40 MAANDAG 2 APRIL 1928.
singel en omgeving zijn verhoogd met 50 of 75 cent per week.
Spreker kan hieraan toevoegen, dat een aantal perceelen
eerst kort in het bezit waren van die maatschappij en het
moet naar zijn meening toch wel eenig gewicht in de schaal
leggen op welke wijze de verhooging is tot stand gekomen.
Als de verhuurder geregeld aan zijn onderhoudsplichten heeft
voldaan en als tegemoetkoming moet hij wat meer huur
hebben, zou dat misschien ook sprekers instemming kun
nen hebben, maar als iemand een aantal huizen koopt en
hij verhoogt onmiddellijk daarna de huurprijzen, meent spreker,
dat daarvoor geen gegrond motief is aan te voeren.
Door de Maatschappij Nationaal Grondbezit zijn kort geleden
een 11-tal perceelen verkocht in de Prins Frederikstraat en
de nieuwe eigenaar heeft de huurprijzen onredelijk verhoogd
met 50 of 60 cent per week.
De heer Huurman: Dan moet u aantoonen, dat dat onrede
lijk is.
De heer van Stralen: Als die verhooging redelijk was,
staat voor spreker vast, dat die door Nationaal Grondbezit al
lang was gevorderd.
Spreker wijst voorts op het Levendaal, waar door de firma
Le Poole een tweetal woningen vroeger verhuurd zijn voor
ƒ8.en ƒ10.per week. Naar aanleiding van klachten van
de huurders is die prijs teruggebracht tot ƒ4.50. Er is beroep
geweest op den kantonrechter en nu zijn ze weer verhuurd
voor ƒ8.Spreker acht optreden om zoo iets tegen te gaan
noodzakelijk.
In de Haverzaklaan is de huur van een aantal perceelen
verhoogd van ƒ4.95 op ƒ7.
Spreker wil het bij deze voorbeelden laten. Gaarne zou hij
van Burgemeester en Wethouders vernemen wat er naar hun
meening bij het inkomen van klachten omtrent huurver-
hooging door hen eventueel zal worden gedaan.
De Voorzitter deelt mede, dat van den heer van Stralen
het volgende amendement is ingekomen
sündergeteekende stelt voor het voorstel van Burgemeester
en Wethouders als volgt te lezen
a. enz.
b. aan den dienst van Bouw- en Woningtoezicht op te
dragen een onderzoek in te stellen naar de sinds de ophef
fing der huurwetten plaats gehad hebbende huurverhoogingen.
c. het adres van het bestuur van den Leidschen Bestuur-
dergbond hiermede als afgedaan te beschouwen.
Het amendement van den heer van Stralen wordt voldoende
ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraad
slaging uit.
De heer Spendel wenscht het standpunt van de meerder
heid der Commissie van Fabricage even nader uiteen te zetten.
Die meerderheid is in haar opvatting nog versterkt door het
voorspel, dat de Raad heden heeft genoten. Hetgeen thans
gehoord is, zal later nog wel een enkelen keer worden her
haald. Men heeft alle huiseigenaren gekwalificeerd als onrede
lijke menschen, alle huurverhoogingen als onredelijke huur
verhoogingen en alle ambtenaren, die aangewezen zijn om als
adviseurs op te treden, als menschen, die er niets van weten.
Van zekere zijde wordt de bevoegdheid opgeëischt om alleen
te bepalen wat redelijk en wat onredelijk is.
De meerderheid van de Commissie van Fabricage is op
verschillende gronden tegen de inwilliging van het verzoek
van den Leidschen Bestuurdersbond. Zij heeft een onderzoek
ingesteld in verband met de verschillende huurverhoogingen,
welke na de opheffing der Huurwetten hebben plaats gehad,
en daarbij is gebleken, dat door hen, die de opgelegde ver
hoogingen te veel vonden, de zaak wel wat is opgeschroefd.
De omstandigheden, waaronder die huurverhoogingen hebben
plaats gehad, zijn door ondeskundigen heel moeilijk tebeoor-
deelen. Men moet die verhoogingen bezien in het licht van
hetgeen vaak aan de betrokken huizen is gedaan en een
redelijke huurverhooging derhalve toelaatbaar maakt.
Maar afgescheiden van dat alles, heeft de meerderheid der
Commissie van Fabricage bezwaar tegen het brengen van dit
nieuwe instituut in de gemeentelijke huishouding. Er is geen
enkele rechtsgrond, waarop het gemeentebestuur of een com
missie de macht kan baseeren om de betrokken huiseigenaren
tot de orde te roepen. Men kan met die menschen eens
praten, maar spreker vreest, dat het resultaat dier besprekingen
nihil zal zijn, omdat die huiseigenaren ook wel weten, dat
men hen op geenerlei wijze kan dwingen. Hebben de heeren
dat niet onder het oog gezien, dan moet spreker tot hen het
verwijt richten, dat zij maar in den wilde voorstellen doen,
welke, ten slotte den vorm van paradepaarden aannemen.
Burgemeester en Wethouders willen de zaak opdragen aan
Bouw- en Woningtoezicht, maar spreker weet vooruit, hoe
dat zal gaan. Als die dienst te werk gaat, zooals dat tot dus
verre is geschied, zullen de heer van Stralen en de zijnen
dat niet voldoende achten en eiken maatregel, welke wordt
genomen, en elk overleg en elk onderzoek, dat plaats heeft,
komen kapittelen en als onredelijk en niet naar behooren
ingesteld veroordeelen.
Er is gesproken van publiceeren. Spreker vraagt zich af,
of de gemeente nu moet gaan publiceeren: mijnheer A. heeft
in straat B. de perceelen No. 11 of 13 in huur verhoogd
met zooveel en dat is een onredelijke verhooging. En dan
komt de gemeente waarschuwen: menschen, past op, want
dat is een gequalificeerde uitbuiter van de huurders.
Spreker gelooft niet, dat dit preventief zal werken. De
menschen zullen zich daaraan niet storen. Laten de huurders
zelf met den huiseigenaar spreken, dat is misschien een weg,
maar spreker acht het niet goed, dat de gemeente daarin
wordt gemoeid. Het is voor spreker een principiëele kwestie.
Het gevolg zou misschien weer zijn, dat het aan de gemeente
geld kost, want Bouw- en Woningtoezicht zal niet in staat
zijn met een beperkt aantal ambtenaren die werkzaamheden
te verrichten. Om deze bijkomstigheid, maar vooral om de
principiëele reden is de meerderheid der Commissie tegen
het voorstel en spreker moet den Raad dan ook adviseeren
dit nieuwe instituut niet in de gemeentelijke huishouding in
te voeren.
De heer Splinter verklaart te behooren tot de minderheid
van de Commissie van Fabricage, welke er geen bezwaar
tegen heeft, dit klachtenbureau in het leven te roepen.
De reden, die Burgemeester en Wethouders vooral heeft
bewogen om met dit voorstel te komen, is gelegen in het
feit, dat de Burgemeester en spreker als Wethouder klachten
ontvingen omtrent verschillende huurverhoogingen. Het College
wil nu die klachten centraliseeren bij één bureau om op de
hoogte te kunnen komen of het redelijke of onredelijke ver
hoogingen zijn. Over het redelijke of onredelijke meent, spreker,
dat men het wel niet altijd eens zal worden, maar naar zijn
oordeel hebben er toch wel onredelijke verhoogingen plaats
gehad. Zoo acht spreker een verhooging van ƒ4.95 op ƒ7.—
een onredelijke huurverhooging, gezien ook de plaats, waar
de huisjes staan.
De heer van Stralen heeft gezegd, dat hij met belangstelling
het praeadvies heelt gelezen, maar dat het College slechts
eenigszins in zijn richting wil gaan, en dat hij daarom ook
graag zou willen weten, welke stappen Burgemeester en Wet
houders zullen willen doen; hierop hoopt spreker nader terug
te komen.
De heer van Stralen maakte er bezwaar tegen, dat een
expert is aangesteld, die zelf huiseigenaar is, maar spreker
merkt op, dat het iemand is, die zeer onpartijdig is, alhoewel
hij huiseigenaar is. De heer Groeneveld interrumpeert nu wel,
dat zoo iemand niet onpartijdig kan zijn, maar spreker vraagt,
of dan alleen een huurder het kan wezen. Spreker heeft de
huizen, die de heer van Stralen zoo vriendelijk was op te
geven, laten nagaan door dien expert, en hij meent, dat deze
degelijk geschat heeft naar de waarde van de huizen; over
het algemeen kwam hij als resultaat tot een bedrag, dat iets
lager was, dan hetgeen door den huiseigenaar werd gevraagd.
Zoo schatte b.v. die expert ƒ4.50, terwijl de huiseigenaar
4.75 vroeg. Is het bedrag, dat door den expert is opgegeven
nu redelijk te noemen, en het bedrag, dat door den huis
eigenaar is gevraagd, onredelijk? Spreker meent, dat er moei
lijk een grens is te trekken tusschen redelijk en onredelijk.
De heer van Stralen heeft gezegd, dat de Bond van Huis
eigenaren volkomen op de hoogte was van het resultaat van
het van gemeentewege ingesteld onderzoek. Spreker heeft
hetzelfde verslag gelezen als de heer van Stralen, maar hij
heeft het anders opgevat. Hij meent,dat het uitsluitend betrof
de leden van dien Bond en niet degenen, die er buiten stonden.
Spreker heeft de zaak met den Directeur van Bouw- en
Woningtoezicht behandeld en tevens met den expert, die de
huizen heeft getaxeerd.
De heer van Stralen wil het archief van de Huurcommissie
benutten, doch dat archief zegt voor spreker niets, omdat er
huizen bij zijn, die een anderen eigenaar hebben gekregen;
misschien zijn er verbeteringen aangebracht en wellicht zijn
zij steeds te laag verhuurd geweest. Spreker meent, dat,
wanneer men in den tegenwoordigen tijd een huis koopt,
men recht heeft op een behoorlijke rente, zoodat de huur dan
wat moet verhoogd worden.
Spreker is ook voor de instelling van het bureau, omdat
men dan misschien tot overeenstemming kan komen. Spreker
heeft een geval bij de hand gehad, waarin de huiseigenaar
ƒ7.huur vroeg, terwijl het huis was geschat op ƒ5.50. De
zaak is toen met den eigenaar besproken, met het resultaat,
dat de huur tol ƒ6.per week \yerd teruggebracht.
De heer van Stralen spreekt van groote complexen in de
Voorstraat, maar daar is uit een onderzoek, vanwege Burge
meester en Wethouders ingesteld, gebleken, dat er geen sprake
is geweest van onredelijke huurverhooging.