66 MAANDAG 30 APRIL 1928. De heer Verweij. Allerminst De heer Sijtsma zal over de zaak zelf verder niet meer spreken. Spreker heeft zijn wenschen dienaangaande uitge sproken en hij vertrouwt, dat deze over eenigen tijd wel bevredigd zullen moeten worden en dat Burgemeester en Wethouders met de Commissie dat zullen inzien. Spreker voelde dadelijk waar de heer Verweij heen wilde, toen hij hem minder vriendelijk den loopjongen van de ambtenaren noemde; de menschen moeten zich aansluiten bij een vakvereeniging en die komt dan met een verzoek en dan is het in orde bij den Raad. In dat geval zijn de sociaal-democraten er wel voor. De heer Vekweij zegt, dat zijn fractie nog nooit adressen in den Raad heeft behandeld van vakvereenigingen over salarissen van ambtenaren, zonder dat het georganiseerd overleg zich heeft uitgesproken. De heer Sijtsma. Hier komt weer de politiek om den hoek als straks de verkiezingen komen, zijn de heeren er weer bij. Wanneer spreker voor één persoon opkomt, die naar zijn overtuiging niet voldoende gewaardeerd wordt, dan is hij daar niet de loopjongen van; veeleer zijn de heer Verweij en de zijnen de loopjongens van de vakorganisaties. Die kunnen allerminst oordeelen over den arbeid van een ambtenaar als den heer Verburgt, veel minder dan spreker, die uit hoofde van zijn werkkring herhaaldelijk aan het archief moet zijn. Spreker heeft volkomen het recht, vooral bij de behandeling der begrooting, om, wanneer hij van meening is, dat een ambtenaar een hooger salaris moet hebben, daartoe voorstel len in te dienen en dan behoeft men dat niet te doen als loopjongen van een zoodanig persoon. Uit politiek voordeel voor zich of zijn partij behoeft spreker om ééne stem dat niet te doen. Als men het doet voor een organisatie, wint men er misschien een duizend stemmen mee. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. XVIII. Verordening, regelende de samenstelling en den werkkring van de Commissie van Fabricage. (Zie Ing. St. No. 73.) De algemeene beschouwingen worden geopend. De heer Sijtsma deelt als Voorzitter van de Commissie vcor de Huishoudelijke Verordeningen mede, dat deze commis sie het wenschelijk achtte, het recht van benoeming niet Ie geven aan de bedrijfsdirecties, maar dit recht wenschte te behouden voor de commissie. Nu echter Burgemeester en Wethouders wenschen te benoemen, kan spreker namens de commissie mededeelen, dat zij zich daarmede tenslotte ook kon vereenigen, indien althans de Commissie van Fabricage in zulke benoemingen wordt gehoord. De meerderheid der commissie kon zich echter niet vereenigen met het schrappen van de artikelen 6 en 7, waarin de taak van de Commissie van Fabricage wordt omschreven. Zij gelooft niet, dat het een zoo groote vertraging zou geven en zooveel meer werk zou kosten, als die artikelen er in bleven. De Commissie heeft eenige verordeningen van dien aard uit andere gemeenten laten komen en daaruit gezien, dat er Commissiën van Fabricage zijn, die wel degelijk werken volgens een verorde ning, zooals de oude verordening van Leiden luidt. Spreker zou gaarne zien, dat een middel werd gevonden, waardoor de verordening als zoodanig intact bleef en de taak van de commissie er nader in werd omschreven. De heer van Eck heeft met instemming kennis genomen van het voorstel van Burgemeester en Wethouders om het aantal leden van de Commissie van Fabricage met 2 uit te breiden, omdat bij aanneming daarvan een eind zal worden gemaakt aan een feit, dat spreker's fractie altijd heeft gegriefd, n.l. dat zij als grootste fractie uit die belangrijke commissie werd geweerd, des te meer gegriefd om de reden, waarom het gebeurde, namelijk omdat men haar niet het recht toe vertrouwde om in die commissie zitting te nemen. Eveneens heeft spreker met instemming begroet het voor stel om de Commissie van Fabricage en die voor het Grond bedrijf te vereenigen. Tot dusverre bestonden die commissies uit dezelfde personen en waar het in het algemeen gewenscht is, dat dezelfde personen die zaken beoordeelen, is het beter die commissies te vereenigen. Ook kan spreker zich er mede vereenigen, dat het benoemings recht van de werklieden wordt overgedragen aan Burgemeester en Wethouders, mits dezen omtrent de benoemingen advies inwinnen van de Commissie van Fabricage. Van het overige gedeelte van het voorstel van Burgemeester en Wethouders heeft spreker met groote ontstemming kennis genomen. Zijn motie, welke door den Raad is aangenomen, droeg aan Burgemeester en Wethouders alleen op om de verordening op de Commissie van Fabricage zoodanig te wijzigen, dat. de mogelijkheid ontstond, dat belangrijke fracties in die commissie werden vertegenwoordigd, maar de bedoeling was niet tegelijkertijd het karakter van de commissie te ver anderen. Dit laatste is nu wel gebeurd. Volgens het voorstel van Burgemeester en Wethouders is de Commissie van Fabricage niet meer dezelfde als die, welke vroeger bestond zij is feitelijk onthoofd en een geheel andere commissie ge worden. Men heeft sprekers fractie haar zin gegeven, maar op een zoodanige wijze, dat zij er niets aan heeft. Het doet spreker genoegen, dat het College zich heeft ge houden buiten het conflict tusschen de rechterzijde en de sociaal-democratische fractie, maar het is te betreuren, dat het de groote tactische fout heeft begaan om de commissie zoodanig van aard en karakter te doen veranderen, dat zij niet meer belangrijk is. Spreker erkent: de strijd loopt er niet meer over, of zijn partij recht zal worden gedaan, maar of de Raad goed zal keuren.dat een belangrijk deel van de rechten, die tot nu toe aan een van zijn commissies waren toegekend, op het College zal overgaan. Dit gaat in tegen den democratischen geest des tijds, dien men allemaal in theorie schijnt aan te hangen en waarvan het voordeel is, dat zooveel mogelijk de burgerij betrokken wordt bij de behartiging van het gemeentebelang. Het is merkwaardig, dat het College thans met dit voorstel komt, terwijl juist in dezen tijd door den Minister van Binnen- landsche Zaken ingediend is een voorontwerp tot herziening der Gemeentewet, waarbij de positie der Commissies van bijstand volgens artikel 54 der Gemeentewet wordt gewijzigd, zoodanig dat zij worden Commissies van beheer, die, evenals het geval is met de Commissie voor de Strafverordeningen, zelfstandig voorstellen aan den Raad kunnen doen. Zoo zal de Commissie van Financiën als beheerscommissie voorstellen aan den Raad kunnen doen betreffende den vermenigvuldigings factor, zoo staat in het «Handelsblad" te lezen. Daarbij komt, dat een voorstel van spreker om van de financiëele commissie een commissie van bijstand te maken, onlangs verworpen is. Door de Commissie van Fabricage voor een belangrijk deel van haar rechten te berooven gaat men in tegen den wensch der Regeering. Spreker heeft zijn houding ten aanzien van het Regeeringsvoorstel nog niet bepaald; het gevolg daarvan zal zijn een ontzaglijke decentralisatie en de bevoegdheden van het College van Burgemeester en Wet houders worden zeer besnoeid; men zal voorstellen van allerlei commissies krijgen en er is dus ook veel tegen te zeggen. Nu zegt de heer Splinter, dat het niet juist is, dat deze belangrijke commissie van het belangrijkste deel van haar werkzaamheden beroofd wordl. In de bestaande verordening wordt een elltal zeer belangrijke bevoegdheden aan de Com missie van Fabricage toegekend. Nu wordt in artikel 1 gezegd, dat het is een commissie van hijstand en in artikel 7 wordt bepaald «De Commissie dient van advies omtrent de in artikel I genoemde zaken, voor zoover dat van haar wordt gevraagd of door haar wenschelijk of noodig wordt geacht en doet aan Burgemeester en Wethouders al die voorstellen omtrent onder werpen tot haren werkkring behoorende, welke haar noodig of nuttig voorkomen." Hierdoor wordt alles op losse schroeven gezet. Burge meester en Wethouders moeten niet omtrent bepaalde zaken advies vragen; zij kunnen het doen, als zij het noodig achten. Verder heeft de commissie de bevoegdheid om voorstellen aan het College te doen, indien zij dit nuttig of noodig acht. Men zal zeggen, dat dit een uitgebreide bevoegdheid is, maar de commissie is niet op de hoogte van de zaken; zij weet net zooveel als de Raadsleden, die dikwijls onvoorbereid voor stellen moeten doen, omdat de kennis aanwezig is bij Burge meester en Wethouders. Spreker erkent, dat het in vele andere plaatsen ook zoo geregeld is, maar in andere plaatsen is de toestand zoo, als de oude verordening luidt. Het hangt dus geheel en al af van de houding van Burgemeester en Wet houders. Geven zij de commissie vele bevoegdheden, dan beteekent zij wat, doen zij het niet, dan heeft de commissie geen beteekenis en de Raad kan daaraan betrekkelijk weinig doen. In verschillende andere plaatsen heeft de commissie b.v. de bevoegdheid om ambtenaren te hooren en kennis te nemen van de stukken; daarvan staat hierin niets. Zij kan het vragen en het College kar. het goedkeuren, maar als Burgemeester en Wethouders bezwaren hebben, gebeurt het niet en heeft men geen enkel recht. Het heet een beheers commissie, die het College bijstaat in het beheer, maar het is niets anders dan een adviescommissie; zij beheert niets; het beheer is bij Burgemeester en Wethouders. Bij de Com missie voor de Lichtfabrieken gebeurt het wel eens, dat Burgemeester en Wethouders zeggen: dat besluit wordt niet uitgevoerd, maar dat is uitzondering en aan den anderen kant heeft zij groote bevoegdheden en een groote vrijheid. Volgens

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1928 | | pagina 10