68
MAANDAG 30 APRIL 4928.
orde hem geeft, gebruik maken, ten spijt van den heer
Huurman zijn handigheid. Spreker wil eerst uiteenzetten,
waarom z. i. alles, wat op het oogenblik in de Commissie van
Fabricage behandeld wordt, daar ook moet blijven. Indien nu
over de motie gestemd werd, kon spreker met zijn betoog
wel naar huis gaan. Spreker zal dus iets zeggen over de
motie en uitvoerig ingaan op de technische zaken.
De Voorzitter verzoekt den heer Schüller niet de tech
nische zaken er bij te halen, maar om de argumenten aan
te voeren, die het eventueel noodig maken deze zaak naar
het College terug te zenden.
De heer Schüller zegt, dat in het praeadvies wordt ge
sproken van onbelangrijke stukken. Wanneer men commissie
leden heeft, die niets anders doen dan op de vergaderingen,
waartoe zij worden opgeroepen, verschijnen en als het afge-
loopen is, weer naar huis gaan en zich verder met de zaken
niet bemoeien, dan kan spreker zich indenken, dat men spreekt
van onbelangrijke stukken. In deze verordening staat evenwel
ook, dat de commissie het beheer heeft, o.a. van de Gemeente
reiniging; dit staat in artikel 1 en dat kan men niet doen
van achter de groene tafel op het Stadhuis alleenmen dient
er zich van te vergewissen van wat zich op de inrichting voordoet
en of de gang van zaken goed is. Daarbij komen nog de
nuttelooze dingen, zooals de heer Wilmer zegt, en de onbe
langrijke dingen, zooals de Commissie van Fabricage zegt, het
maken van plannen voor Gemeentewerken, het ontwerpen
van voorwaarden voor aanbestedingen en de daarvoor benoodigde
leveranties.
Spreker ontkent, dat dit nuttelooze en onbelangrijke dingen
zijn; als een werk is aanbesteed en men heeft een ambtenaar
daarvoor aangewezen, kan men het niet aan het College over
laten om daarop toezicht te houdendat heeft daarvoor de
Directeuren enz.; kort geleden heeft men daar nog een knap
staaltje van gehad. Men gaat dikwijls belangrijk over de be
grooting heen ondanks dat z.g. toezicht van de Commissie van
Fabricage op zeer belangrijke werken. Wanneer die commissie
op dergelijke belangrijke werken geen toezicht meer kan uit
oefenen, en wanneer dat overgelaten wordt aan Burgemeester
en Wethouders, die het dan op hun beurt weer overlaten aan
de ambtenaien, dan komt daarvan niets terecht. Ook staat
in artikel 7
»Zij stelt telken jare op ongezette tijden een onderzoek in
naar de aanwezigheid en den toestand van de aan de gemeente
behoorende gereedschappen, materialen en bouwstoffen en
vergelijkt die desgewenscht met den door den betrokken
directeur overgelegden staat."
Spreker gelooft niet, dat het College op stap zal gaan om
dergelijke controle uit te oefenen. Men heeft ook nog het
onderzoek van de rekeningen der aannemers en de leveranties
aan Gemeentewerken en de vergelijking met hetgeen door
hen is verwerkt. Men behoeft de ambtenaren en de aan
nemers nog niet te wantrouwen, maar de gemeente moet een
behoorlijke controle uitoefenen, mede door de Rekenkamer,
maar ook door de Commissie van Fabricage. Als het allemaal
hetzelfde blijft, zooals de Wethouder zegt, waarom moet het
dan veranderd worden? Er is hier een scherp conflict geweest,
al zegt men nu, dat het zoo erg niet was en dat bestaat op
het oogenblik nogdat is nog niet opgelost en zeker niet door
dit voorstel van Burgemeester en Wethouders. Dat conflict
wil spreker oplossenhet College heeft het verscherpt. Eerst
heeft het zich er buiten gehouden, maar door dit voorstel in
te dienen heeft het zich partij gesteld tegenover de S.D.A.P.
Waarom moeten, als alles hetzelfde blijft, al deze dingen uit
de verordening gehaald worden? In artikel 4 staat zeer
duidelijk
Burgemeester en Wethouders worden in het beheer der
zaken van Fabricage, van den gemeentelijken Reinigings- en
Ontsmettingsdienst en van het Grondbedrijf, op de wijze
als in artikel 2 is omschreven, bijgestaan door een Commissie."
In artikel 7 staat, dat de commissie van advies dient voor-
zoover dat van haar wordt gevraagd of door haar wenschelijk
of noodig wordt geacht. Ondanks de ontkenning van den
Wethouder en van andere leden staat hierin duidelijk, dat
zij niets anders heeft uit te voeren dan Burgemeester en
Wethouders goed oordeelen. Het College beoordeelt dus, welke
voorstellen belangrijk zijn en welke niet. Wanneer een belang
rijk voorstel dus niet aan de commissie ter advies is gegeven,
kan zij daarover in den Raad een opmerking maken, maar
een recht heeft zij niet, omdat de beoordeeling aan Burge
meester en Wethouders is.
Spreker hoopt, dat de Wethouder zal inzien, dat het conflict
nog altijd bestaat en dat hij in zijn antwoord daarmede
rekening zal houden.
De heer Wilbrink wil in verband met deze discussie even
op de geschiedenis teruggrijpen en in de herinnering terug
roepen, dat spreker mede wenschte te werken tot een oplos
sing van het z.g. conflict, altijd als dat niet ging ten schade van
de gemeente en van den goeden gang van zaken. Er zou een
weg gevonden moeten worden, waardoor het mogelijk was,
dat de Commissie van Fabricage haar taak naar behooren
zou blijven vervullen. Het scheen den heer van Eek onbekend
te zijn, hoewel hij wel van haar groot gewicht overtuigd
scheen, dat die commissie buitengewoon veel werk had te
doen. Nu had de heer van Eek nooit vernomen, dat wijziging
noodzakelijk was, maar de heer van Eek kon weten, dat zij
topzwaar belast was en dat zij iederen Woensdagmiddag
moest vergaderen. Dit zou onmogelijk zijn, als de commissie
uitgebreid werddan zou zij haar taak niet meer kunnen
vervullen, doordat meerdere personen dezelfde stukken zouden
moeten behandelen. Bovendien worden de zaken aan Gemeen
tewerken toch door allerlei omstandigheden niet te vlug
behandeld; meermalen is daarover in den Raad geklaagd;
het was wachten en nog eens wachten op zaken, die soms
tweemaal moesten komen over de Commissie van Fabricage.
De heer Groeneveld zegt, dat het daarin nooit zit.
De heer Wilbrink zegt, dat het circuleeren van uitgebreide
dossiers de zaak ophoudt. Burgemeester en Wethouders heb
ben een weg gezocht en gevonden om die commissie met 2
leden uit te breiden, terwijl zij toch haar taak naar behooren
kan blijven vervullen. Toen van een oplossing van het conflict
sprake was, heeft het College reeds gezegd, dat het, bij uit
breiding van de commissie, zoo niet verder zou gaan en nu
het College met zulke voorstellen komt, zeggen de sociaal
democraten: het is wantrouwen in onze personen. Spreker
wenscht eerst stemming over de motie van orde van den
heer van Eek en zal dan nog iets zeggen over de vergelijking
van den heer van Eek tusschen de Commissie van Fabricage
en de Commissie van Beheer voor de Lichtfabrieken, welke
vergelijking niet opgaat.
De Commissie van Fabricage heeft meer stukken te behan
delen in één week dan die voor de Lichtfabrieken per maar.d.
Straks zal spreker hierop nog terugkomen.
De heer Kooistra zegt, dat indertijd, toen over deze quaestie
gesproken is, de heer Wilmer zeide, dat het er zoo huishou
delijk mogelijk moet toegaan en niettegenstaande die intimi
teit zal toch de commissie worden uitgebreid. Nu wil men
deze commissie wel uitbreiden, maar gezien de voorgestelde
wijziging wordt dat aan den anderen kant weer teruggenomen.
Het ligt er volgens spreker zeer dik op.
Deze verordening is gewijzigd op 46 Februari 4925; het
eigenaardige daarbij is, dat de tegenwoordige Wethouder toen
lid van de Commissie van Fabricage was. De artikelen zijn
in 4925 geboren uit de practijk van de laatste 20 jaren en
3 jaren later, zoo zegt het praeadvies, moeten die artikelen
volgens de practijk weer gewijzigd worden! Waarom moet
dat nu gewijzigd worden Omdat men meent, dat er iemand
in zit, die ook eens wat wil zien? Waarom niet gewacht tot
die nieuwe leden zitting hadden genomen en ook de nood
zakelijkheid van die wijziging hadden ingezien? Dat zou veel
practischer en beter geweest zijn en dan zou het veel beter
tot zijn recht gekomen zijn. Het gemeentebelang wordt door
den tegenvvoordigen toestand niet geschaad. Er is geen enkele
reden tot wijzigen. Het ligt er zeer dik op, dat deze wijziging
nu wordt voorgesteld, omdat de sociaal-democraten in die
commissie zitting zullen krijgen.
De heer Bosman is het met den heer Kooistra eens. Spreker
acht het tijdstip, om in deze verordening verandering te
brengen, heel ongelukkig gekozen; spreker neemt op de ver
zekering van de heeren aan, dat veel werk gemist kan wor
den en dat vereenvoudigingen aan te brengen zijn, maar
waar de linkerzijde nu de gelegenheid krijgt om zitting te
nemen in die commissie, is het ontactisch om deze wijziging
reeds nu voor te stellen. Indien men gewacht had, tot de
nieuwe leden ook ervaring op konden doen, zouden deze
misschien ook medegewerkt hebben om de taak van de
commissie te verlichten.
De heer Heemskerk acht het tijdstip, om tot deze wijziging
over te gaan, niet gelukkig. Eerst had de commissie aange
vuld moeten worden en dan had over eventueele noodzake
lijke wijzigingen gesproken moeten worden en over hetgeen
wel en hetgeen niet belangrijk is. Bij elk bestuurscollege is
het ongewenscht, dat bij uitbreiding tevens tot wijziging van
zijn taak wordt overgegaan; de nieuwe leden moeten daar
over ook kunnen oordeelen. Spreker zal vóór de motie van den
heer van Eek stemmen.
De heer Manders sluit zich geheel bij de laatste twee
sprekers aan.
De heer Splinter zegt, dat juist de motie van den heer