MAANDAG 2 APRIL 1928. 49 die huizen te verhuren hebben, ook de huurprijzen moeten opgeven van die woningen. Spreker hoopt, dat een dergelijke beurs spoedig zal komen. Hij begrijpt niet wat ertegen kan zijn, dat de gemeente statistisch materiaal zou hebben omtrent den loop der huurprijzen in de gemeente. De heer van Es vreesde, dat er tal van klachten bij het Gemeentebestuur zouden inkomen, en daardoor is hij bekeerd en van voorstander tegenstander van het voorstel van Burge meester en Wethouders geworden. Spreker meent, dat er heel weinig tijd en heel weinig argumenten voor noodig zijn om een bekeerling van den heer van Es te maken. Spreker heeft den indruk, dat de heer van Es niet zoo'n warm voor stander geweest is van dit voorstel, ook voor hij deze zitting bijwoonde. De heer Spendel vraagt het woord voor een persoon lijk feit. De Voorzitter vraagt hem mede te deelen, waarin dat bestaat. De heer Spendei, zegt den aanval van den heer van Stralen te willen rectificeeren. De Voorzitter vraagt niet wat de heer Spendel wil doen, maar alleen waarin dat persoonlijk feit bestaat. De heer Spendel zegt, dat het een persoonlijke aanval van den heer van Stralen op hem was. De Voorzitter verzoekt den heer Spendel te specificeeren waardoor hij beleedigd is. De heer Spendel antwoordt, dat de heer van Stralen hem heeft omlaag getrokken. De Voorzitter zegt, dat de heer Spendel straks het woord kan voeren en daarop dan kan antwoorden. De heer Elkerbout zal den heer van Stralen niet volgen bij de verschillende gegevens, die hij heeft verstrekt, omdat spreker dan te veel tijd noodig zou hebben, daar hij ook nog een aantal andere voorbeelden heeft, die daaraan zouden kunnen worden toegevoegd. Alleen zou spreker daaraan nog willen toevoegen de woningen, die in een poort in den omtrek van de Zijlpoort staan, waar de huren verhoogd zijn van 2.25 op 4.50. Wellicht is dit den Wethouder wel bekend. Spreker zou het van groote beteekenis geacht hebben, wan neer men een opgave zou hebben kunnen krijgen van alle plaats gehad hebbende huurverhoogingen, die sinds de ver nietiging van de gemeentelijke huurverordening tot stand gekomen zijn. Spreker wijst in dit verband op de mededeeling van den Verhuurdersbond, om medewerking te verleenen teneinde huuropdrijving te voorkomen. Van een groot aantal woningen heeft huurverhooging plaats gehad. Was die verhooging redelijk, dan was er alles voor te zeggen geweest, doch was die onredelijk, dan acht spreker het ook niet erg, dat iemand, die daartoe overgaat, aan de kaak wordt gesteld. Spreker zou liever hebben gezien, dat er in plaats van één deskundige, twee of drie waren aangewezen, waardoor misschien niet een verkeerde schijn zou zijn gewekt. Spreker meent, dat men hier ten volle bekend is met de plaats gehad hebbende huurverhoogingen, want als hij goed ingelicht is, is er, nadat de Huurwetten zijn ingetrokken, geregeld op kaart bijgehouden alles wat er met huurver hoogingen te maken had. Wanneer men deze raadpleegt, dan krijgt men wel een totaal overzicht van de plaats gehad hebbende huurverhoo gingen, hetzij redelijke, hetzij onredelijke. Het spijt spreker, dat zulk een overzicht nog niet officieel bestaat, omdat er in dien tijd ongetwijfeld een beduidend aantal verhoogingen hebben plaats gehad. Nu kan de Wethouder wel zeggen, dat spreker er geen kennis van heeft De heer Splinter: Van de gevallen in de Voorstraat. De heer Elkerbout geeft toe, dat die verhoogingen in de Voorstraat wellicht uit zeker oogpunt gerechtvaardigd kunnen zijn, maar men moet ook rekening houden met de draagkracht der bewoners. De heer Splinter: Neen. De Voorzitter geeft in overweging den heer Elkerbout rustig te laten uitspreken. Het is gewenscht de zaken kort en zakelijk te behandelen; het is niet in het belang van de gemeente, dat over dit eenvoudige voorstel uren lang gepraat wordt. De heer Elkerbout meent zulk een bemerking van den Voorzitter niet te hebben verdiend, waar hij over deze zaak slechts een paar minuten spreekt en hij in het algemeen hiervan een bescheiden gebruik maakt. Spreker meent, dat de huurverhoogingen, welke in de Voorstraat hebben plaats gehad, voor de personen, die er door getroffen zijn, ondraaglijk waren. Van de zijde van de huis eigenaren wordt wel gezegd, dat de menschen, als het hun niet aanstaat, maar weg moeten gaan, maar dat is geen juist motief. Indien er op onredelijke wijze wordt gehandeld, is de gemeente verplicht in te grijpen. Spreker verheugt zich er dan ook over, dat Burgemeester en Wethouders een stap, al is het dan ook een bescheiden stap, in de gewenschte richting willen doen. Hij gelooft niet, dat hetgeen het College wil doen, groote kosten met zich zal brengen. Er wordt hier wel met een groot gebaar gezegd, dat verschillende ambtenaren zullen moeten worden aangesteld, maar waar anderzijds ge tracht wordt op het aantal ambtenaren te bezuinigen, moet men met het een en het ander maar rekening houden en komt de zaak wel zonder veel kosten in orde. Maar zelfs indien een ambtenaar meer moest worden aangesteld, dan zou daarop de te nemen maatregel niet mogen struikelen, wanneer deze in het belang van de gemeentenaren noodig is. Het middel der publicatie, dat de heer van Stralen wil toegepast zien, acht spreker niet het aangewezen middel. Geldt het ingrijpende zaken, dan zijn er gelegenheden te over om die aan den paal te timmeren en bekend te maken, hoe sommige personen handelen. Met de toevoeging aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders, welke door den heer van Stralen is voorgesteld, kan spreker zich wel vereenigen. De heer Wilmer merkt op, dat er verschillende veronder stellingen geuit zijn. De een veronderstelt, dat het bureau waarschijnlijk nut zal afwerpen, de ander, dat dit niet het geval zal zijn. De een heeft de veronderstelling gemaakt, dat er geen uitbreiding van het aantal ambtenaren zal noodig zijn, de ander beweert, dat het nieuwe ambtenaren zal kosten. Spreker kan hier tusschen niet kiezen; hij weet niet, hoe het in de practijk zal blijken te zijn, maar hij wil zijn stem aan het voorstel geven bij wijze van proef, omdat hij er ook niet zeker van is, dat het niet goed zal werken. Het amendement van den heer van Stralen wil spreker echter ten sterkste ontraden, ten eerste, omdat het veel werk zal geven en ten tweede, omdat het overbodig is. Men zal niet een willekeurig onderzoek kunnen instellen, maar zal als het ware woning voor woning moeten nagaan. Begrenzen kan men zich niet, want iedere grens is willekeurig. Door het bestaande ambtenaarspersoneel zal dit niet kunnen geschieden. De heer van Stralen heeft aangevoerd, dat de menschen zelf de klachten niet zullen durven komen aangevenhij heeft zich echter zelf tegengesproken door een aantal klachten op te sommenspreker gelooft echter niet, dat de heer van Stralen de belangen van de huurders zal willen schaden. Wanneer de menschen bang zijn om zelf te komen, zullen zij wel iemand weten te vinden, die het voor hen doet. Tenslotte wil spreker nog de verwachting uitspreken, dat de ambtenaren van Bouw- en Woningtoezicht van de gegevens, die hun qualitate qua zullen worden verstrekt, een anderen beter gebruik zullen maken dan de heer van Stralen van de gegevens, die hij gekregen heeft in zijn kwaliteit van lid van de plaatselijke Huurcommissie. De heer Spendel heeft het woord gevraagd om de hoop uit te spreken, dat in de toekomst de debatten op een zoo danig peil zullen worden gevoerd, dat men de privé-aange- legenheden van welk Raadslid dan ook, en spreker spreekt hier namens alle raadsleden behalve den heer van Stralen, niet in het openbaar debat zal betrekken. Waar spreker er nu in betrokken is, kan hij zeggen, dat hij door de Huurcommissie in het gelijk is gesteld, dus dat hij het recht had zich tot de Huurcommissie te wenden. Spreker heeft dit willen zeggen door vast te stellen op welke wijze zekere leden meenen zichzelf door het slijk te moeten trekken. Anderen doen zij daar geen leed mede. Spreker staat boven dien aanval verheven. Spreker stond daar als privé persoon en zit hier als Raadslid. Daar had hij zijn particuliere belangen te behartigen en hier de gemeentelijke belangen. De heer Splinter antwoordt den heer Heemskerk, die hem heeft aangevallen, omdat spreker destijds tegen de huurver ordening was, maar spreker achtte dat een verlenging van de Huurcommissiewet en waar deze dezelfde werking zou hebben kon men wel begrijpen, dat spreker die huurverordening niet wilde, omdat, waar het Rijk de Huurcommissiewet afschaft, deze niet door een huurverordening moest worden gehandhaafd. Spreker is gekomen tot oprichting van dit klachtenbureau, omdat Burgemeester en Wethouders zooveel klachten moesten aanhooren en er z. i. met zulk een bureau, dat de zaken

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1928 | | pagina 7