GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. OGEKOMEX ITIKKEM. N°. 92. Leiden, 23 April 1928. Aan den Eaad der Gemeente Leiden. Het Bestuur der Vereeniging „de Ambachtsschool" te Leiden heeft de eer U mede te deelen, dat in de 1.1. ge houden algemeene ledenvergadering, ter voorziening in de vacature van het Bestuur door het periodiek aftreden van den heer W. A. J. Monhemius, die niet herkiesbaar was, de volgende voordracht is opgemaakt: N°. 1. H. KOE,SWAGE N, Oude Singel 208. N°. 2. W. Th. BEEEDEVELD, 238. Volgens Art. 5 der Statuten geschiedt de benoeming door den Gemeenteraad. Het Bestuur verzoekt U daarom beleefd uit bovenstaande voordracht een keuze te willen doen. Namens het Bestuur voornoemd A. M. Touw, Voorzitter. W. de Clercq, Secretaris. N°. 93. Leiden, 30 April 1928. De verordening op de heffing van schoolgeld voor het lager onderwijs (Gemeenteblad No. 2 van 1927) werd door de Kroon goedgekeurd tot 1 September a.s., zoodat het noodig is een nieuwe verordening vast te stellen of de thans geldende te handhaven, door haar opnieuw vast te stellen. Aangezien het te verwachten i-, dat bij de aanstaande wijziging van het Lager Onderwijswet 1920 ook de daarin voorkomende bepalingen betreffende het heffen van school geld verandering zullen ondergaan, komt het ons voor, dat de bestaande verordening, in afwachting van bedoelde wetswijziging, ongewijzigd moet worden gehandhaafd. In verband daarmede geven wij U dan ook in overweging de verordening tot heffing van schoolgeld voor het lager onderwijs in de gemeente Leiden, vastgesteld in IJwe Ver gadering van 11 April 1927 onveranderd opnieuw vast te stellen, met dien verstande, dat artikel 14 dier verordening wordt gelezen als volgt: „Deze verordening treedt in werking „op 1 September 1928, op welken datum de verordening „van 11 April 1927 (Gem.blad No. 2) tot heffing van school geld voor het lager onderwijs in de gemeente Leiden, vervalt." Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 94. Leiden, 12 Mei 1928. Uwe Vergadering besloot op 5 Maart j.l. (Ingek. Stukken no. 44) om de bovenverdieping van het perceel Nieuwe Mare no. 15 tegen een huurprijs van 500.voor den tijd van 10 jaren te verhuren aan den Armenraad te dezer stede. Tevens werd voor het aanbrengen van de daartoe noodige voorzieningen in dit gedeelte van het pand een bedrag van 2.400.te onzer beschikking gesteld. Inmiddels heeft echter het bestuur van den Armenraad zich alsnog tot ons College gewend, met het verzoek den verhuringstermijn korter te stellen, daar een termijn van tien jaren aan het bestuur wel wat lang voorkomt. Bij het naar aanleiding daarvan nader met het bestuur van den Armenraad gepleegde overleg werd overeengekomen, dat de huurtermijn tot 3 jaren zou worden ingekort, waartegenover een minder ingrijpende verbouwing van het perceel zou plaats hebben dan aanvankelijk in het voornemen lag. Zouden de veranderingen volgens het oorspronkelijk plan een uitgaaf vereischt hebben van 2.400.nu zal slechts een bedrag van rond 1.600.— noodig zijn. De thans aan te brengen voorzieningen blijven beperkt tot zoodanige, als toch moes ten plaats hebben om de verdieping voor de verhuring geschikt te maken; bovendien zijn zij van dien aard, dat bij eventueele beëindiging van de huur met den Armenraad dit gedeelte van het perceel met weinig kosten weder in orde kan worden gemaakt voor verhuring als bovenwoning. Onder deze omstandigheden had ons College geen bezwaar aan den wensch van het bestuur van den Armenraad tege moet te komen, zoodat wij Uwe Vergadering, in overeen stemming met het advies van de Commissie van Fabricage, in overweging geven: a. Uw besluit van 5 Maart 1928 inzake de verhuring van de bovenverdieping van het perceel Nieuwe Mare No. 15 aan den Armenraad alhier, in dien zin te wijzigen, dat de huurtermijn, in plaats van op 10 jaren, wordt gesteld op 3 jaren; b. door vaststelling van den hierbij overgelegden begroo- tingsstaat model E., dienst 1928, de te onzer beschikking gestelde som ten behoeve van de inrichting van genoemde bovenverdieping tot kantoorlokalen voor den Armenraad, nader te bepalen op 1600. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 95. Leiden, 12 Mei 1928. De heer J. W. Eeyneveld, architect alhier, heeft tot ons College het verzoek gericht, om voor zich of zijn nader te noemen lastgever te mogen koopen een perceel bouw grond op het Eaamland gelegen aan de Kernstraat op de overgelegde situatieteekening in roode kleur aangegeven, groot 535 M2, teneinde op dit perceel een enkel land huis te bouwen. Adressant gaat accoord met den voor het terrein ge- vraagden prijs van 9.per M2 en kan zich eveneens ver eenigen met de aan den verkoop te verbinden voorwaarden. In overeenstemming met het advies van de Commissie van Beheer over het Grondbedrijf geven wij Uwe Verga dering derhalve in overweging te besluiten aan den heer J. W. Eeyneveld q. q., architect, wonende te Leiden tegen den prijs van 9.per M2 te verkoopen het perceel bouw grond op het Eaamland, gelegen aan de Kernstraat, op de overgelegde situatieteekening in roode kleur aangegeven, groot i 535 M2 en deel uitmakende van het perceel kad. bekend gemeente Leiden, Sectie M No. 4207, zulks onder de gebruikelijke in de Leeskamer ter visie liggende voor waarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 96. Leiden, 14 Mei 1928. Bij besluit van 5 Maart 1928 (Ingek. Stukken No. 46) heeft Uwe Vergadering goedgekeurd, dat de Leidsche Duin water Maatschappij haren watervang onder de gemeenten Katwijk en Wassenaar vergroot door uitbreiding van het kanaal met een lengte van 1210 Meter, het plaatsen van 12 mammouthpompen en verlenging van de luchtpersleiding met bijkomende werken. Thans richt de Maatschappij in haar hierachter afgedrukt adres tot het verzoek goed te keuren, dat zij tot ver breeding van den weg langs het bestaande duinkanaal onder de gemeenten Katwijk en Wassenaar overgaat, gelijk op de overgelegde teekening nader is aangeduid. Tegen deze verbreeding, die niet alleen den afvoer van het uit het te graven nieuwe kanaal komende zand zal ver gemakkelijken, doch die tevens eene verbetering van het werkterrein van de Maatschappij beteekent, bestaat noch bij den Commissaris der gemeente bij de Leidsche Duinwater Maatschappij, noch bij de Commissie van Fabricage bezwaar, en wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging, goed te keuren, dat de Leidsche Duinwater Maatschappij den weg langs het bestaande duinkanaal onder de gemeenten Katwijk en Wassenaar verbreedt, gelijk op de overgelegde teekening is aangegeven, zulks onder de gebruikelijke voor waarde, dat de Commissaris der gemeente bij de Leidsche Duinwater Maatschappij bevoegd zij, zich in de uitoefening van zijn toezicht op de uitvoering der werken te doen ver tegenwoordigen door den Directeur der Gemeentewerken, met dien verstande, dat op- of aanmerkingen slechts door tusschenkomst van den Commissaris bij de Directie der Maatschappij zullen worden aangebracht. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Eaad der gemeente Leiden. Bij besluit van Uwen Eaad van 5 Maart j.l. mochten wij de goedkeuring ontvangen op de door ons ontworpen uit breiding van onzen watervang in Groot-Berkheide onder Wassenaar. Aangezien het wenschelijk is gebleken het daaruit komende zand af te voeren, zal het noodig zijn een verbreeding te geven aan den weg langs het bestaande duinkanaal. Eeden waarom wij Uwen Eaad alsnog verzoeken zijn

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1928 | | pagina 1