GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
37
00£KOMEN ITUKKEM.
N°. 72. Leiden, 29 Maart 1928.
Op 17 October 1927 besloot Uwe Vergadering overeen
komstig ons voorstel (Ingek. Stukken No. 227) ten behoeve
van den bouw van een nieuwe Groote Havenbrug met
bijkomende werken een bedrag van ƒ235.000.te onzer
beschikking te stellen. Blijkens de toelichting tot ons voorstel
werd daarbij als type gekozen de rolbasculebrug met elec-
trische beweegkracht.
Aangezien de vaststelling van het bestek voor den onder
bouw en de openbare aanbesteding daarvan eerst kan plaats
hebben, nadat de bovenbouw en de bewegingsinrichting zijn
gegund en de bijzonderheden daarvan mitsdien vaststaan, is
allereerst voor den bovenbouw en de bewegingsinrichting,
gelijk voor dergelijke werken gebruikelijk is, ondershands, en
wel aan een 11-tal firma's, prijsopgave gevraagd.
In overeenstemming met de Oommissie van Fabricage
komt het ons voor, dat de meest aannemelijke aanbieding
die is van de N. V. Oonstructie-Werkplaatsen en Werktui-
genfabriek „De Nederlandsche Staalindustrie" te Botterdam,
welke bereids verschillende groote bruggen, o. a. te 's Graven-
hage en te Botterdam, heeft uitgevoerd.
Wij geven Uwe Vergadering, onder verwijzing voor wat
de nadere bijzonderheden betreft naar de ter inzage gelegde
stukken, mitsdien in overweging, het maken, leveren en
bedrijfsvaardig stellen van den bovenbouw met bijbehoorende
werken en van de daarbij passende bewegings- en opzet-
inrichtingen met bijbehoorende werken ten behoeve van eene
nieuwe Groote Havenbrug (enkele rolbasculebrug) onders
hands op te dragen aan de Naamlooze Vennootschap Con
structiewerkplaatsen eu Werktuigenfabriek „De Nederlandsche
Staalindustrie" te Botterdam voor 73.810.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 73. Leiden, 19 April 1928.
Op 8 December 1927 nam Uwe Vergadering aan de hier
achter afgedrukte motie van Uw medelid, den heer van Eek,
waarbij ons College in overweging werd gegeven, de noodige
wijzigingen in de verordeningen, regelende de samenstelling
van de Commissiën van Fabricage en voor het Grondbedrijf
voor te stellen, opdat de mogelijkheid zou worden geopend,
alle belangrijke partijen in deze commissiën vertegenwoordigd
te doen zijn.
Aan de hand van het rapport van de Commissie van
Fabricage, wier advies wij inwonnen, en waarin, gelijk U
bekend is, dezelfde leden als in de Commissie voor het
Grondbedrijf zitting hebben, deelen wij U alsnu het vol
gende mede.
Met de commissie komt het ons voor, dat het in de ge
geven omstandigheden wel aanbeveling verdient, het aantal
leden van de Commissiën van Fabricage en voor het Grond
bedrijf van 3 tot 5 (den Voorzitter in beide getallen begrepen)
uit te breiden. Immers, in de eerste plaats wordt aldus, ook
voor het werk van deze beide belangrijke raadscommissiën,
een veelzijdiger gedragen verantwoordelijkheid tot stand
gebracht. In de tweede plaats kan het bij een juiste wijze
van werken tot bekorting van de discussies in den Baad
leiden, indien een grooter deel van den Baad in de voor
bereiding van de zaken wordt betrokken. Ten slotte is, naar
de Commissie van Fabricage ons mededeelt, bij de behande
ling van moeilijke zaken door haar meermalen als een bezwaar
gevoeld, dat de gedachtenwisseling geschiedde in een zoo
kleinen kring.
Intusschen dient er tegen te worden gewaakt, dat niet
tengevolge van de uitbreiding van het aantal leden van de
bedoelde commissie een belangrijke vertraging in de geregelde
afdoening van zaken ontstaat. In 1926 toch hield de Com
missie van Fabricage 48 vergaderingen en werden 973 dossiers
bij haar aanhangig gemaakt; in 1927 was het aantal ver
gaderingen 46 en bedroeg het aantal dossiers 986. De vrees
is dus gewettigd, dat een commissie van belangrijk uitge
breider samenstelling niet meer in staat zal zijn in hetzelfde
tijdsverloop van een zoo groot aantal stukken kennis te
nemen en daaromtrent advies uit te brengen. Dit bracht er
ons toe een onderzoek in te stellen in verschillende andere
gemeenten. Uit dat onderzoek bleek ons, dat aldaar, niet
tegenstaande het aantal leden der commissie in de meeste
voor vergelijking in aanmerking komende gemeenten, den
Voorzitter inbegrepen, 5 bedraagt (u.l. in Haarlem, Arnhem,
Groningen, 's Gravenhage, Dordrecht, Tilburg en Eindhoven),
in Nijmegen en Amsterdam zelfs 6, in Utrecht en Botterdam
7, de door ons gevreesde bezwaren niet worden gevoeld.
De verklaring ligt hierin, dat de werkzaamheid der com
missiën in de genoemde gemeenten zich meer, dan tot dus
verre te Leiden gebruikelijk was, tot de belangrijkste zaken
beperkt, hetgeen o. m. in het aantal vergaderingen tot uit
drukking komt. Terwijl de commissie alhier in den regel
éénmaal in de week vergadert, vindt een zoo groot aantai
vergaderingen elders alleen in de veel grootere gemeenten
Botterdam en 's Gravenhage plaats. In Groningen, Haarlem,
Utrecht, en zelfs in Amsterdam wordt daarentegen in den
regel slechts éénmaal in de 14 dagen vergaderd, in Arnhem,
Nijmegen, Eindhoven en Dordrecht zelfs slechts éénmaal in
de maand of nog minder.
Een beperking nu van het aantal dossiers, dat in de
commissie in behandeling wordt gebracht, aldus, dat de
commissie slechts éénmaal in de 14 dagen vergadert, blijkt
ook hier mogelijk en wenschelijk. Immers, van de 973 dossiers
welke in 1926, en van de 986 dossiers, welke in 1927 bij
de commissie aanhangig werden gemaakt, waren er, naar
de Commissie van Fabricage in haar rapport opmerkt, resp.
600 en 575 van zoo eenvoudigen aard, b. v. betreffende
eenvoudige toepassingen van wetten of verordeningen, dat
daarover vrijwel geen discussie behoefde te worden gevoerd,
of mogelijk was, en de commissie zich zonder meer bij het
advies der betrokken ambtenaren kon aansluiten. Nochtans
vereischte de behandeling, ook van deze zaken, natuurlijk
tijd. Het komt ons voor, dat deze tijd kan worden ge
wonnen door het meereudeel van laatstbedoelde dossiers
voortaan niet meer bij de commissie aanhangig te maken
en hare werkzaamheid mitsdien te bepalen tot d e zaken,
welke werkelijk van eenig belang zijn en waarover verschil van
gevoelen mogelijk is, evenwel met dien verstande, dat de
commissie in elk geval haar aandacht zal blijven wijden
aan alle zaken, haren werkkring betreffende, welke bestemd
zijn te zijner tijd in den Baad in behandeling te komen.
Wordt een dergelijke werkwijze gevolgd, dan zal, gelijk ook
in andere gemeenten geschiedt, niet meer dan éénmaal in
de 14 dagen behoeven te worden vergaderd en dus een be
hoorlijke kennisneming en afdoening van de stukken ook
door een commissie van uitgebreider samenstelling mogelijk
zijn, zonder dat de vlotte afdoening van de zaken van
minder belang hierdoor vertraging ondervindt.
De beoogde uitschakeling van de onbelangrijke stukken
kan naar het oordeel van de Commissie van Fabricage het
beste worden bereikt, door het verouderde systeem van de
uitvoerige opsomming van de zaken, welke tot den werkkring
van de commissie behooren, in de artikelen 6, 7, 8 en 9
der verordening (Gem. Blad 1925, No. 3) te laten vallen en
daarvoor, op het voorbeeld van de recente verordening voor
de Commissie voor het Onderwijs (Gem. Blad 1927, No. 12)
in de plaats te stellen, dat de commissie van advies dient
omtrent de zaken van Fabricage en van de Beiniging, voor
zoover dat van haar gevraagd wordt, of door haar wen
schelijk of noodig wordt geacht en voorts de bevoegdheid
heeft, zelf aan Burgemeester en Wethouders omtrent
onderwerpen, tot haren werkkring behooren de, de voor
stellen te doen, welke haar noodig of nuttig voorkomen.
Hierbij ware, in overeenstemming met hetgeen ook thans
reeds geldende is, buiten het begrip „zaken van fabricage"
en buiten den werkkring van de commissie te houden, het
geen betrekking heeft op de Stedelijke Fabrieken van Gas
en Electriciteit, het Openbaar Slachthuis, de Gestichten
„Endegeest", „Voorgeest" en „Bhijngeest" en de brand-
blusch- en reddingsmiddelen. Ten slotte stelt de commissie
voor, het recht tot benoeming van de vaste werklieden van
haar over te brengen bij den betrokken Directeur onder goed
keuring van ons College, aangezien dit h. i. meer in over
eenstemming is met de taak van eene Commissie van
Bijstand, gelijk deze in de wet is bepaald.
Ons College kan zich, zooals uit het vorenstaande blijkt,
in het algemeen zeer wel met het advies van de Commissie
van Fabricage vereenigen, doch zou U bovendien nog willen
voorstellen de Commissiën van Fabricage en voor het Grond
bedrijf te doen samensmelten, aangezien beide commissiën
de laatste jaren niet alleen denzelfden Voorzitter hebben,
doch Uwe Vergadering ook dezelfde personen uit zijn midden
tot leden daarvan heeft aangewezen.
Blijkens haar hierachter afgedrukt rapport heeft de Com
missie voorde Huishoudelijke Verordeningen tegen uitbreiding
van het ledental van beide commissiën geenerlei bezwaar en
evenmin tegen samensmelting van de twee commissiën. In
meerderheid is zij echter gekant tegen- de verder thans
voorgestelde wijzigingen van de bestaande verordening,
terwijl zij unaniem op behoud van artikel 8 (benoemings
recht van de vaste werklieden) prijs stelt.
In de zienswijze van ons College heeft een en ander echter
geen verandering gebracht behoudens, dat het ons bij nadere