MAANDAG 2 APRIL 1928.
55,
school met 5-jarigen cursus de bediening van de centrale
verwarmingsinstallatie weder op te dragen, nadat hij in 1916
daarvan werd ontslagen en sindsdien een ander persoon
daarmede belast is geweest?
b. Zijn Burgemeester en Wethouders bereid, na zich nader
te hebben vergewist van den omvang der overige werkzaam
heden van dezen beambte en na nog eens te hebben onder
zocht, hoe in andere inrichtingen van ongeveer denzelfden
aard en omvang hier en elders de werkzaamheden van den
concierge zijn geregeld, nog eens ernstig te overwegen of hun
besluit naar recht en billijkheid kan worden gehandhaafd en
daarvan mededeeling aan den Raad te doen?
De heer Splinter deelt mede, dat het antwoord op de
eerste vraag als volgt luidt
Nadat Burgemeester en Wethouders tot de hoofden van
dienst een circulaire hadden gericht, dat zij zich voor voor
stellen, die tot bezuiniging zouden kunnen leiden, hielden
aanbevolen, werd de aandacht van het College gevestigd op
het stoken van de centrale verwarming der H. B. S. aan den
Hoogen Rijndijk.
De centrale verwarming van die school werd toch door
een afzonderlijk werkman der gemeente gestookt, niettegen
staande aan die school eeti concierge is verbonden. Dit kostte
de gemeente ƒ650.extra, waaronder een vaste toelage van
3.75 per week gedurende bet geheele jaar aan dien werkman
voor overuren. De verdere kosten gedurende het stookseizoen
waren 15.per week.
Aangezien Burgemeester en Wethouders het stoken van de
centrale verwarming achten te behooren tot de normale taaie
van den conciergehebben zij hem opgedragen voor de be
diening van de centrale verwarming te zorgen. Burgemeester
en Wethouders stellen zich daarbij op het standpunt, dat
indien hij lichamelijk niet in staat is deze tot zijn werkkring be-
hoorende werkzaamheden te verrichten, hij zich kan laten keuren.
Weliswaar werd in 1916 besloten voor het stoken hulp te
verschaffen, doch men verkeerde toen in een overgangsperiode.
Immers was eenigen tijd tevoren het nieuwe gebouw aan den
Hoogen Rijndijk in gebruik genomen. Het is begrijpelijk, dat
toen van den concierge extra-werkzaamheden werden verlangd
en dat het toenmalige College daarin aanleiding vond den
concierge tijdelijk eenige hulp te geven. De assistentie zou
echter alleen in de ochtenduren worden verleend, terwijl dit
geen hoogere uitgave zou meebrengen dan 120.per
jaar. Deze assistentie in de ochtenduren is langzamerhand
uitgegroeid tot een volledige bediening, waarvan de kosten
inmiddels zijn gestegen tot 650.per jaar» Het spreekt
van zelf, dat het vroeger genomen besluit, hetwelk bovendien
een veel minder verre strekking had als de practijk er tenslotte
van gemaakt heeft, niet eeuwig behoeft te blijven gelden.
Als Burgemeester en Wethouders van oordeel zijn, dat
iets verandering behoeft, dan moeten zij daartoe overgaan.
Het is een zeer eenvoudige zaak; iemand behoort zijn volle
taak te kunnen verrichten.
Thans de tweede vraag.
Er bestaat voor Burgemeester en Wethouders geen aanleiding
een nader onderzoek in te stellen; de zaak is van alle kanten
bekeken en nieuwe gezichtspunten kunnen niet worden ge
opend. Burgemeester en Wethouders hebben nagegaan, welke
werkzaanheden, met inbegrip van het stoken der centrale
verwarming, tot de gewone taak van den concierge behooren.
Deze werkzaamheden zijn:
a. toezicht op het onderhoud en op het schoonmaken van
het gebouw;
b. eenvoudig schrijf- en administratief werk, waarvoor de
Directeur nietaltijd gelegenheid heeft, terwijl deconcierge voorts
de noodige tact moet bezitten om met leerlingen om te gaan.
Burgemeester en Wethouders achten het ook niet noodig
elders een onderzoek in te stellen, omdat wij alleen te maken
hebben met het geval, zooals zich dat hier voordoet.
Bovendien moet ook in andere gemeentegebouwen, waarin
een concierge geplaatst is, deze voor de verwarming zorgen
en dezelfde concierge, om vvien het thans gaat, heeft indertijd
toch ook moeten zorgen voor de verwarming in de oude
H. B. S. Daar was geen centrale verwarming en de werkzaam
heden zullen toen dus zeker niet geringer geweest zijn dan
thans.
Burgemeester en Wethouders achten het volkomen logisch
en billijk, dat de concierge, die vlak naast de H. B. S. woont,
met de bediening van de centrale verwarming wordt belast.
Is hij lichamelijk daartoe niet in staat, dan dient hij zich,
zooals reeds werd opgemerkt, te laten keuren.
Wij hebben hier nu eens een sprekend geval, waarin, zij
het op kleine schaal, kan worden bezuinigd. Het oordeel over
dergelijke détailpunten van zuiver dagelijksch beheer moet
aan Burgemeester en Wethouders worden overgelaten, daar
het anders voor hen moeilijk wordt verdere bezuinigingen op
allerlei gebied, die zij op het oog hebben of mochten hebben,
door te voeren.
De heer Sijtsma is niet bevredigd door het antwoord van
den Wethouder, omdat hij meent, dat onder normale omstan
digheden een concierge dat werk niet goed kan doen. De heer
Splinter somt op wat de man te doen heeft en spreekt dan
van orde houden, maar zoo'n concierge moet vier keer per
dag 300 jongens binnenlaten en weer uitlaten en daarbij zorgen,
dat er geen onregelmatigheden plaats hebben, wat een heel
moeilijk werk is. Verder heeft hij een massa administratief werk.
De heer Splinter voegt spreker toe: Diet »een massa". Spreker
wijst er echter op, dat een concierge een factotum is. Hij wordt
door de leeraren voor allerlei dingen gebruikt, hij moet rap
porten overschrijven en nog eens overschrijven, enz. enz.
Spreker heeft uitgerekend, dat de man, als hij de centrale
verwarming ook moet bedienen, 70 a 72 uren dienst zai moeten
doen per week, terwijl hij ook 's Zondags zal moeten werken,
omdat die centrale verwarming 's Zondags moet worden aan
gelegd. Als men de geheele week in touw is, mag men 's Zondags
toch wel vrij zijn.
Aan de Leidsche Ambachtsschool en aan de Christelijke
H. B. S. is voor dat weik een apart persoon aangesteld, terwijl
in verschillende andere gemeenten o.a. Amsterdam, Rotter
dam, Gouda, dat eveneens gebeurt aan gemeentegebouwen.
Bovendien stelt spreker de vraag, waarom men den man in
1916 van dat werk heeft ontslagen en thans, nu hij zooveel
ouder is, wil men hem daarmede weer belasten. Bezuinigen
acht spreker goed, maar niet ten koste van de gezondheid van
zulk een eenvoudigen man als een concierge. Meent men, dat
het ambt van concierge en de bediening van de centrale ver
warming door één persoon moeten worden waargenomen, dan
late men den man keuren, want, als hij met dit werk voort
gaat, zal hij zijn betrekking noodgedrongen moeten neerleggen,
terwijl hij met hart en ziel er voor gevoelt.
De heer Parmentier kan zich niet begrijpen, hoe de heer
Sijtsma bezwaar kan maken tegen dezen maatregel van Bur
gemeester en Wethouders. Het aanhouden van de centrale
verwarming, wat eigenlijk niets anders is dan het aanhouden
van een kachel, doet de man niet na het binnenlaten van al
die jongens, maar reeds tevoren en daarmede is ten hoogste
een uur gemoeid. Voor dat werk heeft de gemeente tot dus
verre 24.per week betaald, terwijl het alleen gedurende
het winterseizoen behoefde plaats te hebben. Dat is bespottelijk
en spreker juicht het ten zeerste toe, dat Burgemeester en
Wethouders dien maatregel hebben getroffen.
De heer Verweij kan de meening van den Wethouder
onderschrijven, dat een bepaald ambtenaar een bepaalde taak
moet vervullen en dat, wanneer het stoken van de centrale
verwarming aan een bepaalde inrichting behoort tot de taak
van den concierge, deze ook een en ander moet verrichten.
Hier acht spreker het echter een op zichzelf staand geval;
sinds 1916 had de man dat werk niet meer behoeven te doen.
Er komt nog bij, dat de man niet heelemaal gezond meer
is. Hij is gedurende die 12 jaar gegroeid in die functie,
waarvan spreker beweert, dat geen der leden ten volle kan
beoordeelen wat tot zijn taak behoort. Nu moet hij op zijn
ouden dag, want hij nadert de 60, ineens die centrale ver
warming gaan stoken.
Men zal zeggendan moet hij maar pensioen aanvragen,
maar spreker kan zich voorstellen, dat er menschen zijn, die
zoozeer aan hun functie gehecht zijn, dat zij er op dien
leeftijd nog niet uit willen. Dit nu wordt hem onmogelijk
gemaakt door hem dit zware werk op te dragen. Spreker
wil niet beweren, dat het boven de krachten van iederen
concierge zou gaan, maar men heeft hier te doen met een
uitzonderingsgeval. Wanneer er een nieuwe concierge moest
worden benoemd, zou spreker zich er mede kunnen vereenigen,
dat hem een omschreven, afgebakende taak werd gegeven,
inhoudende de verzorging van de centrale verwarming, maar
voor dit bijzondere geval wil hij de zaak anders bezien.
De heer Groeneveld vraagt nog ingelicht te worden, hoe
er ƒ650.— per jaar bezuinigd kan worden, als de Wethouder
een loonbesparing van ƒ3.75 per week noemt.
De heer Splinter doet den heer Groeneveld opmerken,
dat de kosten waren 3,75 per week plus 15,— per week
gedurende het stookseizoen. Vroeger kwam de man alleen
helpen in de ochtenduren, langzamerhand ook des middags
en des avonds, en zoo is die zaak uitgegroeid tot 650.
per jaar.
De heer Verweij zeide, dat de concierge graag wil blijven,
maar spreker wil dan wel mededeelen, dat de man in 1925
er anders over dacht, want toen wilde hij zich laten afkeuren,
maar is hij goedgekeurd.
De Voorzitter verklaart de interpellatie voor gesloten en
vraagt vervolgens, of nog iemand iets in het belang van de
gemeente in het midden heeft te brengen.