te stellen. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. :xi,!?;in To :i>t Itó

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1928 | | pagina 4