MAANDAG 30 APRIL 1928.
61
De heer Bosman wil die woorden ook niet weglaten, maar
zegt alleen: zooals het nu geredigeerd is kunnen zij weg
blijven en bestaat er een algemeen verbod. Spreker wil er
een woord tusschen plaatsen, b.v. ernstige. Zooals het nu is,
is het in strijd met de toelichting, die spreekt over een
«ernstige" belemmering.
De Voorzitter zegt, dat dit het bijzonder moeilijk zou
maken een dergelijke bepaling te handhaven, daar men dan
de hinderlijkheid van het belemmeren zou moeten gaan
bewijzen.
De heer Bosman zegt, dat het dan een groote willekeur
wordt; overal kan de politie zeggen, dat het hinderlijk is.
De Voorzitter zegt, dat zij dat niet zal doen.
De heer Kooistra zegt, dat het volgens den Voorzitter aan
de prudentie van de politie moet worden overgelaten en dat
geen proces-verbaal zal worden opgemaakt, maar als spreker
bijna de overtuiging heeft, dat het wel het geval is, dan
komt hij tot een geheel andere conclusie. Het is hem bekend,
dat jongen agenten van politie door een inspecteur van
politie wordt aanbevolen om zeer veel processen-verbaal te
maken. Spreker heeft zelfs vernomen, dat agenten van politie,
die nog niet vast zijn aangesteld, in hun vrijen tijd met hun
eigen fiets er op uitgaan om te trachten processen-verbaal te
maken, teneinde daardoor de kans op het krijgen van een
vaste aanstelling te vergrooten. Waar op die wijze de jonge
agenten door de politie-autoriteiten worden gedreven om per
dag 10 processen-verbaal te maken en dat getal zelfs tot 15
per dag wordt opgedreven, moet door hen wel elke gelegen
heid worden gezocht om een proces-verbaal te maken en
daarom is het zeer gevaarlijk een verordening in het leven te
roepen, volgens welke de Leidsche ingezetenen aan de wille
keur van zulke jonge agenten van politie zijn overgeleverd.
Spreker is er daarom voor, de bepalingen in de verordening
precies te stellen zooals de Raad zulks wenscht en niet de
geheele toepassing aan de prudentie van de politie over te
laten.
De Voorzitter geeft in overweging deze bepaling ongewijzigd
aan te nemen. Naar het oordeel van de Commissie voor de
Strafverordeningen, die de zaak van alle kanten heeft bekeken,
is de tegenwoordige redactie duidelijk genoeg, terwijl zij de
beste waarborgen biedt, dat de politie in staat zal zijn, te
zorgen, dat het verkeer niet wordt belemmerd. Wenscht de
heer Bosman de redactie gewijzigd te zien, dan zal hij daartoe
een voorstel moeten doen.
De heer Bosman stelt voor om in het nieuwe artikel 20bis
tusschen de woorden «passage" eri «belemmerd" in te lasschen
het woord «opvallend".
De heer van Ecic kan zich met de wijziging, door den heer
Bosman voorgesteld, niet vereenigen. Het komt aan op de
beteekenis van het woord «belemmeren". De passage belem
meren beteekent de passage lastig maken en daarvan is geen
sprake, als op een ruimen weg aan den kant een auto staat.
Men kan niet eischen, dat men op dezelfde plaats, waar een
auto staat, zal kunnen passeerenmen kan om de auto heen-
loopen. Spreekt men van «ernstig" of «opvallend" belemmeren,
dan wordt daardoor de bepaling illusoir gemaakt, omdat zeer
moeilijk valt uit te maken, wanneer van een ernstige lastig-
making van de passage kan worden gesproken. Spreker is
het met den heer Kooistra eens, dat het gevaarlijk kan zijn,
als de politie moet uitzoeken, of de passage belemmerd wordt,
maar dat is bij «ernstige belemmering" even goed zoo. Spreker
is dus geen voorstander van die wijziging.
De Voorzitter zegt, dat is ingekomen een amendement
van den heer Bosman, luidende:
Ondergeteekende stelt voor om artikel 20bis te lezen
«Het is den bestuurders van voertuigen verboden, deze op
den openbaren weg te plaatsen of te laten staan, zoodanig dat
daardoor de passage opvallend wordt belemmerd."
en om artikel 32 te lezen
«Het is den bestuurders van motorrijtuigen en rijwielen
verboden, deze op den openbaren weg te plaatsen of te laten
staan, zoodanig dat daardoor de passage opvallend wordt
belemmerd."
Het amendement van. den heer Bosman wordt voldoende
ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraad
slaging uit.
De heer Wilbrink deelt het bezwaar van den heer van
Eek niet. Spreker steunt het amendement van den heer
Bosman. Het is wel heel gemakkelijk het aan de interpretatie
van de politie over te laten; die moet een verordening met
wijsheid en beleid toepassen, maar de een heeft nu eenmaal
meer vertrouwen in het beleid der politie dan de ander en
de ingezetenen hebben ook wel eens de minder aangename
ervaring opgedaan, dat er ook politie-agenten zijn met minder
beleid of met een tekort aan beleid. Dan wordt men daarvan
de dupe en om de burgerij voor dat tekort aan beleid te
bewaren zal spreker voor dit amendement stemmen.
De Voorzitter zou de heeren Wilbrink en Bosman willen
vragen, wat door de invoeging van het woord «opvallend" ver
beterd wordt. Een auto valt altijd zeer op, wanneer men haar
ziet. Hoe moet de rechter uitmaken, dat de passage de eene
keer opvallend belemmerd wordt en de andere keer niet? Die
toevoeging is geen verbetering. Als men wenscht, dat er voor
gezorgd wordt, dat het verkeer niet belemmerd wordt, moet
men de noodige maatregelen kunnen nemen; toevoeging van
het woord «opvallend" kan hoogstens evenwel de zaak moei
lijker maken.
De heer Bosman zegt, dat, als men dat woord weglaat,
men overgeleverd is aan de grootste willekeur. Indien een
auto ergens neergezet wordt, is dat een belemmering; alles
wat men op den publieken weg neerzet is een belemmering
en wanneer men er nu aan toevoegt een versterkend woord,
hinderlijk of opvallend, dan beteekent dat, dat het van dien
aard moet zijn, dat het in verband met de ruimte op den
weg een hinderpaal is. In een nauwe straat is een wagen een
opvallende belemmering, in een breede straat niet.
De heer Parmentier zegt, dat de heer Bosman de zaak
buitengewoon moeilijk maakt door te zeggen, dat een auto
altijd het verkeer belemmert. Het gaat over de belemmering
van het verkeer; als in een straat van 12 Meter breedte een
auto van 2 Meter breedte staat, kan nooit gezegd, dat daar
door de passage belemmerd wordt.
Als een auto ergens wordt neergezet, is dat altijd een op
vallende belemmering voor de passage, maar voegen wij het
woord «ernstig" er aan toe, dan is het de vraag wat een
bepaalde politie-agent onder een ernstige belemmering ver
staat, want de een zal iets als zoodanig kwalificeeren, terwijl
de ander van tegenovergestelde meening is, als men erlangs
kan loopen.
De Voorzitter meent, dat de beteekenis van het woord
«belemmeren" is, dat iemand, die op een gegeven oogenblik
moet voorbijgaan, dat niet kan doen. Tenslotte zou men bij
het woordenboek moeten terechtkomen om een nauwkeurige
omschrijving van het begrip «belemmeren" te zoeken, want
alleen daarin zou het zitten.
Het amendement van den heer Bosman wordt in stemming
gebracht en met 23 tegen 6 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Sijtsma, van der Reijden, Val-
lentgoed, Mevr. Braggaar—de Does, de heeren Parmentier,
van Es, Tepe, Splinter, Goslinga, Bergers, Kuivenhoveri, van
Rosmalen, Verweij, Wilmer, Groeneveld, Burgerjon, Huurman,
van Eek, Schüller, Meijnen, Spendel, van Tol en Heemskerk.
Vóór stemmen: de heeren de Reede, Reimeringer, Wilbrink,
Manders, Bosman en Kooistra.
(De heer Huurman was inmiddels ter vergadering gekomen.)
De heer Goslinga stelt vervolgens voor in artikel 20bis te
lezen «het verkeer" in plaats van «de passage".
Het amendement van den heer Goslinga wordt voldoende
ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraad
slaging uit.
De heer Manders gevoelt er iets voor om alle vreemde
uitdrukkingen te vervangen door Nederlandsche, maar hij zou
het jammer vinden, indien alleen in artikel 20bis werd ge
sproken van «het verkeer" en in de overige artikelen de
woorden «de passage" bleven staan.
De Voorzitter kan nu niet beoordeelen, of dat woord
elders in de verordening voorkomthet is daarom verstandiger
hierop nu niet in te gaan. Bij de eerstvolgende wijziging dei-
verordening zal spreker met het voorstel van den heer
Goslinga rekening houden en de noodige veranderingen over
wegen en zien, of de begrippen «passage" en «verkeer"
elkaar dekken.
De heer Goslinga trekt zijn amendement in.
Artikel I wordt ten slotte zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.